Gelet op het dringend eigen gebruik van de woning door [appellante] komt het hof toe aan de vraag of van [appellante] als verhuurder, gelet op de wederzijdse belangen van haarzelf en [geïntimeerde] , al dan niet kan worden gevergd dat de huurovereenkomst wordt verlengd.
Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. Allereerst staat vast dat in de
huurovereenkomst de tijdelijkheid ervan expliciet tot uitdrukking is gebracht, onder verwijzing naar de wens van [appellante] de woning zelf te gaan bewonen en de intentie van [geïntimeerde] een woning in [woonplaats1] of nabije omgeving te kopen en het gehuurde uitsluitend tijdelijk te huren. Intussen is weliswaar sprake van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd, maar dat betekent niet dat aan deze afspraken in het kader van de belangenafweging geen gewicht kan toekomen. De beëindiging van de huurovereenkomst is tussen partijen ook al veel langer onderwerp van gesprek. Daarbij was verhuizing door [geïntimeerde] steeds de insteek, zij het dat [geïntimeerde] zich in dat verband in toenemende mate terughoudend en afwachtend heeft opgesteld. [geïntimeerde] heeft haar belang om in het gehuurde te blijven wonen, ook tijdens de mondelinge behandeling voor het hof, benadrukt. Zij woont al haar hele leven buiten en dat is volgens [geïntimeerde] wel essentieel voor haar. Bovendien geeft zij behandelingen, training en coaching in het gehuurde, die in de landelijke omgeving erg goed uitwerkt. Deze belangen van [geïntimeerde] zijn groot, zij het dat [appellante] er, wat betreft de praktijkvoering van [geïntimeerde] , terecht op heeft gewezen dat het gehuurde, volgens de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen is gesloten, uitsluitend is bestemd om te worden gebruikt als woonruimte. Verder heeft [geïntimeerde] ter onderstreping van haar belangen bij het gehuurde nog een beroep gedaan op haar gezondheidstoestand. Zij heeft daaraan geen verdere uitwerking gegeven. Naar het hof begrijpt, speelt daarvoor de verstoorde relatie tussen partijen een belangrijke rol. [appellante] heeft bevestigd dat de relatie tussen partijen in de loop der jaren ernstig is verstoord. De processtukken van partijen geven daar ook blijk van. Hierin ziet het hof echter eerder een reden voor dan tegen inwilliging van de vorderingen van [appellante] . De situatie tussen partijen is kennelijk voor beiden ‘ziekmakend’.
Ofschoon het woonbelang van [geïntimeerde] groot is, weegt dit onder de omstandigheden van het geval, zoals deze hiervoor ook wat betreft het ontbreken van een redelijk alternatief voor [appellante] aan de orde zijn gekomen, naar het oordeel van het hof niet op tegen de belangen van [appellante] .