[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 17 april 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg zijn de eerder uitgevaardigde strafbeschikkingen vernietigd en is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde in de zaken met parketnummers 10-087567-17 en 10-087975-17 (gevoegd) veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 600,00, subsidiair 12 dagen hechtenis, waarvan € 300,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
(parketnummer 10-087567-17)
hij op of omstreeks 14 mei 2017 te Rotterdam, zich in het openbaar, te weten De Meent, althans een openbare weg, mondeling, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten de joden, wegens hun ras, door opzettelijk beledigend te roepen en/of te zeggen: "Hamas, hamas, Joden aan het gas";
(parketnummer 10-087975-17)
hij op of omstreeks 15 mei 2017 te Rotterdam zich in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun godsdienst, door in het openbaar te roepen: "hamas, hamas, Joden aan het gas".
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde in de zaken met parketnummers 10-087567-17 en 10-087975-17 zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden als nader omschreven in het schriftelijk requisitoir.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde in de zaken met parketnummers 10-087567-17 en 10-087975-17 heeft begaan, met dien verstande dat:
(parketnummer 10-087567-17)
hij op of omstreeks 14 mei 2017 te Rotterdam, zich in het openbaar, te weten op De Meent, althans een openbare weg, mondeling, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten de joden, wegens hun ras, door opzettelijk beledigend te roepen en/of te zeggen: "Hamas, hamas, Joden aan het gas";
(parketnummer 10-087975-17)
hij op of omstreeks 15 mei 2017 te Rotterdam zich in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun godsdienst, door in het openbaar te roepen: "hamas, hamas, Joden aan het gas".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer
10-087567-17 levert op:
zich in het openbaar mondeling opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras.
Het bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer
10-087975-17 levert op:
zich in het openbaar mondeling opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun godsdienst.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op twee opeenvolgende dagen schuldig gemaakt aan opzettelijke belediging van Joden. Ondanks dat de verdachte reeds op 14 mei 2017 op het beledigende karakter van deze uitlating was gewezen en hij zei dat te onderkennen, heeft hij daags daarna de gewraakte leus wederom geroepen. Het hof neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Met zijn handelen heeft de verdachte blijk gegeven van een totaal gebrek aan respect voor hetgeen de Joden in de Tweede Wereldoorlog is overkomen. Hij heeft tot tweemaal toe in het openbaar een gedachtegoed verkondigd dat ernstig indruist tegen het grondwettelijk beginsel dat bescherming moet bieden aan een ieder.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Gelet op de ernst van de feiten alsmede in aanmerking nemend de cognitieve beperkingen van de verdachte en zijn alcoholprobleem, zijn daaraan gerelateerde impulsieve en ondoordachte handelen, zijn reeds aanwezige inzicht van het beledigende karakter van zijn uitlatingen, het ontbreken van enige aanwijzing voor een antisemitisch oogmerk en de omstandigheid dat hij reeds aan een behandel- en begeleidingstraject deelneemt dat mede gericht is op het voorkomen van recidive, acht het hof – anders dan de advocaat-generaal – oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden thans niet opportuun.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Dat de verdachte wegens arbeidsongeschiktheid niet in staat zou zijn om een taakstraf te verrichten, zoals door de verdediging is betoogd, is naar het oordeel van het hof niet gebleken. De gestelde arbeidsongeschiktheid is door de verdediging niet met stukken onderbouwd. Daarbij komt dat er ten tijde van het opmaken van het reclasseringsadvies d.d. 11 juni 2018 kennelijk geen contra-indicaties noch belemmerende factoren voor het verrichten van een taakstraf bestonden en het blijkens de mededeling van de raadsman op de terechtzitting in hoger beroep inmiddels beter gaat met de verdachte. Het hof gaat er dan ook van uit dat de verdachte ook thans in staat is een taakstraf te verrichten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 63 en 137c van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikkingen d.d. 27 november 2017 onder CJIB-nummers 4132542002941032 en 1132542002941443.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde in de zaken met parketnummers 10-087567-17 en 10-087975-17 heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde in de zaken met parketnummers 10-087567-17 en 10-087975-17 strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. M.A.J. van de Kar en mr. J.M. ten Voorde, in bijzijn van de griffier mr. M. Bazuin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 mei 2019.
Mr. J.M. ten Voorde is buiten staat dit arrest te ondertekenen.