1.3.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellante besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Docent B, met als vakgebied Docenten, gewaardeerd in salarisschaal 9. Bij besluit van 12 juni 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft de juistheid van die uitspraak op de hierna te bespreken gronden bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor zover appellante betoogt dat het matchen op schaal, in plaats van het matchen op inhoud, zozeer afbreuk doet aan de zorgvuldigheid en rechtszekerheid dat artikel 3, vierde lid, van de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling) ten aanzien van haar buiten toepassing moet blijven, treft dit betoog geen doel. De Raad verwijst naar de onder 1.1 genoemde uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 (met name overwegingen 7.2 tot en met 7.3.2). De Raad heeft in die uitspraak in het bijzonder geoordeeld dat de wijziging van de beleidsregel Instructie organieke matching (Stcrt. 2012, nr. 10411, zoals nadien gewijzigd, Stcrt. 2013, nr. 12776) niet kan leiden tot het oordeel dat aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van de Regeling ernstige feilen kleven.
4.2.1.
Appellante heeft betoogd dat de korpschef bij de keuze voor het domein Ondersteuning in strijd heeft gehandeld met artikel 3, vierde lid, van de Regeling, nu de korpschef ten onrechte niet de door de Regeling voorgeschreven volgorde heeft gehanteerd, waarbij eerst het meest vergelijkbare domein dient te worden bepaald en vervolgens pas het meest vergelijkbare vakgebied. Appellante heeft in dit verband gewezen op de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 20 mei 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:4736.
4.2.2.
Appellante heeft met dit betoog niet aannemelijk gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied. Uit de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013 (Handleiding) kan niet worden afgeleid dat daarin een van de Regeling afwijkende - door de korpschef in het onderhavige geval gevolgde - volgorde is voorgeschreven. Ook anderszins is van strijd met artikel 3, vierde lid, van de Regeling niet gebleken. De stelling van appellante dat bij de matching niet de door de Regeling dwingend voorgeschreven volgorde is gehanteerd, vindt ook geen steun in het functievergelijkingsformulier waarin de motivering van de bestreden matching is opgenomen. Volgens dit formulier is voor het domein Ondersteuning als het meest vergelijkbare gekozen omdat uit de korpsfunctie(beschrijving) blijkt dat een bijdrage wordt geleverd aan een effectief en efficiënt werkende politieorganisatie, terwijl tegelijkertijd uit de korpsfunctie(beschrijving) blijkt dat geen of een beperkte directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken. Blijkens het formulier is binnen dit domein vervolgens gekozen voor het vakgebied Docenten op grond van de daarbij weergegeven - onder 4.3.3 nader aan te halen - motivering. Voor de keuze van de LFNP-functie binnen het vakgebied is in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving de salarisschaal bepalend geacht. Het betoog slaagt niet.
4.3.1.
Appellante heeft voorts betoogd dat het resultaat van de matching onhoudbaar is te achten. Zij heeft daartoe in de eerste plaats aangevoerd dat wat betreft de korpsfunctie van Senior Docent Geweldsbeheersing niet het domein Ondersteuning het meest vergelijkbaar is, maar het domein Uitvoering. Appellante is uit hoofde van haar korpsfunctie dagelijks aan het werk binnen het operationele politiewerk en is daarom uitgerust met geweldsmiddelen.
4.3.2.
De functie van Senior Docent Geweldsbeheersing is blijkens de korpsfunctiebeschrijving, gelezen in samenhang met de bijbehorende Takenmatrix IBT, in het bijzonder gericht op het ontwikkelen, implementeren en geven van geïntegreerde opleidingen en trainingen geweldsbeheersing en het begeleiden/adviseren op dat terrein.
4.3.3.
Blijkens het functievergelijkingsformulier is binnen het domein Ondersteuning gekozen voor het vakgebied Docenten op grond van de volgende overwegingen:
“Docenten dragen bij aan een effectieve en efficiënte organisatie door cursisten op te leiden tot competente medewerkers, die daarmee beschikken over politiespecifieke kennis, vaardigheden en gedragskenmerken (competenties), in overeenstemming met de gevraagde deskundigheid in hun (beoogde) functie, voor nu en in de toekomst. Docenten ontwikkelen onderwijspakketten die nauw aansluiten aan de actuele deskundigheidsvereisten in vastgestelde functies van de Nederlandse Politie. Voor dit vakgebied is gekozen, omdat de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden uit de korpsfunctie hiermee het meest vergelijkbaar is.”
4.3.4.
De kern van de korpsfunctie van Senior Docent Geweldsbeheersing bestaat - zo volgt uit 4.3.2 - uit kennisoverdracht en/of het bijbrengen van vaardigheden. Blijkens pagina 50 van de Handleiding is het wezenskenmerk van een docent de overdracht van kennis en/of het aanleren van vaardigheden. Indien uit een korpsfunctiebeschrijving blijkt dat in overwegende mate sprake is van de hiervoor bedoelde elementen, is het domein Ondersteuning, vakgebied Docenten, het meest vergelijkbaar. Dat het domein Ondersteuning het meest vergelijkbaar is, volgt uit de keuze zoals gemaakt in het systeem LFNP. In dit domein komt immers het vakgebied Docenten voor. Dat een docent mogelijkerwijze deelneemt of ter plaatse doceert aan de (dagelijkse) politiepraktijk en/of zelf risico loopt in het kader van praktijklessen, maakt vorenstaande niet anders, gelet op meergenoemde systeemkeuze, aldus de Handleiding. Gelet op de korpsfunctiebeschrijving, de toelichting in de Handleiding alsmede de in het functievergelijkingsformulier gegeven motivering, acht de Raad de keuze voor het domein Ondersteuning voldoende (inzichtelijk) gemotiveerd (vergelijk de uitspraak van 14 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2710).
4.3.5.
De Raad verwerpt eveneens het betoog van appellante dat in haar geval aanleiding bestaat voor een zogeheten dubbele match, waarbij twee LFNP-functies worden vastgesteld als de meest vergelijkbare. Blijkens de meergenoemde Handleiding (pagina 13), voor zover hier van belang, is een dubbele match aangewezen in de als uitzonderlijk te beschouwen situatie waarin sprake is van een korpsfunctiebeschrijving met twee hoofdbestanddelen die qua omvang elk precies de helft van de functie omvatten. Aan deze voorwaarde is in het geval van appellante niet voldaan.
4.4.
In aanmerking genomen dat het hoofdbestanddeel van de korpsfunctie van Senior Docent Geweldsbeheersing bestaat uit kennisoverdracht en/of het bijbrengen van vaardigheden, heeft de korpschef op goede gronden bepaald dat appellante is overgegaan naar de LFNP-functie van Docent B, met als vakgebied Docenten, gewaardeerd in salarisschaal 9.
4.5.
De conclusie is dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in haar geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins tot een onhoudbaar resultaat heeft geleid. De enkele stelling dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende voor de conclusie dat het resultaat van de matching (anderszins) onhoudbaar is te achten.