1.1
In cassatie kan worden uitgegaan van de volgende feiten1:
a) ELG is een naar Duits recht opgerichte commanditaire vennootschap (“Kommanditgesellschaft”), opgericht met [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) en [betrokkene 2] als commanditaire vennoten en Easy Life Germany Verwaltungs-GmbH (hierna: ELGV) als beherend vennoot. De aandelen in ELGV werden door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] gehouden in de verhouding 51-49%. Zij vormden voorts als elk zelfstandig bevoegd bestuurder tezamen het bestuur van ELGV.
b) ELGV is in Duitsland in het handelsregister ingeschreven op 26 november 2008, ELG op 11 december 2008.
c) [betrokkene 1] heeft in 2007 namens ELG, die toen nog op te richten of in elk geval nog niet in het handelsregister ingeschreven was, twee auto’s van het merk Ferrari van de typen 430 en 599 gekocht. Hij heeft daarvoor uit eigen middelen € 489.483,- incl. BTW betaald. Op of omstreeks 18 februari 2008 zijn de auto’s geleverd en ze zijn door ELG op 14 maart 2008 tot zekerheid overgedragen aan haar financier, de Kreissparkasse Heinsberg. [betrokkene 1] heeft de door hem betaalde BTW ad € 82.783,- van de leverancier en een gedeelte, groot € 199.000,-, van de door hem betaalde koopprijs van ELG terugontvangen zodat nog een door hem voorgefinancierd bedrag van € 207.000,- resteerde. Van de beide Ferrari’s is de Ferrari 430 weer verkocht, en wel door [betrokkene 1] namens ELG aan Global Car Rent S.A. in Luxemburg.
d) [betrokkene 1] heeft bij Porsche Centrum Eindhoven B.V. te Oirschot (hierna: Porsche Zuid) een auto van het merk Porsche gekocht. Voordat het tot aflevering kon komen, is in overleg tussen [betrokkene 1] en Porsche Zuid afgesproken dat een Porsche van een ander dan het oorspronkelijk uitgezochte type zou worden geleverd.
e) Op 19 juni 2008 heeft Porsche Zuid een factuur voor de koopprijs van een Porsche van € 179.579,- (excl. BTW) verstuurd of afgegeven.2 Op verzoek van [betrokkene 1] had zij deze factuur uitgeschreven ten name van ELG en aan ELG geadresseerd.
f) Op of zeer kort na 19 juni 2008 heeft Porsche Zuid de auto, een Porsche van het type GT2 (hierna: de Porsche) afgegeven aan [betrokkene 1] of aan een door deze daartoe naar het garagebedrijf gestuurde medewerker. Enkele dagen later is de Porsche geregistreerd onder het Duitse kenteken [AA-00-BB].
g) [betrokkene 1] had reeds voor de aflevering op 26 februari 2008 € 15.000,- en op 17 juni 2008 € 83.000,- van de koopsom voldaan uit eigen middelen. Op 12 juli 2008 heeft ELG het restant ad € 81.579,- betaald.
h) Kort na 2 september 2008 is [betrokkene 1] door de FIOD aangehouden op verdenking van beleggingsfraude. Bij zijn aanhouding had [betrokkene 1] de Porsche bij zich en die is bij deze gelegenheid in strafrechtelijk beslag genomen.
i) Op 3 december 2008 is [betrokkene 1] failliet verklaard, met benoeming van de curatoren als zodanig. Op enig moment is de Porsche teruggeven en ter beschikking gesteld van de curatoren.
1.5
Nadat getuigenverhoren hadden plaatsgevonden, heeft de rechtbank bij eindvonnis van 8 februari 2012 (zoals verbeterd bij herstelvonnis van 7 maart 2012) geoordeeld dat ECL, mede gelet op het verweer van de curatoren en het bijgebrachte bewijs, onvoldoende feiten heeft gesteld waaruit blijkt dat [betrokkene 1] de koopovereenkomst namens ELG heeft gesloten (rov. 4.10), dat de Porsche ook geleverd is aan [betrokkene 1] (rov. 4.11), en dat geen sprake is van een rechtsverhouding als bedoeld in art. 3:110 BW waaruit naar verkeersopvatting voortvloeit dat [betrokkene 1] de Porsche is gaan houden voor ELG (rov. 4.12 t/m 4.16 i.v.m rov. 4.95), zodat ELG het haar opgedragen bewijs niet geleverd heeft en de door haar in conventie gevorderde verklaring voor recht moet worden afgewezen (rov. 4.17). In rov. 4.19 overwoog de rechtbank vervolgens dat wel vast is komen te staan dat [betrokkene 1] de Porsche onder zich had zodat hij vermoed wordt eigenaar te zijn en de door de curatoren in reconventie gevorderde verklaring van recht dient te worden toegewezen.
1.7
Bij arrest van 13 augustus 2013 heeft het hof het tussenvonnis van 8 december 2009 bekrachtigd en het eindvonnis van 8 februari 2012 zoals verbeterd bij herstelvonnis van 7 maart 2012 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, voor recht verklaard dat ELG eigenaar is van de Porsche, afgezien van de eventuele overdracht tot zekerheid aan de Duitse bank. Hiertoe heeft het hof als volgt overwogen:
“3.4 Porsche Zuid heeft de koopprijs voor de Porsche op 19 juni 2008 gefactureerd aan ELG. Omdat een factuur er naar verkeersopvatting toe strekt een betalingsverplichting van de geadresseerde aan de afzender weer te geven, leidt het hof daaruit af dat Porsche Zuid op 19 juni 2008 van mening was dat zij de Porsche aan ELG verkocht had en dus diende te leveren, afgezien althans van de mogelijkheid dat de factuur valselijk is opgemaakt (maar dat is door niemand gesteld en welk belang zou Porsche Zuid daarbij ook kunnen hebben gehad?). Omdat de factuur op verzoek van [betrokkene 1] ten name van ELG gesteld was, moet aangenomen worden dat ook hij van mening was dat ELG, door hem vertegenwoordigd, de koper was. Hieraan wordt niet afgedaan door de mogelijkheid dat in een eerder stadium mogelijk sprake was geweest van verkoop (van dezelfde en/of een andere auto) aan [betrokkene 1] persoonlijk, welke verkoop dan niet door is gegaan en kennelijk door Porsche Zuid en [betrokkene 1] (al dan niet uitdrukkelijk) in der minne is ontbonden. Omdat de Porsche op de datum van de factuur of zeer kort daarna aan [betrokkene 1] is afgeleverd, acht het hof hierdoor bewezen dat zowel Porsche Zuid als [betrokkene 1] hierbij de bedoeling had dat de eigendom van de Porsche aan ELG werd overgedragen. Geen van de door de curatoren aangedragen aanwijzingen dat de Porsche aan [betrokkene 1] persoonlijk zou zijn geleverd, acht het hof sterk genoeg om dit bewijs te ontkrachten.