Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RVS:2025:329

Raad van State
29-01-2025
29-01-2025
202303362/1/A3
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2023:5518, Bekrachtiging/bevestiging
Bestuursrecht
Hoger beroep

Bij besluit van 29 maart 2021 heeft de burgemeester van Zoetermeer aan [appellante] een muilkorfgebod voor haar hond Pollux opgelegd. Op 10 februari 2021 heeft een incident plaatsgevonden waarbij de niet aangelijnde hond van [appellante], Pollux, heeft gevochten met een andere hond. Daarbij is de andere hond gewond geraakt. Wegens dit incident en eerdere incidenten heeft de burgemeester op grond van artikel 2:43 van de Algemene Plaatselijke Verordening Zoetermeer het gedrag van Pollux gevaarlijk geacht en aan [appellante] een muilkorfgebod voor Pollux opgelegd. Hij baseert zich hierbij onder meer op een bijtrapportage en nadere informatie van de dierenpolitie, die op een later moment in een proces-verbaal van bevindingen zijn vastgelegd. Ook het bijbehorende mutatierapport is ingebracht. Dat er een incident heeft plaatsgevonden is op zichzelf niet in geschil. Wel bestrijdt [appellante] dat Pollux heeft gebeten en vindt zij onder meer dat de dierenpolitie geen goed onderzoek heeft gedaan, omdat twee getuigen van het incident niet zijn gehoord.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

202303362/1/A3.

Datum uitspraak: 29 januari 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend in Zoetermeer,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 april 2023 in zaak nr. 21/7309 in het geding tussen:

[appellante]

en

de burgemeester van Zoetermeer.

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2021 heeft de burgemeester aan [appellante] een muilkorfgebod voor haar hond Pollux opgelegd.

Bij besluit van 11 oktober 2021 heeft de burgemeester het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 19 april 2023 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellante] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 december 2024, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M. Janssen, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Op 10 februari 2021 heeft een incident plaatsgevonden waarbij de niet aangelijnde hond van [appellante], Pollux, heeft gevochten met een andere hond. Daarbij is de andere hond gewond geraakt. Wegens dit incident en eerdere incidenten heeft de burgemeester op grond van artikel 2:43 van de Algemene Plaatselijke Verordening Zoetermeer het gedrag van Pollux gevaarlijk geacht en aan [appellante] een muilkorfgebod voor Pollux opgelegd. Hij baseert zich hierbij onder meer op een bijtrapportage en nadere informatie van de dierenpolitie, die op een later moment in een proces-verbaal van bevindingen zijn vastgelegd. Ook het bijbehorende mutatierapport is ingebracht. Dat er een incident heeft plaatsgevonden is op zichzelf niet in geschil. Wel bestrijdt [appellante] dat Pollux heeft gebeten en vindt zij onder meer dat de dierenpolitie geen goed onderzoek heeft gedaan, omdat twee getuigen van het incident niet zijn gehoord.

Uitspraak van de rechtbank

2.       De rechtbank heeft onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:168, onder 5.3, overwogen dat de burgemeester beoordelingsruimte heeft bij de beoordeling of hij een hond gevaarlijk acht en dat hij in dit geval aannemelijk heeft gemaakt dat Pollux als zodanig moet worden aangemerkt. Uit het proces-verbaal van bevindingen en het mutatierapport, in het bijzonder de melding van de eigenaar van de gebeten hond, de verklaringen van [appellante], de melding bij de verzekeringsmaatschappij en de bevestiging van de dierenarts dat sprake is van een bijtwond, blijkt dat er op 10 februari 2021 een bijtincident heeft plaatsgevonden waarbij Pollux een andere hond heeft verwond. Ook blijkt uit het mutatierapport dat er meerdere meldingen van agressief en onvoorspelbaar gedrag van Pollux zijn gedaan en dat er twee incidenten zijn geweest waarbij Pollux verwondingen heeft veroorzaakt die door de dierenarts behandeld moesten worden. Uit de uitspraak van de Afdeling van 3 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2161, onder 8, volgt dat een op ambtsbelofte of ambtseed opgemaakt mutatierapport niet zonder meer met zich brengt dat van de juistheid ervan kan worden uitgegaan en dat de mogelijkheid openstaat om tegenbewijs te leveren dat tot de conclusie noopt dat niet van de vermelde gegevens mag worden uitgegaan. [appellante] is er in dit geval volgens de rechtbank echter niet in geslaagd om dit tegenbewijs te leveren. De door [appellante] overgelegde anonieme getuigenverklaringen over het incident op 10 februari 2021 kunnen niet worden geverifieerd en zijn niet objectief en de niet onderbouwde betwisting dat de wond ook op een andere manier kan zijn ontstaan, is onvoldoende. Verder is het niet noodzakelijk om vast te stellen of Pollux schuldig is aan het incident. Het gaat hier immers om een preventieve bestuurlijke maatregel die de veiligheid op straat tegen gevaarlijke honden moet waarborgen.

Hoger beroep

3.       Een bestuursorgaan mag, onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheid om een besluit zorgvuldig voor te bereiden, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze bevindingen eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Als die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van 15 december 202, ECLI:NL:RVS:2021:2826, onder 6.2.

4.       [appellante] voert in hoger beroep argumenten aan waarom het proces-verbaal van bevindingen met bijbehorend mutatierapport haar inziens subjectief en daarmee niet betrouwbaar is. Uit het mutatierapport blijkt echter dat de dierenpolitie grondig onderzoek in de buurt heeft gedaan en onder meer navraag heeft gedaan bij de dierenarts, die stellig heeft aangegeven dat het letsel bij de andere hond is ontstaan door een bijtwond. Ook zonder het uitdrukkelijke verslag van de dierenarts en de foto’s van de verwondingen acht de Afdeling het op grond van het proces-verbaal van bevindingen en het mutatierapport, en de daarin vermelde informatie, met de rechtbank en de burgemeester aannemelijk dat er op 10 februari 2021 een bijtincident heeft plaatsgevonden waarbij Pollux een andere hond heeft verwond. Zoals de rechtbank al heeft overwogen, is de schuldvraag daarbij niet van belang, zodat een beschrijving van beide partijen over het incident in de bijtrapportage niet noodzakelijk was. Ditzelfde geldt voor de eerdere incidenten. [appellante] heeft niet zodanige twijfel gewekt dat de burgemeester het proces-verbaal niet aan het besluit ten grondslag mocht leggen. De alsnog overgelegde gepersonaliseerde verklaring van één van de getuigen, met als kern dat de getuige niet heeft gezien dat Pollux de andere hond heeft gebeten, laat de mogelijkheid open dat de andere hond wel degelijk een bijtwond had. De andere getuigenverklaring gaat over een incident in 2020, maar bevat geen weerlegging van de in het mutatierapport beschreven bijtincidenten.

5.       [appellante] voert tot slot nog aan dat het proces-verbaal van bevindingen en het mutatierapport pas laat in de procedure bij de rechtbank zijn ingebracht en dat haar beroep, zonder die stukken, waarschijnlijk gegrond zou zijn verklaard. Nu het besluit van 11 oktober 2021 ter toetsing voorligt en gelet op het geheel aan stukken rechtmatig is, bestond voor de rechtbank geen aanleiding het beroep gegrond te verklaren. Daar komt bij dat de betreffende informatie dateert van voor het besluit, zodat de burgemeester het muilkorfgebod niet met nadien verkregen bewijs heeft verantwoord, terwijl [appellante] zelf, ook in hoger beroep, de gelegenheid heeft gekregen om nader te onderbouwen dat het besluit onrechtmatig is.

Conclusie

6.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.

w.g. Schipper-Spanninga

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van de Sluis

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2025

802

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.