Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:CRVB:2020:1602

Centrale Raad van Beroep
23-07-2020
28-07-2020
18/4779 WIA
Socialezekerheidsrecht
Hoger beroep

WGA-uitkering terecht beëindigd. De verzekeringsarts heeft inzichtelijk gemotiveerd dat appellante niet voldeed aan de criteria om geen benutbare mogelijkheden aan te kunnen nemen. Geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Voldoende gemotiveerd dat de geselecteerde functies in medisch opzicht voor appellante geschikt zijn.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

18 4779 WIA

Datum uitspraak: 23 juli 2020

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van

20 juli 2018, 17/2900 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.R.V.L. Kicken hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben verklaard geen gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord. Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellante is laatstelijk werkzaam geweest als rij-instructrice voor 40 uur per week. Op 15 mei 2005 heeft zij zich ziek gemeld met lichamelijke klachten. Na afloop van de voorgeschreven wachttijd heeft het Uwv aan appellante met ingang van 13 mei 2007 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 65%. Na afloop van de loongerelateerde periode heeft het Uwv appellante met ingang van 13 november 2007 een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%.

1.2.

Naar aanleiding van een melding van verslechterde gezondheid heeft het Uwv per 7 juli 2009 de mate van arbeidsongeschiktheid van de WGA-loonaanvullingsuitkering vastgesteld op 100%.

1.3.

In het kader van een herbeoordeling heeft appellante het spreekuur bezocht van een arts van het Uwv. Deze arts heeft vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor het laatstelijk verrichte werk, maar appellante wel belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die hij heeft neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 4 augustus 2016. Een arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid bepaald op 15,91%. Het Uwv heeft bij besluit van 13 oktober 2016 de WIA-uitkering van appellante met ingang van 14 december 2016 beëindigd, omdat zij met ingang van die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.

1.4.

Naar aanleiding van het bezwaar van appellante tegen het besluit van 13 oktober 2016 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep reden gezien de FML te wijzigen. Op basis van de FML van 26 juli 2017 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de eerder geselecteerde functies gehandhaafd. De mate van arbeidsongeschiktheid blijft ongewijzigd. Het Uwv heeft het bezwaar van appellante bij besluit van 3 augustus 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.

2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank ligt aan de medische grondslag van het bestreden besluit een voldoende zorgvuldig onderzoek ten grondslag. Volgens de rechtbank is het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende zorgvuldig tot stand gekomen, inzichtelijk gemotiveerd en bevat deze geen inconsequenties. Daarbij wordt in overweging genomen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het dossier heeft bestudeerd, appellante op de hoorzitting heeft gezien, haar heeft onderzocht en de informatie van de behandeld sector kenbaar bij het oordeel heeft betrokken. Volgens de rechtbank is niet gebleken dat deze informatie onjuist of onvoldoende in de herbeoordeling is betrokken. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien te twijfelen aan de juistheid van de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Over de door appellante in beroep ingediende informatie van de behandelend sector heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep kennis heeft genomen van deze informatie en voldoende heeft gemotiveerd dat deze informatie geen aanleiding geeft om het ingenomen standpunt te wijzigen. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gezien om het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor onjuist te houden. De rechtbank heeft overwogen dat de beperkingen in de FML juist zijn gewaardeerd. De rechtbank heeft geconstateerd dat appellante geen specifieke op de geselecteerde functies gerichte gronden heeft aangevoerd en heeft bij de beoordeling daarom de arbeidskundige aspecten buiten bespreking laten.

3.1.

Appellante heeft in hoger beroep staande gehouden dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met haar psychische en lichamelijke klachten. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst appellante onder andere naar de door haar al eerder in de procedure ingebrachte medische informatie, waaronder de in beroep bij brief van 1 juni 2018 overgelegde gegevens. Appellante heeft aangevoerd dat zij wegens haar klachten op 14 december 2016 geen benutbare mogelijkheden had en volledig arbeidsongeschikt was. Appellante is van mening dat zij op de datum in geding niet in staat was tot het uitoefenen van de geselecteerde functies.

3.2.

Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

In geschil is of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante in de zin van de Wet WIA terecht met ingang van 14 december 2016 heeft vastgesteld op minder dan 35% en terecht de WGA-uitkering van appellante heeft beëindigd.

4.2.

Geoordeeld wordt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk heeft gemotiveerd dat appellante op de datum in geding niet voldeed aan de criteria om geen benutbare mogelijkheden aan te kunnen nemen als bedoeld in artikel 2, vijfde lid van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, nu appellante niet was opgenomen in een ziekenhuis of AWBZ-instelling, niet bedlegerig was, niet ADL‑afhankelijk was en geen sprake was van onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op grond van een ernstige psychische stoornis.

4.3.

Met de rechtbank wordt geoordeeld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Van belang is dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in verband met de psychische klachten van appellante verschillende beperkingen heeft vastgesteld in het persoonlijk en sociaal functioneren. Mede op basis van de informatie van de GZ-psycholoog van 11 oktober 2016 en 29 mei 2017 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML rekening gehouden met de psychische klachten van appellante als gevolg van een recent ongeval en gebeurtenissen uit het verleden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft appellante beperkt geacht voor veelvuldige deadlines en productiepieken in verband met stressgevoeligheid. Wegens emotionele labiliteit heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep appellante beperkt bevonden voor werken met hulpbehoevenden en klanten alsmede voor werk met leidinggevende aspecten. In verband met de angstklachten van appellante in het verkeer heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep tevens een beperking aangenomen voor beroepsmatig chaufferen. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 26 juli 2017 inzichtelijk toegelicht dat tijdens het onderzoek geen tekenen van aandacht of concentratietekort zijn gebleken. Geoordeeld wordt dat met de beperkingen die zijn vastgesteld in de FML van 26 juli 2017 voldoende rekening is gehouden met de psychische klachten van appellante op de datum in geding.

4.4.

Appellante wordt niet gevolgd in haar standpunt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende beperkingen heeft aangenomen voor haar lichamelijke klachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep was bekend met de klachten aan het bewegingsapparaat van appellante. Naar aanleiding van de diagnose fybromyalgie en de bevindingen tijdens het lichamelijk onderzoek heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep appellante beperkt geacht voor zware fysieke inspanningen, langdurig staan en langdurig lopen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 26 juli 2017 afdoende gemotiveerd dat appellante met deze beperkingen fysiek niet wordt overbelast. In het rapport van de 6 juni 2018 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op inzichtelijke wijze toegelicht dat met het aannemen van deze beperkingen tevens voldoende rekening is gehouden met de gewrichtsklachten die mogelijk door hemochromatose worden veroorzaakt. De brief van de MDL-arts van 31 mei 2018 geeft geen medische onderbouwing voor andere lichamelijke klachten als gevolg van hemochromatose. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft derhalve terecht geen aanleiding gezien voor het aannemen van aanvullende beperkingen in de FML.

4.5.

De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellante geschikt zijn.

4.6.

Uit 4.2 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door E. Dijt, in tegenwoordigheid van H.S. Huisman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2020.

(getekend) E. Dijt

(getekend) H.S. Huisman

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.