de RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING AMSTERDAM, hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige]
, geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] , Irak, hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder] , hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
[de vader] , hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen JBRA.
Het procesverloop
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek van de Raad van 15 februari 2023.
Op 23 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- mevrouw [naam 1] namens de Raad,
- namens JBRA zijn mevrouw [naam 2] en mevrouw [naam 3] telefonisch gehoord.
De ouders zijn telefonisch bijgestaan door een tolk in de Koerdisch Sorani taal.
De feiten
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige] woont bij de ouders.
Bij beschikking van 15 februari 2023 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot
15 mei 2023.
Het verzoek van de Raad en het standpunt van JBRA
De Raad heeft de voorlopige ondertoezichtstelling verzocht voor de duur van drie maanden.
Aan het verzoek is ten grondslag gelegd dat sprake is van een onveilige thuissituatie waarbij [minderjarige] heeft aangegeven dat hij wordt geslagen wordt door de moeder en hij getuige is van huiselijk geweld van de vader tegen de moeder en hun voortdurende ruzies. Voorts speelt de psychische problematiek van de moeder een rol. Eerder voor het gezin ingezette hulpverlening is onvoldoende van de grond gekomen. De ouders werken in het vrijwillig kader niet mee.
Bij de mondelinge behandeling is het verzoek gehandhaafd. Er zijn veel zorgen over de thuissituatie van [minderjarige] en wat [minderjarige] heeft meegemaakt. Families First is afgelopen vrijdag van start gegaan om zicht te krijgen op de thuissituatie van [minderjarige] .
Namens JBRA is naar voren gebracht dat afgelopen woensdag de eerste kennismaking met het gezin en Families First heeft plaatsgevonden. Families First heeft affiniteit met de culturele achtergrond van het gezin, ook met GGZ problematiek en is voor de moeder de hele dag beschikbaar. De hulpverlening is dus wel op gang gekomen, maar minimaal. JBRA heeft de opvoedsituatie nog niet goed kunnen bekijken en heeft daarbij opgemerkt dat de ouders wel moeten openstaan voor hulpverlening. Als dat over anderhalve week nog niet is verbeterd, zal JBRA zich beraden over een eventueel verzoek om uithuisplaatsing van [minderjarige] . Het traject bij Families First duurt vier weken. Over twee weken zal een tussenevaluatie plaatsvinden. Daaruit zal moeten blijken hoe de interactie tussen [minderjarige] en de ouders verloopt en hoe de thuissituatie is. Als de ouders goed meewerken en inzicht tonen, dan kan Families First bekijken of na vier weken nog extra hulp nodig is of niet.
Het standpunt van de ouders
De moeder heeft naar voren gebracht dat het goed gaat met [minderjarige] en met haar. Zij is niet tegen het verzoek om ondertoezichtstelling, maar heeft moeite met de manier waarop JBRA hen heeft behandeld.
De vader heeft naar voren gebracht dat hij zich niet gehoord voelt door JBRA. De ouders zorgen goed voor [minderjarige] en maken geen ruzie waar hij bij is. Zij willen het beste voor [minderjarige] . Het is goed dat er hulpverlening komt, maar een eerdere politie-inval heeft veel angst aangejaagd, ook bij [minderjarige] . Volgens de vader is een arts nodig, maar geen maatschappelijke hulpverlening. Zij hebben geen probleem.
De beoordeling
Uit de overgelegde stukken en wat op de zitting is besproken is het de kinderrechter gebleken dat het ernstig vermoeden bestaat dat [minderjarige] in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd.
De Raad en JBRA hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat er terechte zorgen zijn over [minderjarige] en zijn thuissituatie. Sprake is van huiselijk geweld, ruzies en er wordt niet goed voorzien in de basisbehoeftes van [minderjarige] . Daarnaast spelen nog andere problemen, zoals de psychische klachten van de moeder en de vader heeft inmiddels een verzoek ingediend tot echtscheiding, waar de moeder niet van op de hoogte was. De kinderrechter heeft de moeder dringend het advies gegeven om een advocaat te zoeken om haar in die zaak bij te staan. Het is duidelijk dat de ouders veel van [minderjarige] houden, maar zij hebben wel hulp nodig om de ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] weg te nemen. Hulpverlening in een vrijwillig kader is al geprobeerd en heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. Dit zou wellicht meer onmacht van de ouders dan onwil kunnen zijn. Wat daar ook van zijn, de kinderrechter heeft er geen vertrouwen in dat de ouders in het vrijwillig kader de benodigde hulp willen accepteren. Het is belangrijk dat beide ouders zich bewust worden van de zorgen om [minderjarige] en gaan samenwerken met JBRA en Familie First. Dat is in het belang van [minderjarige] .
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:257 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De beschikking van 15 februari 2023 is op goede gronden verleend.
Op dit moment zijn de bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] waaraan in ieder geval gewerkt moet worden:
-
Door de inzet van Families First komt er zicht op de thuissituatie en de opvoedsituatie van [minderjarige] ;
-
De ouders werken mee met de hulpverlening;
-
De ouders krijgen zo nodig opvoedondersteuning;
-
Voor de moeder komt hulp bij haar persoonlijke problemen.
De beslissing
De kinderrechter:
handhaaft de beschikking van 15 februari 2023 tot heden;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. A.K. Mireku kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.C. van Lavieren als griffier en in het openbaar uitgesproken op
23 februari 2023.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Amsterdam
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: