Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RVS:2022:2555

Raad van State
31-08-2022
31-08-2022
202101429/1/A3
Bestuursrecht
Hoger beroep

[appellante] is sinds oktober 2012 eigenaar van het pand aan de [locatie] te Amsterdam. De bovenste twee bouwlagen ([locatie] [nummer C]) zijn woonruimte. Volgens een rapport van een toezichthouder van de gemeente werd dit pand niet bewoond, maar verbouwd en gerenoveerd. Het college heeft geprobeerd contact met [appellante] te zoeken en heeft haar brieven gestuurd, waarin zij werd gewezen op de verplichting uit artikel 3, eerste lid, van de Leegstandsverordening Amsterdam 2016: een eigenaar is verplicht leegstand van een woning te melden zodra de leegstand langer duurt dan zes maanden. Het college heeft [appellante] bij besluit van 21 augustus 2017 onder oplegging van een dwangsom van € 10.000,00 gelast om binnen vier weken een melding in te dienen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Leegstandsverordening.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

202101429/1/A3.

Datum uitspraak: 31 augustus 2022

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Amsterdam,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 december 2020 in zaak nr. 19/4558 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 4 juni 2018 heeft het college een last onder dwangsom ingevorderd.

Bij besluit van 22 juli 2019 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 14 december 2020 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op de zitting van 11 mei 2022, waar [appellante], bijgestaan door mr. R.G. Meester, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. J. van den Boorn, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellante] is sinds oktober 2012 eigenaar van het pand aan de [locatie] te Amsterdam. De bovenste twee bouwlagen ([locatie] [nummer C]) zijn woonruimte.

Volgens een rapport van een toezichthouder van de gemeente werd dit pand niet bewoond, maar verbouwd en gerenoveerd. Het college heeft geprobeerd contact met [appellante] te zoeken en heeft haar brieven gestuurd, waarin zij werd gewezen op de verplichting uit artikel 3, eerste lid, van de Leegstandsverordening Amsterdam 2016 (hierna: Leegstandsverordening): een eigenaar is verplicht leegstand van een woning te melden zodra de leegstand langer duurt dan zes maanden.

Besluitvorming

2.       Het college heeft [appellante] bij besluit van 21 augustus 2017 onder oplegging van een dwangsom van € 10.000,00 gelast om binnen vier weken een melding in te dienen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Leegstandsverordening.

Het college heeft [appellante] bij afzonderlijk besluit van 21 augustus 2017 een bestuurlijke boete van € 5.000,00 opgelegd wegens het niet voldoen aan de meldingsplicht.

Het college heeft het tegen de last onder dwangsom gemaakte bezwaar bij besluit van 9 mei 2018 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft [appellante] geen rechtsmiddel aangewend. De last onder dwangsom is daardoor onherroepelijk geworden.

Het college is bij het besluit van 4 juni 2018, dat is gehandhaafd in bezwaar, overgegaan tot invordering van de verbeurde dwangsom, omdat het op 19 september 2017 nog geen melding van [appellante] had ontvangen en zij daarom niet heeft voldaan aan de last.

Gronden van het hoger beroep

3.       [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij in deze procedure over het besluit tot invordering van een dwangsom niet met succes gronden naar voren kan brengen die zij tegen de last onder dwangsom zelf naar voren had kunnen brengen, omdat er geen sprake is van een uitzonderlijk geval. De rechtbank heeft volgens [appellante] niet ingezien dat er op het moment van het opleggen van de last onder dwangsom evident geen sprake was van een overtreding van de Leegstandverordening, zodat er geen bevoegdheid tot handhaving bestond. De meldplicht van artikel 3, eerste lid, van de Leegstandsverordening geldt namelijk voor leegstand die langer duurt dan zes maanden. Tussen de eerste constatering van leegstand op 21 april 2017 en het opleggen van de last onder dwangsom op 21 augustus 2017 waren echter maar vier maanden verstreken.

[appellante] betoogt ook dat dit geval uitzonderlijk is omdat geen sprake was van leegstand, maar van renovatie, zoals ook blijkt uit de constateringen van de toezichthouders. [appellante] stelt met het verhuren van het pand en de verbouwing van de woning juist een bijdrage aan het oplossen van de woningnood te leveren.

[appellante] betoogt verder dat de invordering in dit geval een bestraffend karakter krijgt omdat er geen noodzaak was om de last onder dwangsom op te leggen, aangezien geen sprake was van een bewoonbare woning. De last onder dwangsom is volgens haar ook in strijd met het doel van de Leegstandverordening en de Leegstandwet.

[appellante] betoogt voorts dat de combinatie van de invordering en de boete gelet op de omstandigheden disproportioneel is.

[appellante] betoogt ten slotte dat het college een belangenafweging had moeten maken, waarbij haar belang om ten behoeve van haar ondernemersactiviteiten geen invorderingsbesluit op haar naam te hebben staan zwaarder zou moeten wegen dan het belang van het college bij invordering.

Beoordeling van de gronden van het hoger beroep

4.       In geschil is of het college van invordering van de dwangsom had moeten afzien. In geschil is ook of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat [appellante] in deze procedure over het besluit tot invordering niet met succes gronden naar voren kan brengen die zij tegen de last onder dwangsom naar voren had kunnen brengen, omdat geen sprake is van een uitzonderlijk geval.

5.       Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 18 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2748, moet bij een besluit over invordering van een verbeurde dwangsom aan het belang van die invordering veel gewicht worden toegekend. Een andere opvatting zou afdoen aan het gezag dat behoort uit te gaan van de oplegging van een last onder dwangsom. Ook de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 5:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, blz. 115) gaat hiervan uit. Hierin is vermeld dat een adequate handhaving vergt dat opgelegde sancties ook worden geëffectueerd en dat verbeurde dwangsommen dus worden ingevorderd. Alleen in bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien.

6.       Een belanghebbende kan in de procedure tegen de invorderingsbeschikking of de kostenverhaalsbeschikking in beginsel niet met succes gronden naar voren brengen die hij tegen de last onder dwangsom of last onder bestuursdwang naar voren heeft gebracht of had kunnen brengen. Dit kan alleen in uitzonderlijke gevallen. Een uitzonderlijk geval kan bijvoorbeeld worden aangenomen als vaststaat dat er geen overtreding is gepleegd of betrokkene geen overtreder is. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:466.

7.       Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Leegstandsverordening is de eigenaar verplicht de leegstand van een woning in de gemeente bij het college te melden zodra de leegstand langer duurt dan zes maanden.

8.       Er is geen sprake van een uitzonderlijk geval als bedoeld onder 6, omdat niet vaststaat dat [appellante] artikel 3, eerste lid, van de Leegstandsverordening niet heeft overtreden.

Weliswaar waren vanaf de eerste constatering van de toezichthouder nog geen zes maanden verstreken toen de last onder dwangsom werd opgelegd, maar al sinds juli 2014 stond niemand in de brp op het adres ingeschreven en al sinds juni 2015 werd het pand casco verhuurd aan een rechtspersoon.

Verder geldt de meldplicht voor alle woningen die langer dan zes maanden leegstaan, ongeacht de reden voor de leegstand. De gemeente wil op die manier inzicht krijgen in de redenen van leegstand. Renovatie kan volgens de toelichting op de Leegstandsverordening ook zo'n reden zijn. Daarmee staat, anders dan [appellante] betoogt, ook nog niet vast dat dit geval niet ook onder leegstand als bedoeld in de Leegstandsverordening valt.

Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen gaat het hier steeds om gronden die [appellante] had moeten aanvoeren in de procedure tegen de last onder dwangsom.

9.       De rechtbank heeft dus terecht geoordeeld dat geen sprake is van een uitzonderlijk geval als bedoeld onder 6. Daarom kan in deze invorderingsprocedure niet worden toegekomen aan wat [appellante] verder heeft aangevoerd over de vraag of een overtreding heeft plaatsgevonden.

10.     Ten slotte onderschrijft de Afdeling het oordeel van de rechtbank dat de combinatie van het opleggen van de boete en het invorderen van de dwangsom en wat is aangevoerd over de mogelijke gevolgen van het feit dat [appellante] een invordering op haar naam heeft staan, geen strijd opleveren met het evenredigheidsbeginsel.

11.     De betogen slagen niet.

Conclusie

12.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

13.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, griffier.

w.g. Lange

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Herweijer

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2022

640-898

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.