Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2025:438

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
22-01-2025
18-02-2025
11019648 \ CV EXPL 24-1177 (E)
Verbintenissenrecht
Bodemzaak

Een zorgverzekeraar vordert achterstallige premies en betaling van zorgkosten van haar verzekerde. De premieachterstand is voornamelijk ontstaan, doordat verzekerde enkele weken in detentie heeft gezeten en de verzekeraar niet direct na het einde van de detentie weer premies heeft geïnd. Verzekerde stelt dat zij de verzekeraar al vroeg en meerdere keren over het einde van de detentie had geïnformeerd en vindt daarom dat zij het hierdoor opgelopen bedrag niet hoeft te betalen. Zij betwist ook de verdere achterstand, omdat volgens haar niet duidelijk is wat nu allemaal is verrekend. De kantonrechter is van oordeel dat verzekerde de achterstanden wel moet betalen, omdat de betalingsverplichting bij het einde van de detentie automatisch is herleefd (artikel 24 lid 1 Zvw) en de verzekeraar haar vordering verder voldoende heeft onderbouwd. Hieronder legt de kantonrechter dit oordeel uit.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Breda

Zaaknummer: 11019648 \ CV EXPL 24-1177

Vonnis van 22 januari 2025

in de zaak van

N.V. UNIVÉ ZORG,

te Arnhem,

eisende partij,

hierna te noemen: Univé,

gemachtigde: [gemachtigde] ,

tegen

[gedaagde] ,

te [plaats] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

gemachtigde: mr. D. Vong, advocaat te Rijen.

1 De kern van de zaak

Univé vordert achterstallige premies en betaling van zorgkosten van [gedaagde] . De premieachterstand is voornamelijk ontstaan, doordat [gedaagde] enkele weken in detentie heeft gezeten en Univé niet direct na het einde van de detentie weer premies heeft geïnd. [gedaagde] stelt dat zij Univé al vroeg en meerdere keren over het einde van de detentie had geïnformeerd en vindt daarom dat zij het hierdoor opgelopen bedrag niet hoeft te betalen. Zij betwist ook de verdere achterstand, omdat volgens haar niet duidelijk is wat nu allemaal is verrekend. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de achterstanden wel moet betalen, omdat de betalingsverplichting bij het einde van de detentie automatisch is herleefd en Univé haar vordering verder voldoende heeft onderbouwd. Hieronder legt de kantonrechter dit oordeel uit.

2 De procedure

2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek

- akte uitlating producties.

2.2.

Ten slotte is bepaald dat er een vonnis wordt gewezen.

3 De feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:

- Tussen Univé en [gedaagde] bestaat per 1 januari 2016 een zorgverzekeringsovereenkomst. Op basis daarvan is [gedaagde] bij vooruitbetaling maandelijks premie verschuldigd.

- In de periode 8 februari 2019 tot 15 maart 2019 is [gedaagde] gedetineerd geweest.

- Op 18 februari 2019 heeft Univé per e-mail van een casemanager van het Ministerie van Justitie het verzoek gekregen om de zorgverzekering van [gedaagde] op te schorten. Als bijlage is een detentieverklaring meegestuurd. Daarin is opgenomen dat de einddatum van de detentie van [gedaagde] op dat moment is vastgesteld op 15 maart 2019.

- Op 12 maart 2019 heeft [gedaagde] een detentieverklaring ontvangen van de Dienst Justitiële Inrichtingen. [gedaagde] heeft deze dezelfde dag doorgestuurd aan Univé. In deze verklaring staat voor zover relevant:

“Hierbij verklaart ondergetekende, dat mevrouw [gedaagde] , geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] vanaf 08 februari 2019 in detentie verblijft.

Op 09 februari 2019 is betrokkene geplaatst in de PIV Zwolle.

De einddatum van mevrouw [gedaagde] staat momenteel vastgesteld op 15 maart 2019.”

[gedaagde] heeft onderaan de brief met de hand haar BSN nummer genoteerd en haar naam en handtekening gezet.

- De detentie van [gedaagde] is beëindigd op 15 maart 2019. [gedaagde] heeft enige tijd later contact opgenomen met Univé, omdat het door haar te betalen premiebedrag op € 0,00 bleef staan. Er is hierover enkele keren contact geweest tussen [gedaagde] en Univé.

- In januari 2021 heeft [gedaagde] een bewijs van ontslag gestuurd aan Univé. Hierop verklaart de directeur van de PI Zwolle dat [gedaagde] de opgelegde straf met als ingangsdatum 08/02/2019 en als einde 15/03/2019 heeft ondergaan.

- Op 5 februari 2021 heeft Univé per brief aan [gedaagde] geschreven, voor zover relevant:

“Hartelijk dank voor het opsturen van jouw detentieverklaring.

Je gaat weer premie betalen

Tijdens jouw detentie was het ministerie van Justitie verantwoordelijk voor jouw zorg. Vanaf 15 maart 2019 betaal je weer premie en ben je weer bij ons verzekerd.”

- [gedaagde] is daarna gestart met het betalen van de maandpremies.

- Op 19 maart 2021 heeft Univé een brief gestuurd aan [gedaagde] , waarin zij aangeeft dat de automatische incasso van een bedrag van € 2.919,33 aan premie niet is gelukt. Zij verzoekt [gedaagde] om het bedrag aan premieachterstand zelf te betalen.

- Nadat [gedaagde] Univé een e-mail heeft gestuurd in verband hiermee en over een nota van een ziekenhuis, stuurt Univé op 14 juli 2021 een reactie. Daarin schrijft zij onder andere:

Oorzaak openstaand bedrag

Op dit moment staat bij ons een bedrag open van in totaal € 3.008,54.

Dit bedrag bestaat uit:

- de premies van 15 maart 2019 tot en met maart 2021

- eigen risico voor zorgkosten van 2021.

U bent sinds 15 maart 2019 uit detentie. Dit hebben wij pas in februari 2021 verwerkt. Wij

hebben daarom de premies van maart 2019 tot en met februari 2021 in één keer bij u in

rekening gebracht. Van 8 februari 2019 tot 15 maart 2019 is uw verzekering opgeschort. U

viel in die periode onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Vanaf 15 maart 2019 is uw verzekering bij ons weer van kracht en bent u aan ons premie

verschuldigd.

[…]

Ik kan mij indenken dat dit voor u een te groot bedrag ineens is. Ik vraag u daarom om uiterlijk 2 augustus 2021 een betalingsregeling met ons af te spreken. U voorkomt daarmee ook een aanmelding bij het CAK en een hoge bestuursrechtelijke premie vanwege een premieachterstand van meer dan zes maanden.

[…]

Nota ziekenhuis

Op 30 mei 2021 heeft u bij ons een brief van 21 september 2020 van een incassobureau als nota ingediend. Uit de brief maak ik op dat het gaat om kosten van het [ziekenhuis] van €2.819,71. Het incassobureau brengt daarnaast incassokosten en rente bij u in rekening. Betalingsherinneringen vergoeden wij niet. Stuurt u ons de originele nota toe die u van het [ziekenhuis] heeft gehad? Deze kunnen wij dan alsnog verwerken.

[…]”

- Univé heeft daarna nog enkele betalingsherinneringen voor de premieachterstand en diverse zorgkosten gestuurd, voor het laatst op 3 oktober 2021. Het openstaande bedrag was op dat moment € 3.300,27. [gedaagde] heeft het openstaande bedrag niet betaald, waarna Univé een gemachtigde heeft ingeschakeld.

- Op 12 januari 2022 heeft de gemachtigde van Univé per e-mailbericht een aanmaning gestuurd aan [gedaagde] . Het daarin opgenomen openstaande bedrag is € 3.431,08 inclusief rente. Ook wordt gewaarschuwd voor incassokosten.

- [gedaagde] heeft dezelfde dag per e-mail gereageerd dat zij het niet eens is met dit bedrag en waarom zij het er niet mee eens is. Zij vraagt om een passende oplossing.

- Vanaf februari 2022 wordt de zorgpremie voor [gedaagde] voldaan via het CAK. Daarnaast betaalt [gedaagde] ook zelf nog diverse keren een bedrag aan Univé.

- Op 23 november 2023 stuurt de gemachtigde van Univé per e-mail een aanmaning aan [gedaagde] voor een openstaand bedrag van € 3.528,88. Daarin worden rente en incassokosten aangezegd. Als bijlage is een overzicht van declaraties over de periode 03-03-2021 tot en met 11-05-2023 meegestuurd.

4 Het geschil

4.1.

Univé vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.500,00, vermeerderd met rente vanaf het moment van dagvaarding over de openstaande hoofdsom.

4.2.

Univé heeft aangegeven dat zij de volgende te vorderen bedragen heeft:

Hoofdsom

4.370,63

Rente tot 09-11-2021

35,72

Incassokosten

477,89

21% BTW daarover

100,36

Rente tot vandaag

179,23

Subtotaal

5.163,83

Ontvangen: 13-01-2022

841.75

Totaal

4.322,08

Univé beperkt haar vordering in deze procedure tot € 2.500,00 onder voorbehoud van haar rechten op het resterende deel. Zij wil met deze procedure de ernst van de situatie aan [gedaagde] duidelijk maken, maar door de beperking van haar vordering ook de proceskosten voor [gedaagde] beperken.

4.3.

Univé baseert haar vorderingen op de ziektekostenovereenkomst tussen partijen. [gedaagde] is haar betalingsverplichtingen op grond van die verzekering niet nagekomen, waardoor er een betalingsachterstand is ontstaan. [gedaagde] is inmiddels in verzuim, zodat zij ook de wettelijke rente moet betalen. Univé heeft bovendien een gemachtigde moeten inschakelen om de achterstand te innen.

4.4.

[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Univé, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Univé, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Univé in de proceskosten.

4.5.

Volgens [gedaagde] ziet een deel van de achterstallige premie op de periode van 8 februari 2019 tot en met 15 maart 2019 waarin zij in detentie zat. Over die periode is zij geen premie verschuldigd, omdat toen haar rechten en plichten uit de zorgverzekering van rechtswege waren opgeschort. Voor zover de vordering ziet op 2022 betwist [gedaagde] dat zij die moet betalen, omdat de premie vanaf 23 februari 2022 via het CAK wordt betaald. De premie 2022 is daarmee dus voldaan. Het overige deel van de vordering betwist [gedaagde] bij gebrek aan wetenschap en deugdelijke onderbouwing. Subsidiair vindt [gedaagde] de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar hoog. Meer subsidiair moeten de bijkomende kosten voor rekening van Univé blijven.

4.6.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5 De beoordeling

5.1.

Uitgangspunt is dat [gedaagde] maandelijks premie moet betalen op basis van de gesloten zorgverzekering.

De periode van detentie: hierover hoeft [gedaagde] geen premie te betalen

5.2.

Over de periode waarin [gedaagde] in detentie zat, hoeft zij geen premie te betalen. Op grond van artikel 24 lid 11 Zorgverzekeringswet (verder: Zvw) worden haar verplichtingen op grond van de zorgverzekering namelijk opgeschort zolang de detentie duurt. Univé heeft echter nader onderbouwd met een overzicht van te betalen en ontvangen bedragen vanaf 1 januari 2016 tot en met 4 mei 2022 [verder: het betalingsoverzicht] dat zij over deze periode ook geen premie vordert van [gedaagde] .

De periode na detentie tot en met februari 2021: hierover moet [gedaagde] wel premie betalen en heeft zij recht op vergoeding van ziektekosten (voor zover gedekt)

5.3.

Univé vordert wel betaling van de premieachterstand over de periode vanaf het einde van de detentie van [gedaagde] , 15 maart 2019, tot en met februari 2021. Vast staat dat [gedaagde] in die periode de maandpremies niet betaalde.

5.4.

[gedaagde] betwist dat zij deze premies moet betalen, omdat het vorderen van zo’n groot bedrag ineens in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Ten eerste heeft zij Univé op tijd laten weten wanneer de detentie voorbij was met het sturen van de detentieverklaringen. Toch bleef Univé aan [gedaagde] berichten sturen dat de premie van [gedaagde] € 0,00 was. Daarnaast heeft Univé pas weer betaling van maandpremies gevraagd toen [gedaagde] het bewijs van ontslag stuurde. Daarna vorderde Univé ineens alle premies over de periode maart 2019 tot en met februari 2021. Daarmee is het totale bedrag zo hoog geworden dat [gedaagde] het bedrag niet kon voldoen. Tot slot heeft [gedaagde] in die periode ziektekosten gemaakt. Als haar verzekering door is gelopen in de periode van 2019 tot 2022, dan is het standpunt van [gedaagde] dat de door haar gemaakte kosten in het ziekenhuis alsnog onder de dekking van de verzekering moeten vallen.

5.5.

Volgens Univé was [gedaagde] in de periode 15 maart 2019 tot en met januari 2021 niet verzekerd, kon Univé de zorgverzekering pas herstellen toen zij op 29 januari 2021 het ontslagbewijs kreeg en moest zij daarom met terugwerkende kracht de premie vorderen vanaf de datum van ontslag. Daarbij merkt Univé wel op dat als [gedaagde] de (originele) ziekenhuisnota’s van de periode na detentie en voor herstel van haar zorgverzekering aan Univé verstuurt, zij deze (voor zover gedekt) alsnog zal vergoeden.

5.6.

Ongeacht of Univé op grond van de detentieverklaring van 12 maart 2019 ervan moest uitgaan dat de detentie op 15 maart 2019 zou eindigen of dat daarvoor nog een ontslagverklaring nodig was, herleefde de verzekering automatisch op de dag waarop de detentie eindigde. Zoals hiervoor aangegeven, bepaalt artikel 24 lid 1 Zvw immers dat de opschorting van de rechten en verplichtingen van rechtswege geldt gedurende de tijd van detentie. Het moment waarop [gedaagde] het einde meldde, was daarvoor dus niet van belang. Omdat de detentie eindigde op 15 maart 2019, herleefden op dat moment de rechten en verplichtingen van [gedaagde] .

5.7.

Dat betekent dat niet juist is de stelling van Univé dat [gedaagde] niet verzekerd was over de periode maart 2019 tot en met 2021. [gedaagde] kon immers vanaf 15 maart 2019 weer aanspraak maken op vergoeding van zorgkosten (voor zover gedekt).

5.8.

Wel is juist de stelling van Univé dat [gedaagde] over deze periode premie moest betalen. Deze verplichting herleefde immers ook vanaf 15 maart 2019. Dat Univé pas, na een mislukte incasso in februari 2021, in maart 2021 betaling van alle premies over de voorafgaande periode vanaf maart 2019 vroeg, maakt dat niet anders. Daarbij merkt de kantonrechter op dat Univé over deze periode ook geen rente of kosten in rekening heeft gebracht, zodat [gedaagde] in dat opzicht niet is benadeeld. Weliswaar was het bedrag dat [gedaagde] in maart 2021 moest betalen voor haar erg hoog, maar Univé heeft in verband daarmee meerdere malen aangebonden dat een betalingsregeling getroffen kon worden. Daarvan heeft [gedaagde] echter geen gebruik gemaakt. De gevolgen daarvan komen voor haar rekening en risico.

5.9.

Conclusie is dat [gedaagde] de openstaande premiebedragen over de periode 15 maart 2019 tot en met februari 2021 aan Univé moet betalen. Dat geldt ook voor de daarna vervallen premies. [gedaagde] kan op haar beurt aanspraak maken op vergoeding van zorgkosten vanaf 15 maart 2019, voor zover gedekt.

De periode 2022: [gedaagde] moet de maandpremie van januari 2022 betalen

5.10.

[gedaagde] heeft betwist dat zij de premie over 2022 moet betalen, omdat die volgens haar al via het CAK is betaald. Univé heeft daar tegenin gebracht dat [gedaagde] op 16 januari 2022 bij het CAK is aangemeld en daarom de premie voor januari 2022 verschuldigd is. Een ten onrechte door Univé in rekening gebracht bedrag voor de – inmiddels vervallen – aanvullende verzekering is volgens Univé verrekend met de oudste achterstand. De overige premiemaanden zijn volgens Univé via het CAK geïnd. De premiemaanden april en mei 2022 zijn volgens haar verrekend met de oudste achterstand.

5.11.

Uit de eigen door [gedaagde] overgelegde betaalspecificaties van het UWV vanaf januari 2021 blijkt dat het CAK niet vanaf januari, maar vanaf 14 februari 2022 premie zorgverzekering heeft ingehouden. Omdat Univé heeft aangegeven dat behalve januari 2022 alle maanden van 2022 via het CAK zijn verrekend, gaat de kantonrechter ervan uit dat de betalingen van het CAK zien op de premies vanaf februari 2022. Daarmee heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd betwist dat de premie van januari 2022 nog openstaat. Omdat [gedaagde] de overige stellingen van Univé op dit punt niet heeft betwist, is de conclusie dat [gedaagde] de maandpremie januari 2022 verschuldigd is en de overige door haar betaalde bedragen zijn verrekend met de oudste achterstand.

5.12.

[gedaagde] stelt in algemene bewoordingen dat de verrekeningen en overzichten onduidelijk zijn. Zij onderbouwt echter niet op welke verrekeningen of onderdelen van de overzichten de onduidelijkheid betrekking heeft. [gedaagde] heeft ook de gespecificeerde declaraties niet betwist. Daarom gaat de kantonrechter hieraan voorbij.

Zorgkosten: deze moeten grotendeels door [gedaagde] terugbetaald worden

5.13.

Univé heeft naar aanleiding van de betwisting van [gedaagde] een nadere toelichting gegeven op de gedeclareerde zorgkosten en het verschuldigde eigen risico. Daarmee blijft volgens [gedaagde] alleen nog onduidelijk waarop het bedrag van € 2.792,58 aan polismutaties ziet en of daarbij verrekeningen hebben plaatsgevonden.

5.14.

De kantonrechter is van oordeel dat Univé voldoende heeft gesteld dat dit bedrag ziet op premies. Ten eerste heeft Univé al in haar brief van 19 maart 2021 toegelicht dat het door [gedaagde] te betalen bedrag van € 2.919,33 voor premie is. In de specificatie bij haar betalingsherinnering van april 2021 staat daarnaast dat een bedrag van € 2.792,58 aan polismutaties en een bedrag van € 126,75 aan premie voor maart 2021 betaald moet worden. Bovendien heeft Univé onbetwist gesteld dat zij in de periode van 2019 tot en met 2021 geen melding of declaratie heeft ontvangen van zorgverleners. Hoewel in het door Univé bij dagvaarding overgelegde declaratieoverzicht en in het betalingsoverzicht in 2021 wel declaraties van zorgverleners zijn opgenomen, betreffen dit declaraties vanaf maart 2021. Deze declaraties kunnen dan ook geen onderdeel uitmaken van de gevorderde polismutaties vóór maart 2021 zoals [gedaagde] heeft gesuggereerd. De kantonrechter gaat hier dan ook aan voorbij.

5.15.

Dat betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat het door Univé genoemde bedrag van € 2.792,58 alleen ziet op premieachterstand en dat in dat bedrag geen verrekeningen zijn opgenomen.

5.16.

Omdat [gedaagde] de door Univé aangegeven declaraties (het eigen risico) niet, althans onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, gaat de kantonrechter ook uit van de juistheid daarvan.

De kantonrechter wijst € 2.500,00 toe

5.17.

Dat betekent dat [gedaagde] het door Univé aangegeven bedrag aan openstaande hoofdsom moet betalen en de kantonrechter de vordering zal toewijzen. Omdat Univé van haar totale vordering niet meer dan € 2.500,00 vordert, is dit bedrag toewijsbaar.

De wettelijke rente moet worden betaald

5.18.

Univé vordert wettelijke rente over het door haar gevorderde bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening. De wettelijke rente zoals gevorderd zal worden toegewezen.

5.19.

[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Univé worden begroot op:

- kosten van de dagvaarding

137,39

- griffierecht

372,00

- salaris gemachtigde

408,00

(2 punten × € 204,00)

- nakosten

102,00

(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)

Totaal

1.019,39

6 De beslissing

De kantonrechter

6.1.

veroordeelt [gedaagde] om aan Univé te betalen een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 3.528,88‬, met ingang van 5 februari 2024, tot de dag van volledige betaling,

6.2.

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.019,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

6.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.

1 De rechten en plichten uit de zorgverzekering zijn van rechtswege opgeschort gedurende de periode waarover Onze Minister van Justitie in het kader van de uitvoering van een rechterlijke uitspraak verantwoordelijk is voor de verstrekking van geneeskundige zorg aan een verzekerde.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.