Beklag. Klaagschrift tegen inhouding rijbewijs ex art. 164.8 WVW 1994. Op gronden vermeld in de CAG kan klager niet worden ontvangen in het ingestelde cassatieberoep. CAG: het rijbewijs van klager is op 27-12-2017 voor een periode van 8 maanden ingehouden, o.v.v. “Inhouden uiterlijk tot: 23-8-2018”. Uit bij het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant en de CVOM ingewonnen inlichtingen is gebleken dat klager op 27-3-2018 door de Pr is veroordeeld tot o.m. een OBM van 8 maanden, waartegen klager tijdig h.b. heeft ingesteld. Het rijbewijs is op 22-8-2018 verzonden aan het CBR i.v.m. een aldaar nog openstaande vordering en op die dag is een brief ‘Kennisgeving einde ontzegging rijbevoegdheid’ aangemaakt. Het moet ervoor worden gehouden dat klager geen belang meer heeft bij het cassatieberoep. Vast staat immers dat van inhouding van het rijbewijs o.g.v. art. 164.4 WVW 1994 vanaf 23-8-2018 geen sprake meer is geweest. Een evt. vernietiging van de bestreden beschikking kan daardoor geen verandering brengen in de rechtspositie van klager m.b.t. tot het rijbewijs.
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 7 februari 2018, nummer RK 18/000709, op een klaagschrift als bedoeld in art. 164 van de Wegenverkeerswet 1994, ingediend door:
[klager]
, geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1963.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft G.P. Dayala, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in het cassatieberoep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.1 en 3.2 kan de klager niet worden ontvangen in het ingestelde beroep.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klager niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 februari 2019.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: