2 De feiten
2.1.
[de leverancier] is leverancier van vele soorten gas, waaronder propaan voor de
barbecue, voedingsgassen, lasgassen en heftruckgas. [de leverancier] heeft een eigen cilinderpark en verkoopt zowel eigen gasflessen als gasflessen van diverse andere leveranciers.
2.2.
Antargaz is een leverancier van propaangas. Dit gas levert zij onder meer in
gasflessen. Antargaz laat deze gasflessen produceren en voorzien van het Uniemerk
“ANTARGAZ”. Antargaz is exclusief licentiehouder van dit uniemerk. Het merk
wordt gestanst of gedrukt in de fles zelf. Daarnaast staat het woord/beeldmerk ook
gedrukt op de sleeve die om de fles wordt geplaatst na het vullen ervan of op een
label die om de fleskraan wordt geplaatst. Nadat de Antargaz-flessen zijn gevuld,
worden deze voorzien van een zegel, waarop ook “Antargaz” gedrukt staat. De zegel
is voorzien van een code van het vulcentrum Y0. Dit vulcentrum is de enige
aangewezen partij in Nederland die de Antargaz-flessen mag vullen.
2.3.
Tussen partijen is een geschil gerezen met betrekking tot het (volgens Antargaz) door [de leverancier] illegaal navullen van Antargaz-gasflessen.
2.4.
Antargaz heeft op 7 juli 2021 bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend waarin zij heeft verzocht tegen [de leverancier] (i) een bevel uit te vaardigen teneinde (vermeende) inbreuken op rechten van intellectuele eigendom te beëindigen en (ii) verlof te verlenen tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag tot afgifte en gerechtelijke bewaring en (iii) verlof tot verlenen tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag.
Bij beschikking van 9 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter [de leverancier] onder 4.1. bevolen om na betekening van de beschikking de in het verzoekschrift beschreven inbreuk op de merken van Antargaz in Nederland te staken en gestaakt te houden. Onder 4.2. is aan dit bevel een dwangsom verbonden van € 5.000,00 voor iedere dag, een gedeelte van de dag daaronder begrepen, dat [de leverancier] in strijd met dit bevel handelt dan wel een dwangsom van € 5.000,00 voor ieder inbreukmakend product dat hij in strijd met voormeld bevel ver-handelt, zulks ter keuze van Antargaz, met een maximum van € 100.000,00. Onder 4.11. is [de leverancier] bevolen tot afgifte van verzegelde kopieën van bepaalde bescheiden, de op de beslaglocaties aangetroffen losse vervalste zegels en één monster van ieder inbreuk makend product aan de gerechtelijk bewaarder. Hieraan is een dwangsom verbonden van
€ 10.000,00 per dag of gedeelte van de dag dat zij hieraan niet voldoet, met een maximum van € 200.000,00 aan te verbeuren dwangsommen.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Op 15 juli 2021 is de beschikking aan [de leverancier] betekend en is ten laste van [de leverancier] conservatoir beslag tot afgifte en bewijsbeslag gelegd.
2.5.
Antargaz heeft bij dagvaarding van 14 oktober 2021 tegen [de leverancier] een bodemprocedure aanhangig gemaakt.
2.6.
Antargaz heeft bij deurwaardersexploot van 14 februari 2023 aanspraak gemaakt op betaling door [de leverancier] van verschuldigde dwangsommen van € 65.000,00 met betrekking tot overtreding van de beschikking van 9 juli 2021. Antargaz heeft op 20 februari 2023 executoriale beslagen gelegd op acht onroerende zaken van [de leverancier] . [de leverancier] heeft een executiegeschil bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank aanhangig gemaakt. Bij vonnis van 12 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter de beslagen opgeheven en Antargaz veroordeeld om de executoriale beslagen door te halen.
2.7.
De rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van 25 oktober 2023 in de bodemprocedure tussen partijen onder meer beslist:
“7.1. beveelt [bedrijf 2] met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis, het navullen van gasflessen voorzien van het merk ANTARGAZ, alsmede het aanbieden, in de handel brengen of daartoe in voorraad hebben van gasflessen voorzien van zegels waarop zonder toestemming van Antargaz het merk ANTARGAZ is
aangebracht (Vervalste Zegels), te staken en gestaakt te houden in Nederland, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte van een dag, dan wel, uitsluitend ter keuze van Antargaz, een dwangsom van € 1.000, - voor ieder product waarmee [bedrijf 2] in strijd handelt met dit bevel, met een maximum van
€ 100.000, -;
7.3
beveelt dat [bedrijf 2] binnen 45 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis een schriftelijke en van alle relevante documenten (zoals (doordruk)bonnen, facturen, orders, vrachtbrieven, transportdocumenten en e-mailcorrespondentie) vergezelde verklaring aan de advocate van Antargaz zal toezenden betreffende:
a. de hoeveelheid vanaf 1 januari 2020 verhandelde, door [bedrijf 2] zelf of een derde gevulde, Antargaz flessen, inclusief de verkoopprijs;
b. de vanaf 1 januari 2020 hoeveelheid door [bedrijf 2] ingekochte, (door een derde gevulde) Antargaz flessen, inclusief de inkoopprijs;
c. de vanaf hoeveelheid 1 januari 2020 door [bedrijf 2] ingekochte vervalste zegels en de hoeveelheid vervalste zegels die hij nog op voorraad heeft;
d. de namen en adressen van professionele afnemers van de door [bedrijf 2] zelf of een derde gevulde Antargaz flessen, voor zover deze zijn geleverd vanaf 1 januari 2020;
e. de namen en adressen van de leveranciers van de vanaf 1 januari 2020 door Antargaz of een derde gevulde Antargaz flessen en/of van de vervalste zegels;
f. informatie met betrekking tot de locatie van de vanaf 1 januari 2020 door [bedrijf 2] of een derde gevulde Antargaz flessen en/of vervalste zegels;
g. informatie over de distributiekanalen van de onrechtmatig gevulde flessen/of vervalste zegels.
7.4
veroordeelt [bedrijf 2] tot betaling aan Antargaz van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of
gedeelte van een dag dat hij in strijd handelt met de onder 7.2 en 7.3 genoemde bevelen, met een maximum van
€ 50.000,- (…)”
Het vonnis is op 31 oktober 2023 aan [de leverancier] betekend. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
2.8.
Bij deurwaardersexploot van 20 maart 2024 heeft Antargaz (hernieuwd) aanspraak gemaakt op betaling door [de leverancier] van verschuldigde dwangsommen van € 445.000,00 wegens:
1. Overtreding van 4.1 van de beschikking van 9 juli 2021: € 100.000,00 (onder A en B exploot)
2. Overtreding van 4.11 van de beschikking van 9 juli 2021: € 200.000,00 (onder C exploot)
3. Overtreding van 7.1 van het vonnis van 25 oktober 2023: € 100.000,00 (onder D en E exploot)
4. Overtreding van 7.3 van het vonnis van 25 oktober 2023: € 45.500,00 (onder F exploot).
2.9.
Op of omstreeks 27 maart 2024 heeft Antargaz ten laste van [de leverancier] executoriale beslagen laten legen op acht onroerende zaken van [de leverancier] .
2.10.
[de leverancier] heeft in een executiegeschil bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank opheffing van deze beslagen gevorderd. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 17 oktober 2024 die vordering afgewezen omdat naar zijn oordeel voldoende aannemelijk is geworden dat [de leverancier] 10 onverzegelde Antargazflessen heeft gevuld en verkocht en dat hij daarmee beslissing 7.1 van het vonnis heeft geschonden, wat maakt dat eveneens voldoende aannemelijk is gemaakt dat [de leverancier] een bedrag van (10 x € 1.000,00 is) € 10.000,00 aan dwangsommen aan Antargaz verschuldigd is en Antargaz daarmee belang heeft bij zekerheid tot verhaal van haar vordering.
De overige door Antargaz gestelde overtredingen, waaronder de opgaveverplichting uit 7.3. van het vonnis, heeft de voorzieningenrechter niet aannemelijk geacht.
2.11.
[de leverancier] en Antargaz hebben allebei hoger beroep ingesteld tegen het vonnis.
2.12.
Door [bedrijfsrecherche] (hierna: [bedrijfsrecherche] ) is in de periode 2 december 2024 tot en met 7 januari 2025 in opdracht van Antargaz het depot van [de leverancier] geobserveerd. Ook heeft de rechercheur twee locatiebezoeken afgelegd, op 31 december 2024 en op 7 januari 2025.
2.13.
Bij deurwaardersexploot van 14 januari 2025 heeft Antargaz aanspraak gemaakt op betaling door [de leverancier] van een bedrag van € 150.000,00 aan (cumulerende) verschuldigde dwangsommen uit kracht van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 oktober 2023. Daarbij wordt aangegeven dat [de leverancier] een bedrag van € 100.000,00 verbeurt wegens illegale vullingen van Antargaz flessen en een bedrag van € 50.000,00 wegens het in gebreke blijven van een volledige opgave, een en ander zoals beschreven in de meebetekende brief van 13 januari 2025. In die brief heeft Antargaz aan [de leverancier] medegedeeld dat uit het onderzoek door [bedrijfsrecherche] is gebleken dat [de leverancier] systematisch en op grote schaal propaangasflessen blijft navullen zonder toestemming van Antargaz. [de leverancier] is gesommeerd om de bij de brief gevoegde onthoudingsverklaring, met een hoger dwangsom per overtreding, een hoger gemaximeerd bedrag en het recht van Antargaz om toegang te verkrijgen tot zijn depot te ondertekenen. Daarnaast is [de leverancier] gesommeerd om alsnog een volledige opgave te doen van het werkelijk aantal illegaal gevulde Antargaz flessen gedurende de voorbije jaren. [de leverancier] heeft niet aan deze sommaties voldaan.
2.14.
Op 21 januari 2025 heeft Antargaz ten laste van [de leverancier] nogmaals executoriaal beslag gelegd op de voormelde acht onroerende zaken, en op negen voertuigen van [de leverancier] . Ook heeft zij ten laste van [de leverancier] executoriaal derdenbeslag gelegd onder twee banken en onder zeven cafés.
2.15.
De advocaat van [de leverancier] heeft Antargaz bij email van 13 februari 2025 verzocht de beslagen deels op te heffen omdat dezen buitenproportioneel zouden zijn. Antargaz heeft alleen de executoriale derdenbeslagen opgeheven. Zij heeft geweigerd de executoriale beslagen op de onroerende zaken en voertuigen op te heffen. De executoriale verkoop van de voertuigen is vastgesteld op 19 maart 2025 om 10.00 uur.
4 De beoordeling
4.1.
Antargaz stelt dat bij de uitgebrachte dagvaarding alleen producties 1 t/m 13 aan haar zijn meebetekend. Ook heeft zij geen enkel stuk van [de leverancier] in het Digitaal Zaakdossier (DZD) aangetroffen. Daardoor heeft zij niet kunnen vaststellen welke beslagen volgens [de leverancier] opgeheven zouden moeten worden en of de dagvaarding waarover zij beschikt identiek is aan de dagvaarding waarover de voorzieningenrechter beschikt. Daarnaast heeft [de leverancier] in strijd gehandeld met artikel 21 Rv door de voorzieningenrechter in de dagvaarding onjuist en onvolledig voor te lichten. Ten slotte heeft hij de instructies van de rechtbank van 19 februari 2025 niet mee betekend.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat door de advocaat van [de leverancier] de processtukken in het DZD zijn geplaatst, want de voorzieningenrechter kon deze daar wel inzien. Niet uit te sluiten is dat bij het plaatsen van de stukken door de advocaat van [de leverancier] in het DZD iets mis is gegaan. Niet gebleken is echter dat Antargaz daardoor in haar verdediging is geschaad. De stukken zijn tijdens de mondelinge behandeling aan de advocaat van Antargaz alsnog overhandigd en het zijn stukken die voor hem niet onbekend zijn (namelijk de beslag- en betekeningsexploten en e-mails tussen de advocaten van partijen). Bovendien is Antargaz in staat gebleken inhoudelijk op de vordering van [de leverancier] te kunnen reageren.
4.3.
Artikel 21 Rv doet geen afbreuk aan het in artikel 24 en 149 Rv verankerde beginsel van de partijautonomie, dat inhoudt dat partijen de vrijheid hebben om zelf te bepalen welke feiten zij aan hun geschil ten grondslag willen leggen. Een partij mag de taak van de rechter echter niet bemoeilijken of zelfs onmogelijk maken door de rechter benodigde gegevens die wel binnen het bedoelde kader vallen te onthouden. De voorzieningenrechter is in dit geval van oordeel dat [de leverancier] de rechter in de dagvaarding niet in die mate benodigde gegevens heeft onthouden dat sprake is van schending van artikel 21 Rv en passeert daarom dit verweer van Antargaz.
4.4.
Het niet mee betekenen van de instructies van de rechtbank is niet een gebrek dat tot niet-ontvankelijkheid leidt of tot afwijzing van de vorderingen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om hieraan in dit geval consequenties te verbinden.
opheffing executoriale beslagen
4.5
[de leverancier] vordert opheffing van executoriale beslagen die zijn gelegd naar aanleiding van de op grond van het vonnis van 25 oktober 2023 opgeëiste dwangsommen.
In dit kort geding dient dan ook te worden beoordeeld of deze dwangsommen zijn verbeurd. De voorzieningenrechter is als executierechter bevoegd om te beoordelen in hoeverre aan de veroordeling is voldaan en of de daaraan verbonden dwangsommen zijn verbeurd. In dat kader heeft te gelden dat de voorzieningenrechter niet tot taak heeft de rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen, maar zich ertoe dient te beperken de ten uitvoering van het vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals die door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij dient de voorzieningenrechter het doel en de strekking van de veroordeling tot maatstaf te nemen, in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. Omdat Antargaz aanspraak maakt op de door [de leverancier] verbeurde dwangsommen, rust op haar de stelplicht en de bewijslast dat de in het opeisingsexploot van 14 januari 2025 genoemde overtredingen van het vonnis van 25 oktober 2023 hebben plaatsgevonden.
overtreding 7.1. vonnis (dwangsom € 100.000,00)
4.6.
[de leverancier] stelt dat de aanspraak op € 100.000,00 ter zake de gestelde overtreding van 7.1 van het vonnis dubbelop is, omdat Antargaz al aanspraak maakt op betaling daarvan in het lopende executiegeschil bij het gerechtshof. Antargaz kan maar eenmaal betaling van dit bedrag verlangen en [de leverancier] kan dat bedrag maximaal eenmaal verbeurd zijn.
4.7.
Antargaz betwist dat zij dubbel aanspraak maakt op de verbeurde dwangsommen. Als [de leverancier] dit bedrag aan verbeurde dwangsommen voldoet, zal daar in de andere procedure die tussen partijen nog loopt niet langer aanspraak op worden gemaakt.
4.8.
In het vonnis van 17 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat [de leverancier] een dwangsom van € 10.000,00 verschuldigd is aan Antargaz. Weliswaar is tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld, maar bij deze stand van zaken kan niet geoordeeld worden dat het maximum van € 100.000,00 aan verbeurde dwangsommen al is verbeurd. Dit betekent dat er dus geen sprake is van dubbele aanspraak, behoudens tot het bedrag van
€ 10.000,00.
4.9
Artikel 611g Rv bepaalt dat een dwangsom verjaart door verloop van zes maanden na de dag waarop zij verbeurd is.
4.10.
Volgens [de leverancier] zijn de dwangsommen waarop Antargaz bij exploot van 20 maart 2024 aanspraak heeft gemaakt, inmiddels verjaard. De advocaat van Antargaz heeft op 18 april 2024 een email gestuurd naar de advocaat van [de leverancier] , waarin [de leverancier] wordt verzocht uiterlijk dinsdag 23 april a.s. de verbeurde dwangsommen uit eigen beweging te voldoen, bij gebreke waarvan Antargaz de deurwaarder zal instrueren om de executie te hervatten. Antargaz heeft daarmee de laatste stuitingshandeling verricht want na
deze e-mail zijn er meer dan 6 maanden verstreken zonder dat de verjaring is gestuit. De verbeurde en verjaarde dwangsommen moeten meegenomen worden bij het bepalen of het door de dwangsomrechter bepaalde maximumbedrag van de dwangsom bereikt is, wat hier het geval is volgens [de leverancier] .
4.11.
Antargaz stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van verjaring omdat de verjaring is gestuit. [de leverancier] heeft op 21 mei 2024 de dagvaarding voor een executie-kortgeding aan Antargaz doen betekenen. Partijen hebben zowel daarvoor als daarna met elkaar gecorrespondeerd en onderhandeld over de verbeurde dwangsommen en de executoriale beslagen. Partijen hebben afgesproken de zittingsdatum van het kort geding te verplaatsen. [de leverancier] heeft haar in dat kader verzocht om de executie ‘on hold’ te zetten en Antargaz heeft daarmee bij e-mail van 30 mei 2024 ingestemd tot er een onherroepelijk vonnis is. Ook na die e-mail heeft Antargaz nog herhaaldelijk aangegeven aanspraak te maken op de verbeurde dwangsommen. Zij wijst in dit verband op haar conclusie van antwoord in het executiegeschil van 2 oktober 2024, de e-mail van 5 november 2024 en het exploot van 14 januari 2025. Los hiervan is Antargaz van mening dat zelfs al zou er sprake zijn van verjaring, [de leverancier] toch opnieuw dwangsommen heeft verbeurd omdat hij nog steeds niet voldoet aan de hem gegeven veroordeling en deze blijft overtreden.
4.12.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
Het laatste verweer van Antargaz wordt verworpen. Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 1 juli 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1416, volgt dat voor nieuwe overtredingen niet opnieuw dwangsommen mogen worden aangezegd als het maximum aan verbeurde dwangsommen al verjaard is. Het is echter niet gebleken dat het maximum van € 100.000,00 aan verbeurde dwangsommen eerder al is verbeurd. De voorzieningenrechter heeft dit in zijn vonnis van 17 oktober 2024 immers slechts aangenomen tot het bedrag van € 10.000,00. [de leverancier] wordt dan ook niet gevolgd in zijn betoog.
4.13.
Antargaz stelt dat uit het onderzoek van [bedrijfsrecherche] is gebleken dat door [de leverancier] minstens 169 illegale navulactiviteiten zijn verricht. Antargaz heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar het rapport van [bedrijfsrecherche] , de videobeelden en de aan de hand daarvan gemaakte analyse1, waaruit blijkt:
- 2 december 2024: minstens 1 overtreding
- 6 december 2024: minstens 8 overtredingen
- 20 december 2024: minstens 5 overtredingen
- 27 december 2024: minstens 53 overtredingen
- 30 december 2024: minstens 51 overtredingen
- 31 december 2024: minstens 15 overtredingen
- 7 januari 2025: minstens 36 overtredingen
Daarmee heeft [de leverancier] in strijd met 7.1 van het vonnis gehandeld volgens Antargaz en heeft hij dwangsommen verbeurd.
4.14.
[de leverancier] betwist dat hij Antargazflessen heeft nagevuld. Volgens hem ziet Antargaz in iedere verplaatsing van een gasfles een overtreding. [de leverancier] omschrijft zijn werkwijze als volgt: alle wagens die binnenkomen, worden gelost. Alle bakken met gasflessen (van alle soorten en merken) worden bij de container weggezet om uitgezocht te worden. Ook alle gasflessen/cilinders die door klanten zelf worden gebracht, worden daar weggezet. De flessen worden gewogen. De eigen flessen van [de leverancier] worden weer gevuld. Flessen van andere merken, waaronder die van Antargaz, worden ofwel leeggetrokken (als de hoeveelheid overgebleven gas in de fles gering is) en vervolgens afgevoerd, of de fles wordt - als deze nog vol of voor een groot deel vol is - als (deels) volle fles weer verkocht. De flessen worden echter niet gevuld. Hij heeft dus het hem gegeven verbod niet overtreden en is dus geen dwangsommen verschuldigd.
4.15.
De voorzieningenrechter zal voor de beoordeling of er sprake is van een inbreukmakende handeling door [de leverancier] uitgaan van de rapportage van [bedrijfsrecherche] , en de door Antargaz gemaakte analyse met vermelding van het referentienummer van de videobeelden en de daarbij behorende foto’s. Hierbij wordt opgemerkt dat zowel het rapport als de analyse relatief summier zijn opgesteld gezien het grote aantal gestelde overtredingen. De omschrijvingen van de overtredingen zijn kort en niet altijd even duidelijk. Antargaz heeft weliswaar de bijbehorende videobeelden overgelegd, maar van de voorzieningenrechter kan niet gevergd worden dat de zeer grote hoeveelheid videobeelden integraal worden bekeken. Antargaz heeft op de analyse slechts het referentienummer van het betreffende videobeeld vermeld, zonder met een exacte tijdsaanduiding (per seconde) aan te geven wanneer de gestelde inbreukmakende handeling door [de leverancier] zou hebben plaatsgevonden. De voorzieningenrechter zal bij de bespreking van de gestelde inbreukmakende handelingen de daarbij behorende referentienummers vermelden.
4.16.
De voorzieningenrechter acht het in ieder geval aannemelijk dat als gasflessen van Antargaz in het vulstation van [de leverancier] worden gebracht deze daar vervolgens worden hervuld. De voorzieningenrechter zal daarom hierna uit de samenhang van de beschreven handelingen beoordelen of daarvan sprake is. Het standpunt van [de leverancier] dat de flessen in het vulstation alleen worden gewogen om te bekijken of er nog genoeg gas in zit om te kunnen verkopen als deels gevulde fles is, zoals de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 4.7. van het vonnis van 17 oktober 2024 reeds heeft overwogen, ongeloofwaardig. [de leverancier] verkoopt flessen met een capaciteit van 10,5 kilo namelijk als volle flessen, terwijl deze flessen slechts ongeveer 10 kilogram propaangas blijken te bevatten. Ook wordt het niet geloofwaardig geacht dat [de leverancier] ingeleverde flessen die bijna leeg zijn volledig aftapt. Antargaz heeft de op 29 januari 2025 en 12 februari 2025 door [de leverancier] bij haar ingeleverde gasflessen namelijk laten wegen door [naam 2] NV, die heeft vastgesteld dat het gemiddelde percentage restgas in de flessen in lijn is met het gemiddelde in de markt en zelfs iets hoger. Dit duidt er niet op dat de door klanten ingeleverde (nagenoeg) lege flessen geheel worden leeggetrokken door [de leverancier] . [de leverancier] heeft ook in dit kort geding zijn standpunt onvoldoende gemotiveerd onderbouwd.
Anderzijds wordt niet aannemelijk geacht dat alle flessen afkomstig van de opslagplaats, ook hervulde flessen zijn. Antargaz telt deze flessen wel mee, maar heeft niet duidelijk gemaakt waarom hiervan uitgegaan zou moeten worden.
Dit leidt tot de volgende beoordeling:
4.17.
Waargenomen wordt, hetgeen ook niet is weersproken, dat door een medewerker van [de leverancier] één volle fles van Antargaz van de vulcontainer naar de opslagplaats worden gebracht (beeld 43). Gezien het hiervoor onder 4.16 overwogene wordt aannemelijk geacht dat dit een door [de leverancier] hervulde fles betreft. Dit is dus één overtreding.
4.18.
Aannemelijk is geworden dat 2 Antargaz-flessen door [de leverancier] zijn gevuld (beelden 63 en 64). De voorzieningenrechter acht het waarschijnlijk dat het om dezelfde twee door een klant in een Mazda meegenomen flessen gaat die naar de vulcontainer worden gebracht en die vervolgens weer mee terug worden genomen. Op de foto’s is te zien dat het gaat om flessen zonder zegel sleeve en label.
Ook met betrekking tot beeld 73 is aannemelijk geworden dat er flessen zijn hervuld, gelet op de samenhang van de handelingen (flessen worden naar de opening van de vulcontainer gebracht en komen er vervolgens gevuld uit). Nu onduidelijk is om hoeveel Antargaz-flessen het gaat zal de voorzieningenrechter uitgaan van 1 fles, omdat er tenminste 1 fles van Antargaz is waargenomen. In totaal levert dit dus 3 overtredingen op.
4.19.
Waargenomen is dat door een medewerker en een klant lege flessen van een Toyota naar de opening van de vulcontainer zijn gebracht en dat daarna volle flessen van de opslagplaats naast de vulcontainer naar de auto worden gebracht (beelden 20 en 21). Uit deze omschrijving blijkt niet dat het om dezelfde flessen gaat. Evenmin kan worden aangenomen dat alle flessen afkomstig van de opslagplaats hervuld zijn. Antargaz heeft namelijk niet betwist dat [de leverancier] alle flessen hier stalt, zodat zij dit niet aannemelijk heeft gemaakt. Op meerdere plaatsen in haar overzicht merkt Antargaz weliswaar op dat te zien is hoe ook flessen die het vulstation verlaten – waarvan de voorzieningenrechter dus aanneemt dat deze zijn hervuld – hier worden weggezet, maar het lag dan op de weg van Antargaz te omschrijven dat het om flessen die het vulstation hadden verlaten ging.
4.20.
Met de omschrijving en foto’s van productie 35 is wel aannemelijk gemaakt dat de fles die de bestuurder van een Volkswagen van de opslagplaats naar zijn auto brengt (beelden 24 en 25) een hervulde fles is. Onduidelijk om hoeveel Antargaz-flessen het gaat. Gelet op de groene sticker op een fles betreft het in ieder geval 1 Antargaz-fles, zodat de voorzieningenrechter daarvan uitgaat.
In totaal levert dit dus 1 overtreding op.
4.21.
Antargaz heeft tijdens de mondelinge behandeling de videobeelden met referentienummer 38 getoond. Uit deze video-opnamen is waarneembaar dat vier (lege) Antargaz-gasflessen vanuit een busje van een klant rechtstreeks naar de vulcontainer worden gebracht en dat dezelfde flessen vanuit de vulcontainer terug in de bus van de wachtende klant worden geplaatst. Dat het om dezelfde flessen gaat is te zien aan de sleeves rond de fleswand. Zoals hiervoor onder 4.16 al is overwogen acht de voorzieningenrechter het ongeloofwaardig dat de flessen alleen werden gewogen, zoals [de leverancier] heeft gesteld. Overigens is dit ook niet te rijmen met de duur van circa 3 minuten dat de flessen zich in de vulcontainer bevonden. Antargaz heeft gesteld dat het wegen van de flessen slechts een paar seconden duurt. [de leverancier] heeft dit niet, althans niet gemotiveerd, weersproken. De voorzieningenrechter gaat er daarom van uit dat er 4 flessen in de vulcontainer zijn gevuld.
4.22.
Gelet op de samenhang van de beschreven handelingen behorende bij de beelden 39, 44, 52 in combinatie met 54, 87/91, 105 en 108 in combinatie met 114/115/125 (flessen worden naar de opening van de vulcontainer gebracht en komen er vervolgens gevuld uit) gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat het om hervulde flessen gaat. Met betrekking tot beeld 105 is bovendien van belang dat waargenomen is dat de klant een onverzegelde fles heeft meegekregen die niet voorzien is van een veiligheidslabel. Ook dit bevestigt het vermoeden dat het om een geopende Antargaz-fles gaat die hervuld is. De voorzieningenrechter acht het niet aannemelijk dat het een fles betreft die eerder door een klant is teruggebracht. Het is ongeloofwaardig dat een klant een volle fles opent en deze na gebruik van een halve liter gas weer terugbrengt, waarbij wordt meegewogen dat nergens uit is gebleken dat de betreffende klant de bedoeling had een deels lege fles te kopen en dat hem dit als zodanig is verkocht. Ten aanzien van de overige gestelde overtredingen geldt dat de omschrijvingen te summier en onduidelijk zijn om aan te kunnen nemen dat het om hervullingen gaat. Conclusie is dat aannemelijk is dat nog eens 16 flessen zijn hervuld.
In totaal levert dit dus 20 overtredingen op.
4.23.
De voorzieningenrechter acht gelet op de waargenomen beschreven handelingen behorende bij de beelden 134 (in combinatie met de beelden van productie 35), 135, 138, 143, 145, 160, 195/196 en 198 (flessen worden naar de opening van de vulcontainer gebracht en komen er vervolgens gevuld uit) aannemelijk dat de Antargaz-flessen door [de leverancier] gevuld zijn. Met de overige omschrijvingen is niet aannemelijk gemaakt dat het om hervulde flessen zou gaan. Zo staat bij de omschrijving van beelden 155 en 178 bijvoorbeeld dat kratten worden gevuld met volle flessen, maar niet dat dit flessen afkomstig uit de vulcontainer zouden betreffen of waarom anders wordt aangenomen dat dit hervulde flessen betreft.
In totaal levert dit dus 25 overtredingen op.
4.24.
Waargenomen is dat door klant en medewerker van [de leverancier] lege flessen naar de opening van de vulcontainer zijn gebracht en dat volle flessen van de opslagplaats links naar de auto zijn gebracht (beelden 209/210 en 216). De klant wacht circa 2 minuten terwijl de flessen zich in de vulcontainer bevinden. De voorzieningenrechter acht het daarom aannemelijk dat de gebrachte en mee teruggenomen flessen dezelfde flessen betreft en dat deze dus zijn hervuld.
4.25.
Ook bij beeld 227 wordt beschreven dat de fles naar de opening van de vulcontainer wordt gebracht en er vervolgens gevuld uitkomt en dat de klant gedurende de tijd dat de fles in de vulcontainer is, staat te wachten. Het betreft een karakteristieke handrail fles van Antargaz met een sleeve die is geplaatst tussen april 2018 en oktober 2018. Gelet op de samenhang van de handelingen en omstandigheden acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat het gaat om een Antargaz-fles die door [de leverancier] gevuld is.
4.26.
Op 31 december 2024 heeft een eerste locatiebezoek bij [de leverancier] plaatsgevonden door de rechercheur van [bedrijfsrecherche] (beeld 228). Blijkens de rapportage van [bedrijfsrecherche] heeft hij die dag twee lege gasflessen van 10,5 kg ingeruild voor twee 10,5 kg propaangasflessen van Antargaz. Deze hadden beide een beschadigde sleeve en waren zonder gasflesverzegelingsdop uitgevoerd. Bovendien was de inhoud van de ene propaangasfles 10,06 kg in plaats van 10,5 kg en de inhoud van de ander fles 9,8 kg in plaats van 10,5 kg. De voorzieningenrechter acht het daarom aannemelijk dat het om hervulde flessen gaat. Zoals hiervoor is overwogen acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat aan de rechercheur flessen werden verkocht die daarvoor door een andere klant waren ingeruild. Op de verkoopbon staat ook dat 2x propaangas à 10,5 liter is verkocht, wat dus een volle fles zou impliceren. Omdat de rechercheur 2 flessen heeft ingeleverd en 2 flessen heeft meegenomen, gaat de voorzieningenrechter uit van een overtreding met 2 flessen in plaats van een overreding met 4 flessen zoals Antargaz heeft gedaan. Dat de ingeleverde flessen ook zijn hervuld, is niet aannemelijk gemaakt.
In totaal levert dit 8 overtredingen op.
4.27.
Op 7 januari 2025 heeft een tweede locatiebezoek bij [de leverancier] plaatsgevonden door de rechercheur van [bedrijfsrecherche] (beeld 310). Uit de rapportage van [bedrijfsrecherche] blijkt dat de rechercheur opnieuw twee lege gasflessen van 10,5 kg heeft ingeruild voor twee 10,5 kg gasflessen van Antargaz. De rechercheur heeft geconstateerd dat een fles was niet voorzien van een veiligheidslabel, dat bij de andere fles de veiligheidslabel aanwezig was in de vorm van een reeds beschadigde sleeve en dat beide flessen niet waren voorzien van een gasflesverzegelingsdop. Bovendien bedroeg de inhoud van de ene propaangasfles 9,88 kg in plaats van 10,5 kg en de inhoud van de andere fles 9,86 kg in plaats van 10,5 kg. Ook hier staat op de verkoopbon dat 2x propaangas à 10.5 liter is verkocht. Gelet op dit alles acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat het om hervulde flessen gaat.
4.28.
Met betrekking tot de vrachtwagen met grote trailer met volle flessen waarvan is geconstateerd dat die het terrein van [de leverancier] verlaat (beeld 275, door Antargaz geteld als 30 hervulde flessen) heeft [de leverancier] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het lege flessen betrof die weggingen om bij leverancier Bakker ingeleverd te worden. Gelet op deze gemotiveerde betwisting door [de leverancier] heeft Antargaz niet aannemelijk gemaakt dat het hervulde Antargaz gasflessen betrof. Zij heeft zelfs niet gesteld dat het om volle flessen zou gaan of waar deze heen werden vervoerd.
In totaal levert dit dus 2 overtredingen op.
Totaal verbeurde dwangsommen met betrekking tot overtreding 7.1. vonnis
4.29.
Gelet op wat hiervoor onder 4.18 tot en met 4.30 is overwogen acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat [de leverancier] over de periode 2 december 2024 tot en met 7 januari 2025 in totaal in totaal 60 keer het hem onder 7.1. gegeven bevel heeft overtreden en dat hij dus dwangsommen heeft verbeurd. In het vonnis is aan het bevel een dwangsom gekoppeld van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag, dan wel, uitsluitend ter keuze van Antargaz, een dwangsom van € 1.000,00 voor ieder product waarmee [bedrijf 2] in strijd handelt met het gegeven bevel, met een maximum van
€ 100.000,00.- Omdat onduidelijk is welke keuze Antargaz maakt, gaat de voorzieningenrechter er vooralsnog van uit dat [de leverancier] ten minste een bedrag van 60 x
€ 1.000,00 is € 60.000,00 aan dwangsommen heeft verbeurd.
overtreding 7.3. vonnis (dwangsom € 50.000,-)
4.30.
Antargaz stelt zich op het standpunt dat [de leverancier] tot op heden nog steeds niet heeft voldaan aan zijn opgaveverplichting. Dat blijkt volgens haar uit de eerder door haar ingenomen standpunten en bewezen feiten, gecombineerd met het nieuwe bewijs (de rapportage van [bedrijfsrecherche] , en de bijbehorende videobeelden, de aanvullende verklaring van [bedrijfsrecherche] /dhr. [naam 1] en [naam 2]2). Zij verwijst in dit verband naar de door haar als productie 32 overgelegde aanvullende analyse.
4.31.
[de leverancier] stelt dat hij wel degelijk aan het hem gegeven bevel heeft voldaan. Hij verwijst naar de door hem als productie 17 overgelegde brief van 15 december 2023 met bijlagen die destijds aan Antargaz is gestuurd. Daarbij zijn alle informatie en documenten aan Antargaz verstrekt. Hij heeft daarna niets meer van Antargaz vernomen en hij mocht er dus van uitgaan dat Antargaz hiermee genoegen nam.
4.32.
De voorzieningenrechter stelt vast dat gelet op 7.3. van het vonnis van 25 oktober 2023 en de betekening van dat vonnis op 31 oktober 2023, de opgaveplicht van [de leverancier] eindigde op 15 december 2023. In het vonnis van 17 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter met betrekking tot het (volgens Antargaz) verbeuren van boetes wegens het niet voldoen aan de opgaveverplichting overwogen:
Antargaz heeft haar stelling, dat de gedocumenteerde opgave van [de leverancier] van 15 december 2023 ondeugdelijk zou zijn, naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd. Uit de door Antargaz aangeleverde processen-verbaal tot 15 december 2023 kan niet worden afgeleid dat er Antargaz flessen van 18 kg, 33 kg of 46,5 kg zijn gevuld en verhandeld door [de leverancier] . Het e-mailbericht van 4 april 2019, waar Antargaz naar verwijst ten aanzien van de vervalste zegels, ziet op zegels die door [de leverancier] zijn gekocht in 2019. Dit e-mailbericht levert dan ook geen bewijs op voor een eventuele koop van zegels ná 1 januari 2020. Andere stukken, ter onderbouwing van de stelling van Antargaz dat de opgave van [de leverancier] van 15 december 2023 niet deugdelijk zou zijn, zijn niet overgelegd. De hiervoor onder 4.7 genoemde overtreding valt buiten de termijn van 45 dagen die in 7.3 van het vonnis is genoemd (en eindigt op 15 december 2023) en telt dus niet mee. Dat er 91 dwangsommen zouden zijn verschuldigd, vanwege het niet deugdelijk nakomen van de opgaveverplichting, is dan ook niet aannemelijk gemaakt.”
4.33.
De voorzieningenrechter constateert dat door Antargaz in dit kort geding niets nieuws is overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt. Voor zover Antargaz verwijst naar het onderzoek van [bedrijfsrecherche] overweegt de voorzieningenrechter dat dit onderzoek is gedaan in de periode 2 december 2024 tot en met 7 januari 2025 en dat dit dus geen bewijs kan opleveren voor verbeurde dwangsommen tot 15 december 2023, zodat dit niet kan leiden tot een ander oordeel dan hiervoor is weergegeven. Dit geldt ook voor de aanvullende verklaringen van [naam 1] en [naam 2] .
4.34.
Wat hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat [de leverancier] in totaal een bedrag van € 60.000,00 aan dwangsommen heeft verbeurd. Dit leidt ertoe dat Antargaz recht en belang heeft bij de door haar gelegde executoriale beslagen. Gelet op de hoogte van de verbeurde dwangsommen kan niet gezegd worden dat Antargaz misbruik maakt van recht of dat de beslagen buitenproportioneel zijn. Bovendien heeft Antargaz al de door haar ten laste van [de leverancier] gelegde executoriale derdenbeslagen opgeheven.
4.35.
De primaire vordering in conventie wordt op grond van het vorenstaande afgewezen. Nu de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [de leverancier] dwangsommen verschuldigd is, betekent dit dat de voorwaarde voor het instellen van de subsidiaire vordering in vervulling is gegaan. Deze vordering zal worden toegewezen.
Wel zullen de dwangsommen aan een maximum worden gebonden als na te melden.
4.36.
Antargaz heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij behoefte heeft aan een extra prikkel om te bewerkstelligen dat [de leverancier] de hem onder 7.1. en 7.3. gegeven bevelen in het vonnis van 25 oktober 2023 nakomt.
Uit wat in conventie is overwogen blijkt dat de opgelegde dwangsommen niet zijn uitgeput omdat het maximum daarvan nog niet is bereikt. De voorzieningenrechter zal daarom de vordering in reconventie afwijzen.
4.37.
Door Antargaz was een bedrag aan € 150.000,00 aan verbeurde dwangsommen geclaimd. Nu de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [de leverancier] een substantieel lager bedrag aan dwangsommen heeft verbeurd, en partijen dus in conventie over en weer in het ongelijk zijn gesteld, wordt aanleiding gezien de kosten van het geding te compenseren in die zin dat ieder partij de eigen kosten draagt.
4.38.
In reconventie dient Antargaz als de ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld. Omdat niet aannemelijk is dat [de leverancier] extra kosten heeft gemaakt in verband met de reconventie, worden deze kosten op nihil begroot.