Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
23-10-2017
06-11-2017
Gaza nr. AUA201600534
Ambtenarenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (GAZA) - er is in klagers geval geen aanstelling tot ambtenaar tot stand gekomen - de rechter verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het bezwaarschrift.
1 DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, WETENSCHAP, INNOVATIE EN DUURZAME ONTWIKKELING,
2. DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
beiden zetelende in Aruba,
VERWEERDERS,
gemachtigde: mr. I.L. Ras-Orman (DWJZ).
1 PROCESVERLOOP
1.1
Bij beslissing van 7 november 2016 (hierna: de bestreden beslissing) is de terbeschikkingstelling van klager met ingang van 25 augustus 2015 beëindigd.
1.2
Op 5 december 2016 heeft klager hiertegen bezwaar gemaakt, door indiening van een pro-forma bezwaarschrift. Op 22 december 2016 heeft klager de gronden van het bezwaarschrift ingediend.
1.3
Verweerder heeft op 3 maart 2017 een contramemorie ingediend.
1.4
Het bezwaar is behandeld ter zitting van 28 augustus 2017, alwaar zijn verschenen klager bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
1.5
Hierna is uitspraak bepaald op heden.
2 DE FEITEN
2.1
Klager is in dienst van de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister en ter beschikking gesteld bij de Kustwacht van het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied in de rang van matroos.
2.2
Bij brief van 22 oktober 2014 is klager uitgekozen om deel te nemen aan de Kustwachtopleiding 2014-2016 waarin klager wordt bericht dat hij een tijdelijke aanstelling krijgt van vijf jaar. In de brief wordt aan klager het volgende meegedeeld:
(…) “U komt in dienst van de overheid van uw land en u wordt ambtenaar van dit betreffende land. Vanuit de overheid wordt u vervolgens ter beschikking gesteld aan de Kustwacht. (…)”.
2.3
Bij brief d.d. 25 augustus 2015 is klager met onmiddellijke ingang geschorst ten aanzien van de opleiding en is aan hem de toegang tot de werkplek ontzegd, omdat klager als verdachte ter zake openbare dronkenschap (haveloos aangetroffen in surveillance district 2 (Noord) voor artikel 3.52 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba) is opgesloten en dat klager bij zijn aanhouding dreigementen in de richting van de politiepatrouille heeft geuit. Tevens heeft klager bij terugkeer van zijn verlof geen melding heeft gedaan van het voorval.
2.4
Bij brief van 4 september 2015 heeft de directeur van de Kustwacht aan de minister van Algemene Zaken verzocht om de terbeschikkingstelling met klager te beëindigen en hem geadviseerd om de overeenkomst met klager te beëindigen.
2.5
Bij brief van 30 maart 2016, gericht aan de beleidsmedewerker van de minister van Algemene Zaken heeft klager uitleg gegeven over wat er die dag is gebeurd.
2.6
Bij bestreden beslissing van 7 november 2016 is de terbeschikkingstelling van klager met ingang van 25 augustus 2015 beëindigd.
2.7
Bij brief van 8 november 2016 heeft de gemachtigde van klager aan de minister van Algemene Zaken verzocht om het salaris van klager op de gebruikelijke wijze te blijven voldoen en heeft hij zich bereid verklaard om zijn werkzaamheden te blijven verrichten.
3 HET VERZOEK EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1
Klager verzoekt om het bezwaar gegrond te verklaren en de bestreden beschikking te vernietigen. Tevens verzoekt klager om in de uitspraak vast te stellen de betaling van Afl. 2.285,- per maand vanaf 24 oktober 2014, al dan niet met aftrek van hetgeen klager reeds heeft mogen ontvangen, kosten rechtens.
3.2
Klager voert daartoe - kort samengevat - aan dat de bestreden beschikking op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen aangezien klager niet de mogelijkheid is geboden om zich mondeling of schriftelijk te verantwoorden. Voorts meent klager dat de bestreden beschikking in strijd is met de onschuldpresumptie en in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel aangezien klager sinds 25 augustus 2015 geschorst is. Ook is de beschikking in strijd met artikel 85 en/of 98 Lma omdat het ontslag met terugwerkende kracht is verleend. Er was volgens klager geen sprake van bedreiging richting politieagenten. Klager ontkent dat hij zich op ongewenste wijze heeft gedragen. Klager kan zich niets herinneren naar aanleiding van de klap op zijn voorhoofd. Het ontslag van klager betreft een onevenredige straf.
3.3
Verweerders voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkheid van klager, Verweerders voeren daartoe aan dat klager geen ambtenaar is in de zin van artikel 1 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La), noch in de zin van artikel 1 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht.
4 DE BEOORDELING
4.1
De eerste vraag die in deze voorligt is of de ambtenarenrechter bevoegd is om over het verzoek te oordelen. Deze vraag beantwoordt het gerecht ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
4.2
Ingevolge artikel 36, eerste lid van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) is de ambtenaar die door een beschikking, handeling of weigering rechtstreeks in zijn belang is getroffen bevoegd daartegen een bezwaarschrift in te dienen.
Ingevolge artikel 3, lid 1 van de La oordeelt bij uitsluiting in eerste aanleg het gerecht in ambtenaren over beschikkingen, handelingen en weigeringen (om te beschikken of te handelen) ten aanzien van ambtenaren als zodanig, hun nagelaten betrekkingen en rechtverkrijgenden, door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken. Ingevolge artikel 1, eerste lid van de La en artikel 1, eerste lid van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), is ambtenaar in de zin van die landsverordeningen hij die door het bevoegde gezag is benoemd of aangesteld in openbare dienst om in Aruba werkzaam te zijn.
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 4 van de Lma dat onder bevoegd gezag wordt verstaan de Gouverneur.
Ingevolge het derde lid, aanhef en onder b van artikel 1 van de La zijn degenen met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten geen ambtenaar in de zin van deze verordening.
4.3
Vast staat dat het bevoegde gezag klager niet bij landsbesluit als ambtenaar heeft aangesteld en dat tussen partijen geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is gesloten.
4.4
Verweerders bestrijden dat klager op enig moment sinds zijn terbeschikkingstelling op 24 oktober 2014 de status van ambtenaar heeft gekregen.
4.5
Volgens vaste rechtspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, is het in de kleine eilandelijke samenleving op Aruba van groot belang dat de formele regels voor het tot stand brengen van (aanstellings-)besluiten strikt worden gehanteerd. Indien die regels niet worden gehanteerd, zal niet licht mogen worden aangenomen dat desalniettemin een (aanstelling-)besluit tot stand is gekomen. Indien een dergelijk besluit ontbreekt kan slechts onder bijzondere omstandigheden toch een aanstelling als ambtenaar tot stand komen. Daarvoor dient duidelijk te blijken van een aan de zijde van het betrokken orgaan levende bedoeling om een dergelijke verhouding tot stand te brengen, dan wel van feiten of omstandigheden op grond waarvan de betrokken ambtenaar heeft mogen begrijpen dat een aanstelling als ambtenaar feitelijk heeft plaatsgevonden (RvBAz d.d. 10 december 2008, nr. 41 van 2008 en RvBAz d.d. 23 augustus 2011, nrs 61 t/m 64, 66 t/m 68 van 2010).
4.6
Naar het oordeel van het gerecht is onvoldoende gebleken dat er bij het tot aanstellen bevoegde gezag de duidelijke bedoeling bestond om klager als ambtenaar aan te stellen. Er zijn ook geen feiten of omstandigheden op grond waarvan klager mocht aannemen dat een aanstelling feitelijk had plaatsgevonden.
4.8
Gelet op het vorenstaande is het gerecht van oordeel dat in klagers geval geen aanstelling tot ambtenaar tot stand is gekomen. Het gerecht acht zich gelet hierop onbevoegd om kennis te nemen van het bezwaarschrift.
4.9
Voor een kostenveroordeling bestaat geen grond.
5 DE UITSPRAAK
De rechter in dit gerecht:
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het bezwaarschrift.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 oktober 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.
Bij ontstentenis van mr. N.K. Engelbrecht ondertekend door mr. W.J. Noordhuizen.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: