Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RVS:2024:3075

Raad van State
30-07-2024
31-07-2024
202400551/3/R2
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2023:5868, Overig
Bestuursrecht
Hoger beroep

Bij besluit van 7 oktober 2022 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant het verzoek van BMF en andere om handhaving dat [verzoekster] zonder de vereiste natuurvergunning een pluimveehouderij in werking heeft aan de [locatie] in Someren, afgewezen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

202400551/3/R2.

Datum uitspraak: 30 juli 2024

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van onder meer:

[verzoekster], gevestigd in [plaats], waarvan de maten zijn [maat A] en [maat B],

verzoekster,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 15 december 2023 in zaak nr. 23/697 in het geding tussen:

de Stichting Brabantse Milieufederatie (BMF), gevestigd in Tilburg, de Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A., gevestigd in Nijmegen, de Stichting Werkgroep Behoud de Peel, gevestigd in Deurne en [partij], wonend in [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant.

Procesverloop

Bij besluit van 7 oktober 2022 heeft het college het verzoek van BMF en andere om handhaving dat [verzoekster] zonder de vereiste natuurvergunning een pluimveehouderij in werking heeft aan de [locatie] in Someren, afgewezen.

Bij besluit van 25 januari 2023 en aangevuld op 11 mei 2023 heeft het college het door BMF en andere daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 15 december 2023 heeft de rechtbank het door BMF en andere daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de besluiten van 25 januari 2023 vernietigd, het college opgedragen om binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak nieuwe besluiten op het bezwaar van BMF en andere te nemen en de voorlopige voorziening getroffen dat [verzoekster] na beëindiging van de lopende opfokronde (in februari 2024) wordt stilgelegd tot en met tien weken na de nieuwe besluiten op bezwaar.

Tegen deze uitspraak hebben [verzoekster] en het college hoger beroep ingesteld.

Bij besluiten van 2 juli 2024 heeft het college het bezwaar van BMF en andere gegrond verklaard, het besluit van 7 oktober 2022 herroepen en [verzoekster] alsnog gelast de overtreding van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming na afloop van de huidige opfokronde in augustus 2024 te beëindigen en beëindigd te houden en de maximale dierbezetting in acht te nemen zoals nader omschreven in de last. Als [verzoekster] dat niet doet, verbeurt zij een dwangsom ineens van €200.000,-.

[verzoekster] en BMF en andere hebben allebei gronden ingediend tegen de last onder dwangsom van 2 juli 2024. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1.       De voorzieningenrechter van de Afdeling heeft in zijn uitspraak van 5 april 2024 geen aanleiding gezien een voorlopige voorziening te treffen. Hij heeft daarbij overwogen dat hij onbevoegd is kennis te nemen van verzoeken voor zover die zijn gericht tegen de voorlopige voorziening die de rechtbank in haar uitspraak heeft getroffen. Voor het overige heeft hij de verzoeken afgewezen.

1.1.    Inmiddels heeft het college een nieuw besluit genomen om uitvoering te geven aan de uitspraak van de rechtbank. Tegen dat besluit en de daarin opgenomen begunstigingstermijn richt het verzoek zich dat nu voorligt. Volgens [verzoekster] is de last onder dwangsom die het college heeft opgelegd in de last van 2 juli 2024 niet evenredig en is de begunstigingstermijn onredelijk kort.

1.2.    De rechtbank heeft verder in haar uitspraak van 29 juli 2024 in zaak nr. 24/2811 het verzoek van [verzoekster] om de voorlopige voorziening uit haar uitspraak van 15 december 2023 op te heffen, toegewezen.

2.       De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om vooruitlopend op de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening op zitting een ordemaatregel te treffen. De begunstigingstermijn loopt namelijk op 1 augustus 2024 af en er is geen tijd om voor die datum partijen op zitting te horen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter ook dat het verzoek samen met het verzoek van BMF en andere op 1 augustus 2024 op zitting wordt behandeld.

3.       Het verzoek wordt voorlopig als kennelijk gegrond toegewezen.

4.       Over de proceskosten zal worden beslist op het moment waarop de voorzieningenrechter uitspraak doet op het verzoek na behandeling op zitting.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

treft de voorlopige voorziening dat de begunstigingstermijn van het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 2 juli 2024 wordt verlengd totdat de Afdeling het verzoek op zitting heeft behandeld en uitspraak heeft gedaan.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.

w.g. Minderhoud

voorzieningenrechter

w.g. Ahmady-Pikart

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2024

368

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.