WAHV 06/01313
27 februari 2007
CJIB 89085834828
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 21 juli 2006
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhoudster bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van Euro 95,- opgelegd ter zake van "voor het motorrijtuig van 3500 kg of minder heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren", welke gedraging zou zijn verricht op 17 augustus 2005 om 00.45 uur op de Melbournestraat te Rotterdam met het voertuig met het kenteken [kenteken]
3.2. Niet in geschil is dat ten tijde van de gedraging het keuringsbewijs voor het betreffende voertuig zijn geldigheid had verloren en dat dit voertuig geparkeerd stond op voormelde plaats.
3.3. Het beroep strekt ten betoge dat het hier een particulier terrein betreft en het voertuig derhalve niet in het bezit hoefde te zijn van een keuringsbewijs.
3.4. Artikel 72, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) bepaalt dat voor een motorrijtuig of een aanhangwagen, waarvoor een kenteken is opgegeven dan wel dient te zijn opgegeven, een keuringsbewijs dient te zijn afgegeven.".
3.5. Artikel 73, eerste lid, WVW 1994 houdt in:
"Artikel 72 geldt niet indien:
a. (...)
b. De geldigheid van het voor het betrokken voertuig afgegeven kentekenbewijs is geschorst overeenkomstig paragraaf 6 van hoofdstuk IV.".
3.6. Uit het vorenoverwogene volgt niet dat de keuringsplicht niet geldt in het geval het voertuig is gestald op particulier terrein en geen gebruik van de weg maakt. Derhalve rustte in het onderhavige geval op de betrokkene de verplichting het voertuig te laten keuren. Indien de betrokkene dit niet wenst, kan zij gebruik maken van de mogelijkheid tot schorsing van het kentekenbewijs, van welke mogelijkheid inmiddels gebruik is gemaakt. Derhalve is vast komen te staan dat de onder 3.1 vermelde gedraging is verricht.
3.7. Verder voert de betrokkene aan dat de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht het opleggen van een sanctie niet billijken. Het was voor de betrokkene namelijk niet duidelijk dat het voertuig moest voldoen aan de keuringsplicht. Hiertoe voert zij aan dat een andere rechter heeft bepaald dat de betrokkene op de onder 3.1 vermelde plaats mocht staan zonder verzekering en zonder wegenbelasting. Het betrokken voertuig is een oldtimer en er bestaat dan ook geen verplichting tot het betalen van wegenbelasting. Derhalve zag de betrokkene geen aanleiding het voertuig te schorsen. Inmiddels is het voertuig geschorst, maar is wederom een bekeuring voor dezelfde gedraging opgelegd.
3.8. Het hof stelt vast dat de betrokkene geen nadere gegevens heeft verstrekt, waaruit de inhoud van de beslissing van de andere rechter blijkt. Uit de eigen bewoordingen van de betrokkene valt echter af te leiden, dat niet is geoordeeld dat de keuringsplicht niet meer gold. Bovendien lag het op de weg van de betrokkene, indien zij niet op de hoogte was van de geldende regels en procedures, hiernaar te informeren bij de betrokken instanties. Met name de Dienst voor het Wegverkeer (RDW) had haar op daartoe strekkende vragen kunnen informeren dat de keuringsplicht ook geldt wanneer het voertuig zich niet op de weg bevindt en dat voor zogeheten 'oldtimers' geen uitzondering op de keuringsplicht geldt. Naar het oordeel van het hof zijn er dan ook geen omstandigheden gebleken van dien aard dat deze het opleggen van de onderhavige administratieve sanctie niet billijken of welke tot matiging van de opgelegde sanctie dienen te leiden.
3.9. Het hof merkt hierbij nog op dat niet kan worden geoordeeld over andere aan de betrokkene opgelegde sancties. Indien de betrokkene het niet eens is met deze sancties, dient zij hiertegen apart in beroep te gaan.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van Kuiper als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.