Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2025:1244

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
26-02-2025
07-03-2025
11270909 \ CV EXPL 24-3029 (T)
Verbintenissenrecht
Bodemzaak

Opdracht aan interieurstyliste voor het regelen van de inrichting van een appartement, inclusief de aankoop van de daarvoor benodigde meubels en accessoires. Opdrachtgevers stellen dat zij de overeenkomst niet hadden gesloten als zij hadden geweten dat de styliste nagenoeg alleen producten van SKLUM, volgens hen een discounter, zou leveren. De styliste heeft hen een heel andere voorstelling van zaken gegeven en informatie achtergehouden. Opdrachtgevers beroepen zich op dwaling en vernietiging van de overeenkomst met terugbetaling van het bedrag dat zij al aan de styliste hadden betaald. De styliste is het hiermee niet eens en stelt dat opdrachtgevers tekort zijn geschoten doordat zij geen producten en diensten meer wilden afnemen. Zij vordert in reconventie dat de overeenkomst voor het niet afgenomen deel ontbonden is of moet worden. Daarnaast vordert zij betaling van diverse schades. In dit vonnis oordeelt de kantonrechter dat er onvoldoende grond is voor dwaling. Wel is er voldoende grond voor gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. Omdat echter de schade nog niet vastgesteld kan worden, laat de kantonrechter de styliste toe om de kosten en uren nader te onderbouwen en wordt iedere beslissing aangehouden.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Breda

Zaaknummer: 11270909 \ CV EXPL 24-3029

Vonnis van 26 februari 2025

in de zaak van

1 [opdrachtgever 1] ,
2. [opdrachtgever 2] ,

beiden wonende in [plaats 1] ,

eisende partijen in conventie,

verwerende partijen in reconventie,

hierna samen te noemen: [de opdrachtgevers] ,

gemachtigde: [opdrachtgever 1] ,

tegen

[persoon] H.O.D.N. [de opdrachtnemer],

wonende en kantoorhoudende in [plaats 2] ,

gedaagde partij in conventie,

eisende partij in reconventie,

hierna te noemen: [de opdrachtnemer] ,

gemachtigde: mr. R.J.H. van der Burgt.

1 De zaak in het kort

De eigenaren van een appartement in Spanje hebben een overeenkomst gesloten met een interieurstyliste. Op grond van deze overeenkomst hebben zij opdracht gegeven voor het regelen van de inrichting van hun appartement, inclusief de aankoop van de daarvoor benodigde meubels en accessoires. Op de eerste dozen die geleverd worden, staat dat deze afkomstig zijn van SKLUM , volgens opdrachtgevers een discounter consumentenwebshop. Opdrachtgevers stellen dat zij de overeenkomst met de interieurstyliste niet hadden gesloten als zij hadden geweten dat de styliste nagenoeg alleen producten van SKLUM zou leveren. De styliste heeft een heel andere voorstelling van zaken gegeven en informatie achtergehouden. Zij willen daarom op basis van dwaling de overeenkomst vernietigen en vorderen in conventie terugbetaling van het bedrag dat zij al aan de styliste hadden betaald. De styliste is het hiermee niet eens en stelt in reconventie dat de overeenkomst ontbonden is of moet worden voor dat deel dat nog niet is afgenomen aan producten en diensten. Daarnaast vordert zij betaling van diverse schades. In dit vonnis oordeelt de kantonrechter dat er onvoldoende grond is voor dwaling. Wel is er voldoende grond voor gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. Omdat echter de schade nog niet vastgesteld kan worden, laat de kantonrechter de styliste toe om de kosten en uren nader te onderbouwen en wordt iedere beslissing aangehouden.

2 De procedure

2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 6 november 2024

- de mondelinge behandeling van 27 januari 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.

2.2.

Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat een vonnis wordt gewezen.

3 De feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:

- [de opdrachtnemer] houdt zich bezig met het ontwerpen en stylen van vakantiehuizen in Ibiza, Marbella en andere locaties rond de Middellandse Zee.

- [de opdrachtgevers] hebben [de opdrachtnemer] benaderd om hun appartement van 100m2 met een

woonkamer, eetkamer, open keuken, 3 slaapkamers en twee badkamers in Spanje in te richten ten behoeve van de verkoop van het appartement.

- Op 24 mei 2024 heeft [de opdrachtnemer] per e-mail aan [de opdrachtgevers] een bericht gestuurd. Daarin schrijft zij:

“Zoals besproken stuur ik je hierbij de lijst met alles wat er in zit betreft het interieur, hierbij zitten ook het transport en assemblage.

Wanneer we de outdoor meubelen eraf halen, wil ik het voor € 20.000,- doen. Volgende week maken we even die renderbeelden af, dan heb je compleet beeld. Denk er maar even overna dan hoor ik het wel.”

- Op 30 mei 2024 hebben [de opdrachtgevers] de renderbeelden ontvangen.

- Na overleg tussen partijen, heeft [de opdrachtnemer] op 6 juni 2024 een offerte gestuurd aan [de opdrachtgevers] . Daarin staan de volgende afspraken:

- Ten aanzien van de betaling is op 7 juni 2024 nader overeengekomen dat € 15.000,00 zou worden betaald bij opdracht en het restant bij verkoop van de woning, doch uiterlijk op 30 september 2024.

- Op 12 juni 2024 hebben [de opdrachtgevers] de aanbetaling van € 15.000,00 betaald.

- Op 20 juni 2024 heeft [de opdrachtnemer] een productlijst aan [de opdrachtgevers] gestuurd, waarop per kamer afbeeldingen van de meubels en accessoires staan.

- Op 5 juli 2024 zijn enkele artikelen, afkomstig van SKLUM , alvast door [de opdrachtnemer] in het appartement van [de opdrachtgevers] geleverd.

- Naar aanleiding van deze levering hebben [de opdrachtgevers] bij [de opdrachtnemer] geklaagd over het feit dat de producten van SKLUM afkomstig waren. Op 22 juli 2024 heeft [de opdrachtnemer] in verband daarmee per e-mail de volgende voorstellen gedaan:

“[…] In reactie op jullie feedback, heb ik de volgende opties:

1. Oorspronkelijke Overeenkomst: je blijft bij de oorspronkelijke overeenkomst van

totaal € 25.913,- waarbij de resterende betaling van € 10.913,- zoals afgesproken over betaling uiterlijk 30 september 2024 betaald zal worden door jullie.

2. Kortingsvoorstel: Jullie ontvangen een korting van € 2.400,- op het oorspronkelijke

bedrag, wat betekent dat het totaalbedrag € 23.513,- bedraagt. In dit geval dient het

resterende bedrag van € 8.513,- bij oplevering te worden betaald.

Extra: Beddengoed voor alle slaapkamers, dus dekbedovertrekken, kussenslopen en

onderlakens totaal € 429,- (deze voldoen bij oplevering)

Ik verzoek jullie vriendelijk om binnen vijf werkdagen na dagtekening van deze brief jullie

voorkeur voor een van bovenstaande opties kenbaar te maken. Indien jullie kiezen voor het

kortingsvoorstel, zal ik ervoor zorgen dat alle overige afspraken en leveringen volgens de

nieuwe voorwaarden worden nagekomen.[…]”

- Op 23 juli 2024 hebben [de opdrachtgevers] per e-mail laten weten aan [de opdrachtnemer] dat zij niet akkoord gaan. Ook hebben zij aangegeven, voor zover relevant:

“[…] Waar het ons om gaat is dat de waarde van de geleverde producten niet in

evenredige verhouding staat tot wat ons in rekening wordt gebracht en dat bij ons een hele andere verwachting daaromtrent is gecreëerd.

Op basis van jouw mededeling dat de BTW over de producten EUR 2.400 bedraagt, betekent het omgerekend dat de prijs voor de producten neerkomt op EUR 11.500, dat wil zeggen slechts 55% van de betaalde prijs, en de overige 45% ziet op kosten (transport, opslag) maar met name dus jouw fees. Deze verhouding vinden wij disproportioneel. Ik onderken volledig dat dit een verdienmodel voor jou hoort te zijn maar wij vinden de opslag voor diensten te hoog in verhouding met het werk en de totale uren die hierin zitten.[…] Overigens willen wij zeker jouw extra kosten voor de opslag van goederen vergoeden, dit is geen enkele issue maar is ons nooit gevraagd.[…]

Al met al heerst bij ons op dit moment een zeer onbevredigd gevoel omdat we vinden dat bij ons een onjuiste voorstelling is gewekt, cruciale informatie niet is gedeeld en wij daardoor een verkeerde inschatting hebben gemaakt en zouden we het liefst andere, meer kwalitatieve meubels bestellen. Om toch een middenweg te zoeken in deze vervelende situatie zijn we bereid akkoord te gaan met een totaalbedrag van EUR 22.000 waarbij we het restantbedrag van EUR 6.000 volgende week bij oplevering (als alles correct,

volledig en in goede staat is geleverd) over zullen maken.”

- Per e-mail van 23 juli 2024 heeft [de opdrachtnemer] afwijzend gereageerd op de standpunten en het voorstel van [de opdrachtgevers] en aangegeven dat de opdracht wordt uitgevoerd zoals afgesproken.

- Op 23 juli 2024 heeft [de opdrachtnemer] een factuur gestuurd aan [de opdrachtgevers] voor beddengoed “zoals telefonisch besproken op 22 juli 2024 voor de 3 slaapkamers” voor een bedrag van € 439,00 incl. BTW. [de opdrachtgevers] hebben deze factuur niet betaald.

- Op 25 juli 2024 hebben [de opdrachtgevers] per e-mail aan [de opdrachtnemer] nogmaals een toelichting gegeven op hun standpunt. Daarin hebben zij ook aangegeven:

“Kortom op veel punten is je aanpak en je aanbod, maar ook je offerte (waarbij de prijzen per onderdeel niet staan vermeld) niet transparant (genoeg) en daarmee in strijd met de wet. De overige argumenten uit de voorgaande e-mails zullen we niet nogmaals herhalen. Er is dus genoeg reden om de overeenkomst te ontbinden wegens dwaling (artikel 6:228 BW) en ons geld terug te vragen en daarmee de levering van producten te weigeren.

Onder de voorwaarde dat je ons een correctie op je factuur geeft van 4497,30, gelijk aan de door jou bij ons in rekening gebrachte BTW (zoals je aanvankelijk had toegezegd) en om de goede sfeer en samenwerking te bewaren, zullen we dat niet doen. Laten we er dan inderdaad nog iets moois van maken.”

- Op 26 juli 2024 heeft [de opdrachtnemer] per e-mail aan [de opdrachtgevers] onder meer het volgende geschreven:

“[…] Gestes van onze zijde heeft u niet willen accepteren en omdat het momenteel 1 voor 12 is en alles in gereedheid is gebracht voor levering vervallen deze opties. Uiteraard is het is jullie goed recht om de overeenkomst te ontbinden zoals deze in onze voorwaarden is gesteld. Hierbij zullen jullie ons schadeloos moeten stellen voor alle aangekochte materialen, transporten en gemaakte uren wat neerkomt op een totaalbedrag van

€ 25.000,--. De reeds geleverde artikelen, te weten buitenbank, salontafel en tv-meubel, blijven daarop jullie eigendom.

Graag vernemen wij voor Maandag 29-07-2024: 09:00 uur of u gebruik wenst te maken van ontbinding. Zo niet dan gaan wij verder met het leveren conform overeenkomst om met zonnige motivatie er iets moois van te maken.

Naast de een leverprestatie die wij leveren, zullen jullie ook de betaalprestatie moeten voldoen. Uw berichten wekken eerlijke gezegd weinig vertrouwen dat u zich hieraan gaat houden.”

- Hierop is geen reactie ontvangen van [de opdrachtgevers] . Daarom heeft [de opdrachtnemer] op 29 juli 2024 om 13:30 uur een e-mail gestuurd aan [de opdrachtgevers] waarin zij onder meer schrijft:

“[…] Mochten wij vandaag voor 14:00 geen reactie of overeenstemming hebben, zullen wij de levering uitstellen tot nader orde. Ter compensatie van kosten voor opslag, handling en verzekering, zullen wij per dag € 150,-- (incl BTW) bij jullie in rekening gaan brengen. Uiteraard willen wij dit voorkomen en vragen opnieuw om een spoedige reactie.

Verder wil ik wijzen op het feit dat jullie inmiddels wel gebruik maken (via de makelaars) van onze renderbeelden. Gebruikmaken van deze beelden is zonder onze toestemming niet toegestaan. Producten en diensten wisselen dan ook pas van eigendom nadat de volledige betaling door ons is ontvangen, of wanneer wij hier schriftelijk toestemming voor hebben gegeven. Vriendelijk doch dringend verzoek deze beelden per direct van de sites te verwijderen.”

- Dezelfde dag om 14:37 uur hebben [de opdrachtgevers] gereageerd en een nadere toelichting gegeven op hun standpunt en dat voldaan is aan alle wettelijke voorwaarden voor een geslaagd beroep op dwaling. Daarbij hebben zij ook aangegeven:

“Op basis van het bovenstaande stellen wij jullie nog een laatste keer in de gelegenheid om vandaag voor 17:00 uur te bevestigen dat de levering morgen plaatsvindt onder een correctie van op de factuur van in ieder geval 4497,30 EUR , bij gebreke waarvan wij de overeenkomst zullen ontbinden.

Die ontbinding heef tot gevolg dat onze overeenkomst ongeldig wordt verklaard en beide partijen moeten teruggeven wat ze al hebben gekregen (jullie moeten ons dus 15.000 EUR terugbetalen en wij moeten de reeds door ons ontvangen producten terug leveren), zodat ze weer in de oorspronkelijke situatie worden hersteld. Jullie kunnen ons dan ook niet extra kosten zoals toekomstige opslagkosten e.d. in rekening brengen omdat de grondslag volledig vervalt.”

- Om 15:17 uur heeft [de opdrachtnemer] gereageerd dat zij het niet eens is met de standpunten van [de opdrachtgevers] en het aan hen laat welke keuze zij maken voor de verdere afwikkeling, te weten ontbinding, nakoming van het contract of stoppen met alles en een juridische procedure starten.

- Daarop hebben [de opdrachtgevers] met een e-mailbericht van 16:24 uur aan [de opdrachtnemer] laten weten:

“Het klopt dat wij geen enkel inzicht hebben in de op maat gemaakte delen. Dat is nu juist ons bezwaar. Sterker wij hadden zelfs geen idee dat de meubels die jij zou leveren maar 55% van het door jou bij ons in rekening gebrachte bedrag uitmaakten. Wij hadden gedacht en mochten verwachten dat de meubels een veel hogere waarde zouden hebben en een veel groter onderdeel van jouw factuur zouden vertegenwoordigen.

Je laat ons geen andere keuze dan de overeenkomst hierbij buitenrechtelijk ogv dwaling (een onjuiste voorstelling van zaken) te ontbinden. Wij verzoeken je voor vrijdag 2 augustus as de reeds door ons aan jou betaalde aanbetaling ad EUR 15.000 terug te betalen. Bij niet tijdige terugbetaling ben je ons wettelijke rente verschuldigd.

Zodra we ons geld terug hebben ontvangen, zullen wij onze makelaar verzoeken de renderbeelden offline te halen.”

- Om 17:20 uur die dag heeft [de opdrachtnemer] per e-mail voor zover relevant laten weten:

“[…] Het is uw goed recht om onze overeenkomst eenzijdig te ontbinden. Daar staat wel de schadeloosstelling tegenover, waarover wij u hebben geïnformeerd.

U zult begrijpen dat schadeloosstelling opgehoogd zal worden met de juridische en incassokosten.

Verder zullen wij een boete opleggen voor het ongeautoriseerd gebruik van render-beelden van € 5.000,- per dag, ingaande per 30-07-2024 om 00:00 uur.

Daarnaast zullen wij nu nog de logistieke afhandeling moeten aanpassen, tevens de voor jullie aangekochte en op maat gemaakte goederen opslaan. Ook over deze kosten bent u geïnformeerd. […]”

- Op 30 juli 2024 hebben [de opdrachtgevers] hun voorstel nog een keer herhaald. In het slot van hun e-mailbericht hebben zij aangegeven:

“Mocht je dit in onze ogen alleszins redelijke voorstel niet willen accepteren, dan vernemen wij graag van je naar welk adres wij de reeds geleverde goederen kunnen retourneren.”

- Op 1 augustus 2024 hebben [de opdrachtgevers] een e-mailbericht gestuurd aan [de opdrachtnemer] . Daarin hebben zij aangegeven dat zij hun standpunten handhaven en de overeenkomst wegens dwaling hebben vernietigd. Ook hebben zij nogmaals een voorstel gedaan. In aanvulling op dit bericht hebben zij later die dag per e-mail geschreven dat de algemene voorwaarden van [de opdrachtnemer] niet van toepassing zijn en dat ze de renderbeelden onverplicht van de verkoopwebsites hebben verwijderd.

- Op 14 augustus 2024 heeft de gemachtigde van [de opdrachtnemer] per e-mail een brief gestuurd aan [de opdrachtgevers] . Daarin is onder andere opgenomen:

“[…] Namens cliënte sommeer ik u hierbij om de overeenkomst alsnog na te komen. Ik ontvang graag uiterlijk op vrijdag 16 augustus 2024 een schriftelijke bevestiging van u waaruit blijkt dat u tot nakoming overgaat. Ook ontvang ik binnen de gestelde termijn graag de bevestiging dat u de dagvaarding niet aanbrengt bij de rechtbank, dan wel intrekt.

Na ontvangst van uw bevestiging zal cliënte ervoor zorgen dat alle nog te leveren producten op korte termijn worden bezorgd bij u, waarna u op uiterlijk 30 september 2024, dan wel

binnen 2 dagen na verkoop van de woning indien de woning vóór 30 september 2024 verkocht is, tot betaling van het restant van € 10.913,00 en de nog door mij op te geven kosten voor opslag over dient te gaan. Komt u de overeenkomst niet na, dan ontbindt cliënte de overeenkomst met u voor het nog niet geleverde deel (gedeeltelijke ontbinding). […]”

- Op 15 augustus 2024 hebben [de opdrachtgevers] hierop per e-mail gereageerd en onder meer aangegeven:

“Vanwege het feit dat wij momenteel in Spanje zijn om noodgedwongen zelf de inrichting van onze woning ter hand te nemen, berichten wij u nu kort als volgt. Tijdens de procedure zullen wij (meer) inhoudelijk op alle namens uw cliënte in uw brief opgenomen beweringen reageren. Uw brief geeft geen aanleiding om de reeds bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant aangebrachte procedure waarin wij o.a. terugbetaling door [de opdrachtnemer] van ons aanbetaalde bedrag van 15000 EUR vorderen wegens dwaling, in te trekken. […]”

4 Het geschil

in conventie

4.1.

[de opdrachtgevers] vorderen - samengevat - een verklaring voor recht dat [de opdrachtgevers] de overeenkomst op grond van dwaling buitengerechtelijk hebben vernietigd, althans de overeenkomst op grond van dwaling te vernietigen en veroordeling van [de opdrachtnemer] tot betaling van € 15.000,00, vermeerderd met (handels)rente en proceskosten.

4.2.

[de opdrachtgevers] voeren daarvoor aan dat [de opdrachtnemer] onjuiste en onvolledige informatie heeft verstrekt over haar hele dienstverlening op zowel de offerte als haar website. Zij heeft hen ten onrechte niet ingelicht dat de meubels nagenoeg uitsluitend van SKLUM waren, terwijl [de opdrachtgevers] hoogwaardige en kostbare meubels verwachtten. Op grond van deze verwachting hadden [de opdrachtgevers] de overeenkomst gesloten, maar zij hadden dat niet of niet tegen dezelfde prijs gedaan als ze een juiste voorstelling hadden gehad. Als gevolg van deze dwaling hebben zij de overeenkomst buitengerechtelijk vernietigd, op grond waarvan [de opdrachtnemer] het aanbetaalde bedrag moet terugbetalen.

4.3.

[de opdrachtnemer] betwist dat sprake is van dwaling. Zij heeft geen onjuiste mededelingen gedaan en ook geen relevante informatie achtergehouden. [de opdrachtnemer] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [de opdrachtgevers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [de opdrachtgevers] . Ook verzoekt zij hoofdelijke veroordeling van [de opdrachtgevers] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

in reconventie

4.5.

[de opdrachtnemer] vordert - samengevat -

  1. voor recht te verklaren dat de overeenkomst ten aanzien van de inrichting van de woning tussen partijen gedeeltelijk is ontbonden dan wel de overeenkomst tussen partijen gedeeltelijke te ontbinden;

  2. [de opdrachtgevers] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 4.970,82, vermeerderd met opslagkosten van € 350,00 per maand vanaf november 2024 zolang de opslag nodig is en een bedrag van € 7.000,00, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente;

  3. [de opdrachtgevers] te veroordelen tot nakoming van de koopovereenkomst voor het beddengoed binnen 14 dagen na datum vonnis en bij gebreke daarvan tot betaling van € 439,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na de datum van het vonnis.

  4. [de opdrachtgevers] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na datum vonnis.

4.6.

[de opdrachtnemer] voert daarbij aan dat [de opdrachtgevers] de overeenkomst niet zijn nagekomen en dat zij daarom de overeenkomst gedeeltelijk heeft ontbonden. De gedeeltelijke ontbinding ziet op de nog niet door [de opdrachtnemer] geleverde producten en diensten. Op grond van artikel 6:277 Burgerlijk Wetboek (BW) moeten [de opdrachtgevers] de schade van [de opdrachtnemer] als gevolg van de ontbinding vergoeden. Daarnaast moeten [de opdrachtgevers] een boete dan wel schadevergoeding betalen voor inbreuk op het auteursrecht op de renderbeelden van [de opdrachtnemer] . De koopovereenkomst voor het beddengoed is niet ontbonden en moet door [de opdrachtgevers] nog worden nagekomen. [de opdrachtnemer] berekent haar vordering als volgt:

Nog te betalen conform overeenkomst

€ 10.913,00

Minus ontvangen na retourzendingen

€ 6.342,18

Minus besparingen niet nakoming

€ 1.000,00

Subtotaal

€ 3.570,82

Kosten opslag

€ 1.400,00 + P.M

Totaal

€ 4.970,82

Voor de inbreuk op het auteursrecht acht [de opdrachtnemer] een bedrag van € 7.000,00 redelijk.

4.7.

[de opdrachtgevers] voeren verweer. Volgens hen is de overeenkomst al vernietigd en kan die daarom niet meer worden ontbonden. Ook betwisten [de opdrachtgevers] dat zij tekortgeschoten zijn. Volgens hen is juist [de opdrachtnemer] zelf tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. [de opdrachtnemer] moest hoogwaardig meubilair leveren, maar heeft dat niet gedaan. Ook heeft zij [de opdrachtgevers] niet geïnformeerd over wie haar leveranciers waren. Daarnaast betwisten [de opdrachtgevers] de aard en omvang van de schade en kosten en heeft [de opdrachtnemer] volgens hen niet voldaan aan haar schadebeperkingsplicht. [de opdrachtgevers] concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [de opdrachtnemer] en [de opdrachtnemer] te veroordelen tot terugbetaling van het door [de opdrachtgevers] betaalde bedrag van € 15.000,00, met veroordeling van [de opdrachtnemer] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.8.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5 De beoordeling

in conventie

5.1.

In conventie moet de vraag beantwoord worden of [de opdrachtgevers] de overeenkomst met [de opdrachtnemer] wegens dwaling rechtsgeldig hebben vernietigd. Daarbij moet getoetst worden aan artikel 6:228 BW. In het eerste lid van dat artikel is bepaald dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten vernietigbaar is als

  1. de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;

  2. de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten;

Standpunt [de opdrachtgevers]

5.2.

[de opdrachtgevers] hebben enerzijds gesteld dat [de opdrachtnemer] onjuiste inlichtingen heeft verstrekt. Ten eerste wekte [de opdrachtnemer] volgens hen via haar social media-uitingen op haar instagramkanaal en overige onlinecommunicatie een indruk van exclusiviteit en specialisatie in hoogwaardige en unieke ontwerpen. Op de website van [de opdrachtnemer] staat: "We bieden uitgebreide services, van het selecteren van meubilair tot het creëren van een decor en sfeer, waarbij we elk aspect voor onze rekening nemen, inclusief transport." en “With our unique interior style, we magically transform your holiday home into a unique and breathtaking sanctuary […]” Daarnaast heeft [de opdrachtnemer] in de eerste telefoongesprekken, voorafgaand aan de overeenkomst, verteld dat zij voor de uitvoering van de opdracht gebruik zou maken van haar professionele netwerk van leveranciers en dat de inrichting een selectie zou worden van “hand-picked, unieke items”. Ook weken de renderbeelden af van de in de productlijst opgenomen afbeelding van de ingekochte inrichting. Tot slot heeft [de opdrachtnemer] volgens [de opdrachtgevers] aangegeven dat de ervaring leert dat [de opdrachtgevers] de meubels naar verwachting met € 40.000,00 met de woning zouden kunnen mee verkopen.

In werkelijkheid is volgens [de opdrachtgevers] 95% van de producten bij het Spaanse SKLUM gekocht. Dit betreft een discounter consumentenwebshop. Daarmee komen de meubels niet van verschillende distributeurs en betreft het geen hoogwaardige designmeubels. [de opdrachtgevers] hebben berekend dat zij € 11.428,57 voor de meubels hebben betaald en daarmee dus het restant van de overeengekomen som hebben betaald voor de diensten. Het behoeft volgens [de opdrachtgevers] geen betoog dat meubels voor een dergelijk bedrag niet voor € 40.000,00 doorverkocht kunnen worden.

Het hoge bedrag voor de diensten hadden [de opdrachtgevers] ook niet voorzien op basis van de offerte. Bovendien hadden de diensten van [de opdrachtnemer] volgens hen geen toegevoegde waarde. [de opdrachtgevers] hadden eenvoudig zelf deze zaken bij SKLUM kunnen bestellen. Dat had hen ook btw gescheeld, omdat over in Spanje aangekochte en in Spanje geleverde producten geen btw verschuldigd is. Ook heeft [de opdrachtnemer] het transport niet zelf geregeld. SKLUM heeft immers het transport van de bij haar gekochte zaken geregeld en dus ook het grootste deel van het totale transport.

5.3.

Anderzijds hebben [de opdrachtgevers] gesteld dat [de opdrachtnemer] hen in strijd met haar mededelingsplicht niet heeft geïnformeerd. [de opdrachtnemer] had hen moeten laten weten dat zij voor de renderbeelden gebruik had gemaakt van de plaatjes van de website van SKLUM , maar in plaats daarvan heeft [de opdrachtnemer] de naam van SKLUM juist verwijderd. [de opdrachtnemer] had volgens [de opdrachtgevers] moeten zeggen dat zij geen gebruik maakte van een professioneel netwerk van agenten/distributeurs van designmeubels, maar van SKLUM en hen de keuze moeten bieden om al dan niet alsnog zelf bij SKLUM te bestellen. Daarbij heeft [de opdrachtnemer] in strijd met de redelijkheid en billijkheid niet in het belang van [de opdrachtgevers] gehandeld.

Standpunt [de opdrachtnemer]

5.4.

[de opdrachtnemer] heeft betwist dat sprake is van dwaling en dat zij uitspraken heeft gedaan als ‘hand-picked, unieke items’. Hun budget van € 20.000,00 zou dat volgens haar ook niet toelaten voor de inrichting van een woonkamer en drie slaapkamers. [de opdrachtnemer] heeft juist geadviseerd om bepaalde onderdelen (buitenmeubels, op maat gemaakte kast) achterwege te laten om richting het budget te gaan, maar dat advies hebben [de opdrachtgevers] niet opgevolgd.

Bovendien heeft [de opdrachtnemer] een productlijst gestuurd aan [de opdrachtgevers] , waarop per kamer afbeeldingen van de meubels en accessoires staan, exact zoals deze besteld zouden worden door [de opdrachtnemer] . [de opdrachtgevers] wisten daarom volgens [de opdrachtnemer] precies welke producten [de opdrachtnemer] zou leveren en zij hadden een heel goed beeld bij de producten. Zij hebben echter geen bezwaar gemaakt, zodat [de opdrachtnemer] de producten heeft besteld. [de opdrachtnemer] erkent dat zij producten heeft besteld bij SKLUM , maar zij heeft daarbij gebruik gemaakt van het B2B-platform van SKLUM voor zakelijke aankopen, met als doel hoogwaardige en op maat gemaakte oplossingen te bieden die passen binnen de gewenste uitstraling, levertijden en het budget van de klant. Volgens haar is geen sprake van ‘goedkoop nagemaakte designmeubels’ en is de term designmeubels subjectief. Daarnaast betwist [de opdrachtnemer] dat 95% van de producten van SKLUM afkomstig zijn. Er zijn volgens haar bijna net zoveel producten bij andere leveranciers besteld. Ook is sprake van diverse maatwerkoplossingen, waaronder planken, een bureau en bedden. Zij betwist dat de prijs voor alle producten neerkomt op € 11.500,00. [de opdrachtnemer] betwist ook dat zij heeft gezegd dat de meubels voor € 40.000,00 met de woning zouden kunnen worden verkocht. Zij heeft enkel opgemerkt dat een gemeubileerde woning doorgaans meerwaarde kan genereren.

[de opdrachtnemer] betwist dat zij het transport niet voor haar rekening heeft genomen. Een enkele leverancier, in dit geval SKLUM , zorgde zelf voor de verzending en deed dat rechtstreeks. Daarnaast hebben [de opdrachtgevers] ook opdracht gegeven aan [de opdrachtnemer] voor het volledige interieurontwerp. Voor deze door [de opdrachtnemer] uitgevoerde diensten, waaronder ruimteplanning, meubelkeuze en -plaatsing, verlichting, accessoires, decoraties en styling, evenals het bewaken van het budget en de tijdslijnen van het project moeten [de opdrachtgevers] daarom betalen, aldus [de opdrachtnemer] .

[de opdrachtnemer] heeft ook betwist dat het voor haar kenbaar was dat de omstandigheden waarover [de opdrachtgevers] zouden hebben gedwaald van doorslaggevende betekenis waren. [de opdrachtgevers] hebben volgens haar nooit gezegd welke verwachtingen zij hadden ten aanzien van de afkomst van de producten of de (in- of verkoop)waarde daarvan en daarover ook nooit vragen gesteld. Nadat de overeenkomst tot stand was gekomen, hebben [de opdrachtgevers] wel een vraag gesteld over de leveranciers, maar zij accepteerden direct dat [de opdrachtnemer] daarover op dat moment geen uitspraak deed, zodat het volgens [de opdrachtnemer] helemaal geen issue was waar de producten vandaan zouden komen.

Overeenkomst van opdracht en koop

5.5.

De kantonrechter stelt voorop dat [de opdrachtgevers] een overeenkomst hebben gesloten met de opdracht aan [de opdrachtnemer] om de inrichting van hun appartement in Spanje volledig te regelen en de aankoop van alle daarvoor benodigde meubels en accessoires. Daarbij is een totaalbedrag van € 25.913,00 afgesproken. De kantonrechter stelt daarnaast vast dat in de offerte en de e-mailberichten die daaraan zijn voorafgegaan geen afspraken zijn vastgelegd over kwaliteitseisen of leveranciers.

Geen onjuiste voorstelling van zaken (artikel 6:228 (1) (a) BW)

5.6.

Artikel 6:228 BW vereist causaal verband tussen de dwaling en het aangaan van de overeenkomst en daarnaast moest de wederpartij ten tijde van het aangaan van de overeenkomst begrijpen dat de aanwezigheid van een bepaalde eigenschap voor de dwalende van beslissende betekenis was. De kantonrechter is van oordeel dat aan deze eisen niet is voldaan op grond van de volgende beoordelingen.

5.7.

Kern van de stellingen van [de opdrachtgevers] is dat [de opdrachtnemer] hen een voorstelling van zaken heeft gegeven van hoogwaardige en exclusieve design producten en diensten, terwijl zij in werkelijkheid discount producten van de consumentenwebsite van SKLUM leverde, zodat ook de diensten van [de opdrachtnemer] geen toegevoegde waarde hadden. Als [de opdrachtgevers] hadden geweten dat [de opdrachtnemer] grotendeels producten van SKLUM zou leveren, waren zij de overeenkomst niet aangegaan.

Producten

5.8.

[de opdrachtgevers] hebben daarbij ten eerste aangevoerd dat zij een verkeerde voorstelling hadden door de informatie uit diverse media van [de opdrachtnemer] . De kantonrechter is echter van oordeel dat deze informatie zo algemeen is, dat deze moet worden aangemerkt als aanprijzing en niet als informatie over specifieke eigenschappen die [de opdrachtgevers] mochten verwachten bij de door hen aan te kopen producten.

Ten tweede hebben [de opdrachtgevers] zich beroepen op informatie die [de opdrachtnemer] telefonisch heeft verstrekt. [de opdrachtnemer] heeft betwist dat zij heeft gezegd dat sprake zou zijn van unieke ‘hand-picked’ producten. Weliswaar heeft [de opdrachtnemer] toegelicht dat zij beschikt over een netwerk dat haar in staat stelt om hoogwaardige producten te selecteren die passen bij de unieke stijl en wensen van de klant binnen hun budget, maar [de opdrachtgevers] hebben naar het oordeel van de kantonrechter niet, althans onvoldoende gemotiveerd gesteld waarom producten van SKLUM daar niet onder kunnen vallen, althans dat [de opdrachtnemer] had moeten begrijpen dat [de opdrachtgevers] hieronder geen producten van SKLUM zouden verstaan. De stelling dat SKLUM een consumentenwebshop is met goedkoop nagemaakte designsmeubels is daarvoor onvoldoende, te meer nu [de opdrachtnemer] heeft betwist dat daarvan sprake is. Dat [de opdrachtnemer] heeft aangegeven dat zij binnen het besproken budget er iets heel moois van zou maken, maakt een en ander niet anders, omdat ‘mooi’ niets concreets zegt over de te leveren kwaliteit.

[de opdrachtnemer] heeft ook gemotiveerd betwist dat zij heeft gezegd dat de meubels met de woning voor € 40.000,00 meeverkocht zouden kunnen worden, omdat dat van meerdere factoren afhankelijk is. [de opdrachtgevers] hebben in dat kader nog aangevoerd dat zij deze mededeling direct op 25 mei 2024 aan hun medeverkopers per Whatsappbericht hebben doorgegeven, zodat volgens hen niet aannemelijk is dat zij dit hebben verzonnen. In de overgelegde berichten staat “De ervaring leert dat de meubels zelfs vaak voor 40000euro kunnen worden doorverkocht”. De omschrijving ‘de ervaring leert’ en ‘zelfs vaak’ is echter naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende specifiek om daaraan de verwachting te mogen ontlenen dat de meubels, waarvan overigens op dat moment de prijs nog niet was afgesproken, ongeacht de verkoopwaarde van de woning of andere factoren voor € 40.00,00 zouden kunnen worden meeverkocht.

Tot slot hebben [de opdrachtgevers] gesteld dat de renderbeelden voorafgaand aan de overeenkomst afweken van de plaatjes die [de opdrachtnemer] bij de productlijst heeft gestuurd. Vast staat echter dat [de opdrachtgevers] geen bezwaar hebben gemaakt tegen het bestellen van de producten die zij op de plaatjes van de productlijst hadden gezien. Zij hebben ook niet betwist dat [de opdrachtnemer] iets anders heeft geleverd en nog zou leveren dan op deze plaatjes staat aangegeven, zodat op dat punt geen sprake kan zijn van het verstrekken van verkeerde informatie door [de opdrachtnemer] .

Transport

5.9.

[de opdrachtgevers] hebben aangevoerd dat zij er op basis van de offerte vanuit gingen dat [de opdrachtnemer] het transport van alle producten zou verzorgen. Dat bleek volgens hen niet juist, omdat het transport van de bij SKLUM gekochte meubels door SKLUM werd uitgevoerd. Zonder nadere toelichting, die hier ontbreekt, volgt uit het feit dat SKLUM het transport van haar eigen producten zou leveren niet dat [de opdrachtnemer] hier een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Bovendien heeft [de opdrachtnemer] onderbouwd dat een deel van de producten niet van SKLUM komt en dat daarvoor apart transport zou worden geregeld door haar.

Diensten

5.10.

[de opdrachtgevers] hebben ten aanzien van het gedeelte van de overeenkomst dat ziet op de opdracht gesteld dat zij er op grond van de offerte vanuit gingen ‘dat de kosten niet zouden zitten in de diensten’. [de opdrachtgevers] hebben echter niet, althans onvoldoende gesteld op grond van welke informatie uit de offerte van [de opdrachtnemer] zij daarvan mochten uitgaan. Het enkele feit dat de offerte niet gespecificeerd is, is daarvoor onvoldoende. [de opdrachtgevers] hebben ook niet gevraagd om een specificatie voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst. Dat [de opdrachtgevers] eerder een andere interieurdesigner voor een bedrag van € 2.500,00 hebben ingeschakeld, is in het kader van een beroep op dwaling niet relevant, omdat dit geen informatie van [de opdrachtnemer] betreft. Ook de stelling van [de opdrachtgevers] dat zij bewust niet hebben gekozen voor de standaardpakketten op de site van [de opdrachtnemer] kan hieraan niet bijdragen, omdat [de opdrachtgevers] verder niet hebben onderbouwd wat de inhoud is van die pakketten en hoe daaruit af te leiden is dat zij mochten verwachten dat de kosten van de diensten beperkt zouden zijn ten opzichte van de kosten van de producten. De kantonrechter gaat hier dan ook aan voorbij.

5.11.

Op grond van deze overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat [de opdrachtgevers] niet, althans onvoldoende gemotiveerd hebben gesteld dat [de opdrachtnemer] onjuiste informatie heeft verstrekt dan wel informatie heeft verstrekt waarvan zij begreep of moest begrijpen dat zij [de opdrachtgevers] daarmee op het verkeerde been zette en zij hierdoor de overeenkomst sloten. Daarmee is niet voldaan aan de vereisten van artikel 6:228, eerste lid, onder a, BW.

Niet achterhouden van relevante informatie (6:228 (1) (b) BW)

5.12.

[de opdrachtgevers] hebben gesteld dat [de opdrachtnemer] helemaal geen gebruik heeft gemaakt van haar professionele netwerk, maar nagenoeg alle (95%) meubels bij SKLUM heeft gekocht. Zij hebben dit onderbouwd met foto’s van de site van SKLUM . [de opdrachtnemer] heeft echter gemotiveerd betwist dat zij geen gebruik heeft gemaakt van haar netwerk door zowel een lijst met producten van SKLUM over te leggen als een lijst met producten die zij bij andere leveranciers heeft besteld. Uit de door haar overgelegde lijsten volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat [de opdrachtnemer] bij meerdere leveranciers producten heeft besteld, dat niet blijkt dat 95% bij SKLUM is besteld en dat zij op dit punt geen informatie heeft achtergehouden.

Daarnaast hebben [de opdrachtgevers] gesteld dat [de opdrachtnemer] haar mededelingsplicht heeft geschonden door niet te vertellen dat zij haar producten bij SKLUM inkocht. Van zo’n mededelingsplicht is echter niet gebleken. Hierover zijn geen afspraken gemaakt. Bovendien hebben [de opdrachtgevers] aangegeven dat zij begrepen dat [de opdrachtnemer] geen informatie verstrekt over haar leveranciers om te voorkomen dat klanten zelf rechtstreeks een overeenkomst met haar leveranciers zouden sluiten. Zij hadden dit ook expliciet aan [de opdrachtnemer] verklaard. Waarom [de opdrachtnemer] hen dan wel had behoren in te lichten over SKLUM , zodat zij zelf eventueel bij SKLUM producten konden bestellen, hebben [de opdrachtgevers] niet gesteld. Bovendien zag de overeenkomst tussen [de opdrachtgevers] en [de opdrachtnemer] niet alleen op de aankoop van producten, maar hebben [de opdrachtgevers] er bewust voor gekozen om de inrichting van hun woning aan iemand anders uit te besteden, in dit geval [de opdrachtnemer] . De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [de opdrachtnemer] niet had hoeven te begrijpen dat zij [de opdrachtgevers] hierover had moeten inlichten.

5.13.

De conclusie is dat ook niet voldaan is aan de vereisten van artikel 6:228, eerste lid, onder b, BW. Dat betekent dat het beroep op dwaling ongegrond is. Daarmee is de overeenkomst niet rechtsgeldig vernietigd en kan deze ook niet alsnog worden vernietigd.

5.14.

Hierna zal blijken dat op de tegenvordering van [de opdrachtnemer] nog niet definitief kan worden beslist. Om die reden zal ook de beslissing in conventie worden aangehouden.

in reconventie

5.15.

In reconventie moet de kantonrechter beoordelen of de overeenkomst tussen partijen gedeeltelijk ontbonden is, althans door de kantonrechter gedeeltelijk ontbonden kan worden.

5.16.

[de opdrachtgevers] hebben zich ten eerste verweerd met de stelling dat de overeenkomst al vernietigd is vanwege dwaling en daarom niet meer ontbonden kan worden. In conventie heeft de kantonrechter geoordeeld dat geen sprake is van dwaling en dat de overeenkomst niet is vernietigd of kan worden vernietigd. Dat betekent dat dit eventuele ontbinding niet in de weg staat.

Ontbinding (artikel 6:265 BW)

5.17.

De vereisten voor ontbinding staan in artikel 6:265 BW. Uit dat artikel volgt dat [de opdrachtnemer] de bevoegdheid heeft de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden als [de opdrachtgevers] tekort zijn geschoten in de nakoming van één van hun verplichtingen, tenzij de tekortkoming vanwege zijn aard of geringe betekenis de ontbinding niet rechtvaardigt. Zolang de overeenkomst niet tijdelijk of blijvend onmogelijk is, is voor de ontbinding bovendien verzuim nodig.

[de opdrachtgevers] zijn tekortgeschoten

5.18.

[de opdrachtnemer] heeft gesteld dat [de opdrachtgevers] tekortgeschoten zijn, doordat zij de bestelde producten niet hebben afgenomen. [de opdrachtgevers] hebben niet betwist dat zij de producten niet hebben afgenomen, zodat in beginsel sprake is van een tekortkoming van [de opdrachtgevers] .

Niet blijkt van een tekortschieten door [de opdrachtnemer]

5.19.

[de opdrachtgevers] hebben hiertegen het verweer gevoerd dat juist [de opdrachtnemer] tekort is geschoten. [de opdrachtnemer] had volgens [de opdrachtgevers] de verplichting om op grond van de overeenkomst hoogwaardig meubilair te leveren, maar daaraan voldoen de producten niet, omdat ze nagenoeg allemaal (95%) van SKLUM komen. Die mochten [de opdrachtgevers] daarom weigeren. Bovendien hadden [de opdrachtgevers] verwacht en mochten zij verwachten dat de waarde van de te leveren meubels het overgrote deel van de offerte in plaats van slechts de helft zou beslaan. Ook mochten zij verwachten dat een professionele interieurstyliste als [de opdrachtnemer] , die zich richt op de inrichting van vakantiewoningen in Ibiza, Marbella en Moreira, niet nagenoeg alle meubels bij een discounter webshop als SKLUM zou selecteren en inkopen. Zeker niet zonder dit voorafgaand duidelijk aan [de opdrachtgevers] kenbaar te maken. Overigens maken [de opdrachtgevers] geen bezwaar tegen eventuele ontbinding door de kantonrechter.

5.20.

[de opdrachtgevers] hebben naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat de meubels van SKLUM niet voldoen aan wat partijen hebben afgesproken en dat [de opdrachtgevers] een hogere kwaliteit mochten verwachten.

5.21.

In de door [de opdrachtgevers] geaccepteerde offerte is over de kwaliteit van de producten niets opgenomen. Ook is hierover niets opgenomen in de door partijen overgelegde e-mailberichten en Whatsapp-berichten. [de opdrachtgevers] hebben gesteld dat tijdens gesprekken is gesproken over hoogwaardige en unieke meubels en accessoires, maar [de opdrachtnemer] heeft dit betwist en aangegeven dat zij producten heeft geleverd die passen bij het budget van [de opdrachtgevers] .

5.22.

[de opdrachtgevers] hebben gesteld dat zij op grond van de website en social media van [de opdrachtnemer] mochten verwachten dat een andere kwaliteit zou worden geleverd dan producten van SKLUM , omdat daarop de indruk werd gewekt dat [de opdrachtnemer] hoogwaardige en exclusieve designmeubelen en accessoires levert. De producten van SKLUM voldoen daar volgens [de opdrachtgevers] niet aan, omdat SKLUM een consumentenwebshop is met goedkoop nagemaakte designsmeubels. Door de gewekte indruk mochten zij ook verwachten dat het grootste deel van het offertebedrag zag op de te leveren producten. [de opdrachtnemer] heeft betwist dat SKLUM goedkope namaak design levert. Ook heeft zij betwist dat het merendeel van de producten van SKLUM is. Bovendien heeft [de opdrachtnemer] vooraf renderbeelden toegestuurd om een beeld te geven van de te leveren producten. Daartegen hebben [de opdrachtgevers] geen bezwaar gemaakt, ook niet tegen de productlijst die zij later nog heeft toegestuurd.

De kantonrechter stelt vast dat partijen vooraf niet hebben besproken welk deel van het offertebedrag voor de aankoop van de producten was en welk deel voor de levering van de diensten. Zoals in conventie aangegeven, is de kantonrechter daarnaast van oordeel dat [de opdrachtgevers] op grond van de aanprijzingen op de website en social media van [de opdrachtnemer] er niet zonder meer vanuit mochten gaan dat geen producten van SKLUM zouden worden geleverd. Omdat [de opdrachtnemer] bovendien gemotiveerd heeft betwist dat het merendeel van de producten van SKLUM was, blijkt onvoldoende dat de diensten van [de opdrachtnemer] nagenoeg beperkt waren tot het bestellen van producten binnen de website van SKLUM . Het lag daarom op de weg van [de opdrachtgevers] om nader te onderbouwen op grond waarvan zij er wel vanuit mochten gaan dat het grootste deel van het offertebedrag bedoeld was voor het leveren van de producten en zij een andere kwaliteit producten mochten verwachten dan de producten die [de opdrachtnemer] had ingekocht. Dat hebben zij echter niet gedaan. Weliswaar hebben [de opdrachtgevers] aangevoerd dat zij bewust niet voor de ook op de website van [de opdrachtnemer] aangeboden standaard meubelpakketten hebben gekozen, maar zij hebben niet gemotiveerd wat het verschil is in producten en prijs tussen deze standaard meubelpakketten en de met [de opdrachtnemer] gemaakte afspraken. De kantonrechter gaat hieraan daarom voorbij.

Daarbij merkt de kantonrechter op dat [de opdrachtgevers] door hun weigering om de producten te laten leveren ook niet daadwerkelijk de kwaliteit van de producten hebben gecontroleerd. Dat maakt echter niet dat [de opdrachtnemer] daarom meer informatie moet aanleveren waarmee [de opdrachtgevers] hun stellingen vervolgens nader kunnen onderbouwen. De gevolgen van de weigering om de producten af te nemen, dienen dan ook voor rekening en risico van [de opdrachtgevers] te komen.

De kantonrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet is gebleken van een tekortkoming van [de opdrachtnemer] , zodat aan dit verweer van [de opdrachtgevers] voorbij wordt gegaan.

[de opdrachtgevers] zijn in verzuim

5.23.

Uit artikel 6:265 BW volgt naast de eis van een tekortkoming van [de opdrachtgevers] ook de eis dat sprake moet zijn van verzuim. Dit is geregeld in artikel 6:81 en verder BW. Op grond van artikel 6:82 BW1 is voor verzuim in beginsel een ingebrekestelling nodig, omdat niet is gebleken dat nakoming niet meer mogelijk was. [de opdrachtnemer] heeft in verband daarmee aangevoerd dat zij op 14 augustus 2024 aan [de opdrachtgevers] een redelijke termijn tot nakoming heeft gegeven. Bovendien hebben [de opdrachtgevers] volgens haar op 15 augustus 2024 laten weten dat zij de overeenkomst niet zullen nakomen. Los van de vraag of het bericht van 14 augustus voldoet aan de eisen van een ingebrekestelling, is de kantonrechter van oordeel dat uit het bericht van 15 augustus van [de opdrachtgevers] volgt dat [de opdrachtgevers] de overeenkomst niet meer wilden nakomen, te meer omdat zij aangaven dat zij inmiddels zelf de woning gingen inrichten. [de opdrachtgevers] hebben ook niet betwist dat zij niet meer wilden nakomen. Daarmee is voldaan aan het vereiste van artikel 6:83 BW, waarin is bepaald dat verzuim zonder ingebrekestelling intreedt wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten. De conclusie is daarom dat [de opdrachtgevers] in verzuim zijn geraakt.

De overeenkomst is rechtsgelding gedeeltelijk ontbonden

5.24.

Tot slot bepaalt artikel 6:267 BW dat de ontbinding plaatsvindt door een schriftelijke verklaring van de daartoe gerechtigde. Met de ontbindingsverklaring in haar conclusie van antwoord, randnummers 48, en eis in reconventie, randnummer 73, heeft [de opdrachtnemer] de gedeeltelijke ontbinding per 15 augustus 2024 bevestigd, zodat ook aan artikel 6:267 BW is voldaan. Daarmee is aan alle vereisten voor ontbinding voldaan, zodat de gevraagde verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen partijen gedeeltelijk is ontbonden kan worden toegewezen.

De overeenkomst ten aanzien van het beddengoed is niet nagekomen

5.25.

[de opdrachtnemer] heeft aangegeven dat de gedeeltelijke ontbinding niet ziet op de koop en levering van het beddengoed. Deze aankoop is apart overeengekomen. [de opdrachtgevers] hebben dat erkend. [de opdrachtnemer] heeft nakoming van deze overeenkomst gevorderd en bij uitblijven daarvan betaling van het aankoopbedrag van € 439,00. [de opdrachtgevers] hebben aangegeven dat zij geen behoefte meer hebben aan het beddengoed. Daarmee staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat zij hun verplichting op grond van deze overeenkomst niet meer zullen nakomen, zodat zij tekortschieten en ook direct sprake is van verzuim. Op grond van artikel 6:87 BW zal de kantonrechter de door [de opdrachtnemer] gevorderde betaling van het aankoopbedrag van € 439,00 toewijzen.

Er ontstaan ongedaanmakingsverplichtingen voor het ontbonden deel

5.26.

Bij ontbinding ontstaat voor beide partijen de verplichting de prestatie die zij hebben ontvangen, ongedaan te maken (artikel 6:271 BW). Bij gedeeltelijke ontbinding ziet deze verplichting op het deel dat ontbonden wordt, in dit geval de nog niet geleverde producten en diensten.

De kantonrechter stelt vast dat de gedeeltelijke ontbinding wat betreft de producten gaat om alle overeengekomen producten, afgezien van de buitenbank, twee salontafels en een tv-meubel en voor wat betreft de te leveren diensten om het afstylen. Door ontbinding van dit gedeelte, is [de opdrachtnemer] bevrijd van haar verplichting om deze producten en diensten alsnog te leveren en zijn [de opdrachtgevers] bevrijd van hun betalingsverplichting hiervoor. Voor zover [de opdrachtgevers] die betalingsverbintenis al zijn nagekomen, ontstaat een verbintenis tot ongedaanmaking van deze geleverde prestatie (artikel 6:271 BW).

5.27.

De kosten voor de producten en diensten zijn in de overeenkomst niet gespecificeerd. Daarom kan de kantonrechter op dit moment niet vaststellen of en in hoeverre [de opdrachtgevers] (een deel) van hun betalingsverplichting voor het ontbonden gedeelte al zijn nagekomen. [de opdrachtnemer] heeft tijdens de mondelinge behandeling wel een toelichting gegeven en een nadere onderbouwing aangeboden.

Schade als gevolg van de ontbinding moet vergoed worden

5.28.

Daarnaast vordert [de opdrachtnemer] schadevergoeding op grond van artikel 6:277 BW. In dit artikel staat: Wordt een overeenkomst geheel of gedeeltelijk ontbonden, dan is de partij wier tekortkoming een grond voor ontbinding heeft opgeleverd, verplicht haar wederpartij de schade te vergoeden die deze lijdt, doordat geen wederzijdse nakoming doch ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt.

Omdat [de opdrachtgevers] de partij is die tekort is geschoten, zijn [de opdrachtgevers] verplicht om de schade te vergoeden van [de opdrachtnemer] die het gevolg is van de gedeeltelijke ontbinding.

De schade voor het ontbonden gedeelte kan nog niet vastgesteld worden

5.29.

Bij de begroting van die schade is uitgangspunt de vergelijking van enerzijds de situatie die zou zijn voortgevloeid uit een in alle opzichten onberispelijke wederzijdse nakoming met anderzijds die welke zou resulteren uit een ontbinding zonder schadevergoeding, na afwikkeling van de daaruit voortvloeiende restitutieverplichtingen.

Ook voor de bepaling van de hoogte van de schade is een nadere toelichting van [de opdrachtnemer] op de betreffende kostenposten van belang, omdat op basis van de huidige informatie de kantonrechter vanwege het ontbreken van concrete bedragen onvoldoende aanknopingspunten heeft om de schade als gevolg van de ontbinding te kunnen begroten.

5.30.

Met inachtneming hiervan is de kantonrechter van oordeel dat [de opdrachtnemer] in de gelegenheid moet worden gesteld om feitelijke gegevens te verstrekken ter onderbouwing van de ongedaanmakingsverplichting van [de opdrachtgevers] en de schade die [de opdrachtnemer] heeft geleden als gevolg van de gedeeltelijke ontbinding. Hierbij kan [de opdrachtnemer] stukken overleggen waaruit blijkt welke kosten [de opdrachtnemer] heeft betaald aan haar leveranciers voor de al dan niet op maat gemaakte producten en hoe de kosten voor het afstylen zijn opgebouwd. De kantonrechter zal [de opdrachtnemer] een termijn geven van twee weken om de verzochte informatie en stukken in het geding te brengen. De kantonrechter zal de zaak daartoe naar de hierna te vermelden terechtzitting verwijzen. Na ontvangst van de akte van [de opdrachtnemer] , zal [de opdrachtgevers] in de gelegenheid worden gesteld een antwoordakte te nemen.

De schadevergoeding in verband met de renderbeelden zal worden afgewezen

5.31.

[de opdrachtnemer] vordert een schadevergoeding voor inbreuk op haar IE-recht. Zij stelt daarbij dat zij op 29 juli 2024 een boete heeft aangezegd aan [de opdrachtgevers] van € 5.000,00 per dag zolang zij de renderbeelden van [de opdrachtnemer] openbaar maakten. [de opdrachtnemer] had de renderbeelden enkel gedeeld voor eigen gebruik en daarmee zijn geen auteursrechten verkocht. [de opdrachtgevers] hebben volgens [de opdrachtnemer] onrechtmatig gehandeld door de beelden zonder toestemming openbaar te maken. Daardoor heeft zij schade geleden. [de opdrachtgevers] hebben betwist dat sprake is van auteursrecht en dat zij de beelden niet mochten delen. De beelden zijn volgens hen kosteloos en onvoorwaardelijk aan [de opdrachtgevers] ter beschikking gesteld en [de opdrachtnemer] heeft zelfs nog beelden in hogere resolutie verstrekt zodat de makelaar deze ten behoeve van de verkoop op zijn website kon plaatsen. Ook daarbij zijn geen voorwaarden gesteld.

5.32.

De kantonrechter stelt vast dat in de overeenkomst tussen partijen geen boetebeding is overeengekomen in verband met bepaald gebruik van renderbeelden, zoals bedoeld in artikel 6:91 BW. [de opdrachtnemer] heeft niet gesteld waaruit blijkt dat zij dit wel met [de opdrachtgevers] is overeengekomen. Daaruit volgt dat er geen rechtsgrond bestaat voor het vorderen van een boete, zodat de kantonrechter deze vordering afwijst.

5.33.

Voor zover [de opdrachtnemer] zich niet (meer) beroept op de boete, maar op een schadevergoeding vanwege onrechtmatig handelen, heeft zij niet, althans onvoldoende gesteld waaruit blijkt dat sprake is van auteursrecht op de beelden, dat [de opdrachtgevers] geen toestemming had om deze openbaar te maken via de website van de makelaar en dat [de opdrachtnemer] hierdoor schade heeft geleden. Door de betwisting van [de opdrachtgevers] had dat op grond van artikel 150 Rv wel op haar weg gelegen. De kantonrechter zal daarom dit deel van de vordering van [de opdrachtnemer] afwijzen.

De opslagkosten zullen deels toegewezen worden

5.34.

[de opdrachtnemer] heeft tot slot nog schadevergoeding gevorderd voor de opslagkosten die zij heeft moeten maken doordat [de opdrachtgevers] de producten niet tijdig, op 30 juli 2024, heeft afgenomen. In verband daarmee vordert zij een bedrag van € 350,00 exclusief btw per maand vanaf 30 juli 2024 zolang opslag noodzakelijk is. [de opdrachtnemer] heeft de opslagkosten onderbouwd met diverse facturen.

5.35.

[de opdrachtgevers] hebben niet betwist dat zij de opslagkosten vanwege uitstel vanaf 30 juli 2024 moeten betalen. Tijdens de mondelinge behandeling hebben zij daarbij wel aangevoerd dat deze kosten niet tot nadere, onbekende datum kunnen oplopen.

5.36.

[de opdrachtnemer] heeft niet gesteld en ook is niet gebleken dat de opslagkosten het gevolg zijn van de ontbinding van de overeenkomst. Wel heeft [de opdrachtnemer] gesteld dat zij de producten heeft moeten opslaan, omdat [de opdrachtgevers] de producten niet op tijd heeft afgenomen. De kantonrechter is op grond daarvan van oordeel dat de opslagkosten het gevolg zijn van de tekortkoming van [de opdrachtgevers] in haar verplichting om de producten op tijd af te nemen. Daarmee vallen deze kosten onder de schade waarvoor [de opdrachtgevers] op grond van artikel 6:74 BW 2 aansprakelijk zijn. De opslagkosten zijn verschuldigd vanaf 30 juli 2024. De einddatum wordt bepaald door het moment waarop de nakomingsverplichting is beëindigd. In dit geval is deze verplichting geëindigd op het moment dat de overeenkomst werd ontbonden, te weten 15 augustus 2024. Tot die datum zijn [de opdrachtgevers] daarom de opslagkosten verschuldigd. Op grond van de door [de opdrachtnemer] overgelegde facturen, gaat de kantonrechter ervan uit dat de opslag per maand werd betaald. Daarom begroot de kantonrechter dit deel van de schade op de kosten van één maand opslag, zijnde een bedrag van € 423,50 inclusief btw, zodat dit bedrag toegewezen kan worden.

5.37.

Iedere verdere beslissing in reconventie wordt aangehouden.

6 De beslissing

De kantonrechter

in conventie

6.1.

houdt iedere verdere beslissing aan,

in reconventie

6.2.

bepaalt dat de zaak weer op de rol komt van woensdag 12 maart 2025 om 9:00 uur voor akte uitlating door [de opdrachtnemer] om de omvang van de ongedaanmakingsverplichting van [de opdrachtgevers] en haar eigen schadeberekening nader te onderbouwen, door het overleggen van stukken waaruit blijkt welke bedragen zij heeft betaald voor de producten die zij heeft gekocht bij SKLUM en de andere leveranciers en waaruit blijkt hoe de kosten van het restylen zijn opgebouwd.

6.3.

bepaalt dat [de opdrachtgevers] de gelegenheid krijgen uiterlijk twee weken daarna op de akte van [de opdrachtnemer] te reageren,

6.4.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. Badal en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.

1 Het verzuim treedt in, wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft.

2 Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.