Totstandkoming van het besluit
2. Bij besluit van 4 mei 2021 is de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van eiseres ingetrokken met terugwerkende kracht tot 27 september 2016.
2.1
Bij besluit van 10 februari 2023 is aan eiseres een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend met ingang van 27 juli 2021.
2.2
Met het besluit van 27 december 2019 heeft de Dienst Toeslagen aan eiseres een voorschot kindgebonden budget voor het jaar 2020 verleend van € 2.784,-.
2.3
De Dienst Toeslagen heeft op 7 juli 2021 een melding van de Basisregistratie Personen (Brp) ontvangen dat eiseres met terugwerkende kracht vanaf 28 september 2016 verblijfscode 98 heeft.
2.4
Met het besluit van 5 november 2021 heeft de Dienst Toeslagen het recht van eiseres op kindgebonden budget over het jaar 2020 definitief berekend op € 0,-. Daarbij is een bedrag van € 2.882,-, inclusief € 38,- rente, van eiseres teruggevorderd.
2.5
Met het besluit van 8 december 2020 is aan eiseres een voorschot kindgebonden budget voor het jaar 2021 verleend van € 4.167,-.
2.6
De Dienst Toeslagen heeft op 7 juli 2021 een melding van de Brp ontvangen dat eiseres met terugwerkende kracht vanaf 28 september 2016 verblijfscode 98 heeft.
2.7
Met het besluit van 20 augustus 2021 heeft de Dienst Toeslagen het voorschot kindgebonden budget over 2021 herzien naar € 0. Daarbij is bepaald dat eiseres
een bedrag van € 2.730,- dient terug te betalen.
2.8
De Dienst Toeslagen ontvangt op 11 februari 2022 een melding van de Brp dat eiseres met ingang van 27 juli 2021 verblijfscode 26 heeft.
2.9
Met het besluit van 13 mei 2022 heeft de Dienst Toeslagen het recht van eiseres op kindgebonden budget over 2021 herzien naar € 1.796,-. Als gevolg daarvan wordt het terugvorderingsbedrag verlaagd naar € 943,-.
2.10
Op 14 juli 2022 heeft eiseres de Dienst Toeslagen verzocht om haar recht op kindgebonden budget over de jaren 2020 en 2021 te herzien.
2.11
Met het besluit van 22 november 2022 heeft de Dienst Toeslagen het verzoek van eiseres afgewezen.
2.12
Eiseres heeft op 29 december 2022 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 november 2022. Met het bestreden besluit van 6 juni 2024 is dat bezwaar ongegrond verklaard. Daaraan heeft de Dienst Toeslagen ten grondslag gelegd dat op basis van de in de Brp geregistreerde verblijfscodes over 2020 en de maanden januari 2021 tot en met juli 2021 geen recht op kindgebonden budget bestaat. Om die reden wordt de terugvordering van de over deze periodes verstrekte voorschotten door de Dienst Toeslagen in stand gelaten. Volgens de Dienst Toeslagen zijn er geen omstandigheden die aangemerkt kunnen worden als bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om de terugvordering te matigen.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt of Dienst Toeslagen op goede gronden het herzieningsverzoek van eiseres heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Beroepsgronden van eiseres
3.1
Eiseres voert, kort samengevat, aan dat zij in de periode in geding weliswaar geen rechtmatig verblijf hield in Nederland en dat het bestreden besluit daarom juridisch misschien niet onjuist is, maar dat in haar geval sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die op geen enkele wijze onder de standaardnormering vallen en die moeten worden betrokken bij de besluitvorming. Het bijzondere van de situatie, namelijk dat de Nederlandse overheid nadrukkelijk aangeeft dat eiseres het land niet hoeft te verlaten en zij haar gezins- en privéleven mag blijven uitoefenen, maakt volgens eiseres dat de Nederlandse overheid ook gehouden is om de toegekende toeslagen niet terug te vorderen. Ten onrechte is dit toch gedaan, waardoor eiseres en haar gezinsleden in ernstige financiële problemen zijn gekomen. Eiseres doet een beroep op het evenredigheidsbeginsel.
4. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres een verzoek om herziening heeft ingediend als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht. Bij de beoordeling van de vraag of het recht op kindgebonden budget over de jaren 2020 en 2021 (deels) moet worden herzien heeft Dienst Toeslagen het vaststellings- en terugvorderingsbesluit volledig heroverwogen. Van deze beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit.
Dienst Toeslagen heeft in het bestreden besluit eerst vastgesteld of eiseres recht had op kindgebonden budget, en vervolgens of, indien er geen recht bestond, het teveel betaalde kon worden teruggevorderd. De rechtbank beoordeelt de vraag of Dienst Toeslagen op goede gronden heeft besloten de vaststelling en terugvordering van het kindgebonden budget over de jaren 2020 en 2021 (deels) in stand te laten.
6. De Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen) mag zich voor de beantwoording van de vraag of er rechtmatig verblijf is in beginsel baseren op de verblijfstitelcodes die door de IND zijn vastgesteld, omdat de IND namens de staatssecretaris de aangewezen instantie is om te beoordelen of een vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft1.
6.1
Door de IND is vastgesteld dat eiseres in het Brp van 1 januari 2020 tot 5 mei 2021 verblijfscode 98, van 5 mei 2021 tot 5 juli 2021 verblijfscode 34 en van 5 juli 2021 tot 27 juli 2021 verblijfscode 98 had. Niet in geschil is dat dit betekent dat eiseres in die periodes geen rechtmatig verblijf had. Daarnaast is niet in geschil dat eiseres hangende de nieuwe asielprocedure Nederland niet hoefde te verlaten. Evenmin is in geschil dat om die reden eiseres in 2020 en over de maanden januari 2021 tot en met juli 2021 gelet op de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen geen recht had op kindgebonden budget.
7. Eiseres voert aan dat sprake is van een unieke situatie. Eiseres is samen met haar echtgenoot en drie kinderen uit Afghanistan gevlucht. De echtgenoot van eiseres is in Afghanistan als tolk werkzaam geweest voor een Amerikaans bedrijf. Eiseres beschikte zelf niet over documenten waarmee zij haar identiteit kon aantonen. Door mensensmokkelaars is zij voorzien van dergelijke documenten, maar niet op de juiste naam. Omdat eiseres bij haar asielaanvraag in Nederland onjuiste gegevens had verstrekt, is haar verblijfsvergunning ingetrokken. Uitzetting is daarbij achterwege gelaten, omdat de IND aanleiding zag om aan te nemen dat eiseres onder haar juiste en werkelijke identiteit wel in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning, net als haar echtgenoot en kinderen. De intrekking van de verblijfsvergunning van eiseres was dan ook louter van reparatoire en niet van punitieve aard. Nadat eiseres haar werkelijke identiteit heeft aangetoond, is aan haar per 27 juli 2021 een verblijfsvergunning toegekend. Eiseres stelt dat de wetgever bij de totstandkoming van de Awir geen rekening heeft gehouden met deze situatie.
7.1
Op grond van artikel 2, eerste lid, onder k, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen, alsmede in inkomensafhankelijke regelingen, verstaan onder vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
In artikel 8 van de Vw 2000 is bepaald in welke gevallen een vreemdeling rechtmatig verblijf heeft in Nederland. In artikel 10 van de Vw 2000 is bepaald dat de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft, geen aanspraak kan maken op verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen bij wege van een beschikking van een bestuursorgaan. Uit de Memorie van Toelichting bij de Awir2 blijkt dat het kindgebonden budget een uitkering is als bedoeld in artikel 10 van de Vw 2000.
7.2
Gelet op de onder 6.1 weergegeven vaststaande feiten heeft Dienst Toeslagen terecht vastgesteld dat er in de in geding zijnde periode geen aanspraak op kindgebonden budget bestond. Dienst Toeslagen was vervolgens op grond van artikel 26, eerste lid, van de Awir gerechtigd tot terugvordering van het verschuldigde bedrag na vaststelling van de herziene tegemoetkoming.
7.3
Met betrekking tot het beroep op het evenredigheidsbeginsel overweegt de rechtbank het volgende. Artikel 10 van de Vw 2000 is dwingend geformuleerd. Een dergelijke bepaling kan niet worden getoetst aan artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. De Awir en de Vw 2000 zijn wetten in formele zin. Het toetsingsverbod uit artikel 120 van de Grondwet staat in de weg aan toetsing van een (bepaling uit een) wet in formele zin, dus ook de Awir en de Vw 2000, aan algemene rechtsbeginselen, zoals het evenredigheidsbeginsel, en (ander) ongeschreven recht.
7.4
Er kan aanleiding bestaan voor zogenoemde contra-legemtoepassing van algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht. Dit is het geval indien zich bijzondere omstandigheden voordoen die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever en deze omstandigheden de toepassing van de wettelijke bepaling zozeer in strijd doen zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven. Dat kan aan de orde zijn indien die niet-verdisconteerde bijzondere omstandigheden de toepassing van de wettelijke bepaling zozeer in strijd doen zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven.3
7.5
Naar het oordeel van de rechtbank moet de toepassing van artikel 10 van de Vw 2000 in het geval van eiseres achterwege blijven. De toepassing van dit artikel leidt in haar bijzondere geval tot onevenredige gevolgen die de wetgever niet heeft voorzien en die dus niet zijn verdisconteerd in de Vw 2000 en de Awir. Uit de wetsgeschiedenis leidt de rechtbank af dat vreemdelingen die niet (meer) rechtmatig in Nederland verblijven geen aanspraak hebben op voorzieningen omdat uitgangspunt is dat elke vreemdeling terug kan en moet keren.4 In het geval van eiseres geldt dat zij wellicht wel terug kon keren, maar dat zij dit niet hoefde omdat aan haar alsnog een verblijfsvergunning zou worden toegekend zodra zij de juiste gegevens had verstrekt. De IND heeft in het voornemen tot intrekking van 13 oktober 2020 immers expliciet aangegeven dat er geen rechtsplicht gold voor eiseres om Nederland te verlaten en dat zij haar familie-, gezins- en privéleven in Nederland kon blijven uitoefenen. Met de omstandigheid dat een persoon die weliswaar geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft maar desondanks wel in Nederland mag blijven in afwachting van toekenning van een nieuwe verblijfsvergunning, die vervolgens ook kort daarna is toegekend, heeft de wetgever naar het oordeel van de rechtbank bij de totstandkoming van de Vw 2000 en de Awir geen rekening gehouden.
7.6
Bij het vorenstaande neemt de rechtbank ook nog in aanmerking dat ter zitting namens de Dienst Toeslagen is verklaard dat de situatie anders had gelegen als de echtgenoot van eiseres -die wel sinds 2016 onafgebroken rechtmatig in Nederland verblijft- de aanvraag voor kindgebonden budget had ingediend5. Het recht op kindgebonden budget is gekoppeld aan het recht op kinderbijslag. In dit geval is eiseres de ouder met het recht op kinderbijslag. Hierdoor kon het recht op kindgebonden budget in de periode in geding niet zonder meer overgeheveld worden naar de echtgenoot van eiseres. Dat eiseres en haar echtgenoot de toevallige keuze hebben gemaakt dat eiseres de kinderbijslag en dus ook het kindgebonden budget aangevraagd heeft, kan eiseres onder deze omstandigheden niet worden tegengeworpen.
7.7
Het rechtsgevolg van het oordeel van de rechtbank is dat toepassing van artikel 10 Vw 2000 achterwege blijft in het geval van eiseres ter zake de toekenning van kindgebonden budget over de jaren 2020 en (een deel van) 2021. Dit betekent dat eiseres over die jaren wel recht had op kindgebonden budget.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit. De rechtbank ziet op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Nu artikel 10 Vw 2000 buiten toepassing wordt gelaten, is er nog maar een beslissing mogelijk, namelijk dat eiseres recht heeft op kindgebonden budget over het jaar 2020 en de maanden januari tot en met juli 2021. Dit houdt in dat het besluit van 5 november 2021 tot terugvordering van de verstrekte voorschotten kindgebonden budget over 2020 en het besluit van 13 mei 2022 tot terugvordering van de verstrekte verschotten over de maanden januari tot en met juli 2021 alsnog worden herzien.
8.1
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de Dienst Toeslagen aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
8.2
Ook zal de rechtbank de Dienst Toeslagen veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.108,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor de telefonische hoorzitting, met een waarde per punt van € 647,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,‑ en wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiseres recht heeft op kindgebonden budget over het jaar 2020 en de maanden januari tot en met juli 2021;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt de Dienst Toeslagen op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt de Dienst Toeslagen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3.108,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 20 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: