beschikking
RECHTBANK DEN HAAG
Team Handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/395482 / HA RK 11-320
Beschikking van 29 maart 2013
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te Guyana,
verzoekster,
advocaat mr. H.K. Jap-A-Joe te Utrecht,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Veiligheid en Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder aan te noemen: ‘de IND’)
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. J.J. Nooteboom.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 31 mei 2011 ingekomen verzoekschrift,
- de brieven van mr. Jap-A-Joe van 22 december 2011, 24 april 2012, 11 oktober 2012, 13 februari 2013 en 12 maart 2013,
- de brieven van de IND van 27 juni 2011, 27 augustus 2012, 27 november 2012 en 5 maart 2013,
- de brief van de officier van justitie van 19 maart 2013.
1.2. Mr. Jap-A-Joe, de IND en de officier van justitie hebben allen te kennen gegeven af te zien van een mondelinge behandeling van het verzoekschrift.
2. Het verzoek
Verzoekster verzoekt de rechtbank vast te stellen dat zij in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Zij voert daartoe aan dat zij is geboren als natuurlijk kind van een Nederlandse moeder, zodat zij van rechtswege bij haar geboorte de Nederlandse nationaliteit verkreeg.
3. Het standpunt van de IND en van de officier van justitie
3.1. De IND concludeert dat verzoekster bij haar geboorte de Nederlandse nationaliteit verkreeg en dat zij nog steeds in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Een verliesmogelijkheid op grond van het bepaalde in artikel 15 lid 1 onder c van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) is volgens de IND niet meer aan de orde aangezien verzoekster inmiddels afstand heeft gedaan van haar Guyanese nationaliteit.
3.2. De officier van justitie heeft schriftelijk medegedeeld zich aan te sluiten bij het advies van de IND.
4. De beoordeling
4.1. Verzoekster is op [geboortedatum] 1975 te [woonplaats] (Guyana) geboren als dochter van [A]. Ten tijde van de geboorte van verzoekster was haar moeder in het bezit van de Nederlandse nationaliteit. Verzoekster verkreeg bij haar geboorte, als dochter van een Nederlandse ongehuwde moeder, op grond van artikel 1, aanhef en onder c, van de Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap de Nederlandse nationaliteit.
4.2. Op grond van het bepaalde in artikel 23 van de Grondwet van Guyana wordt iedereen die na 25 mei 1966 in Guyana is geboren burger van Guyana bij geboorte. Hieruit valt af te leiden dat verzoekster vanaf haar geboorte tevens in het bezit is van de Guyanese nationaliteit.
4.3. Op [geboortedatum] 1993 werd verzoekster meerderjarig. Aangezien zij naast de Nederlandse nationaliteit tevens in het bezit was van de Guyanese nationaliteit en woonachtig was in Gyuana, is op [geboortedatum] 1993 voor haar de verliestermijn van 10 jaar als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, RWN(oud) aangevangen.
4.4. Op 1 april 2003 is de herziene RWN in werking getreden, waardoor de verliestermijn voor verzoekster is gestuit en opnieuw is gestart. Dit betekent dat verzoekster niet eerder dan op 1 april 2013 op grond van deze bepaling haar Nederlanderschap kan verliezen. Verzoekster heeft echter op 17 december 2012 afstand gedaan van haar Guyanese nationaliteit, zodat het huidige artikel 15, lid 1 aanhef en onder c, RWN niet meer op haar van toepassing is.
4.5. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek dient te worden toegewezen.
5. De beslissing
De rechtbank stelt vast dat verzoekster vanaf haar geboorte op [geboortedatum] 1975 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. van der Helm en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2013.?