Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2025:1161

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
28-02-2025
28-02-2025
02-319777-21
Strafrecht
Op tegenspraak

De rechtbank veroordeelt verdachte wegen subsidiefraude tot een taakstraf van 200 uur subsidiair 100 dagen hechtenis.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02-319777-21

vonnis van de meervoudige kamer van 28 februari 2025

in de strafzaak tegen:

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 1984 te [plaats] ( [land] )
wonende op het [woonadres] .

Raadsman: mr. D.T. Stoof, advocaat te Breda.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. K. Simpelaar, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er - kort en feitelijk weergegeven - op neer dat verdachte:

Feit 1:

- primair zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift;

- subsidiair als feitelijk leidinggevende van een rechtspersoon zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift;

Feit 2:

- primair zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift;

- subsidiair als feitelijk leidinggevende van een rechtspersoon zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift;

Feit 3:

- primair zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik van subsidiegelden;

- subsidiair als feitelijk leidinggevende van een rechtspersoon zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik van subsidiegelden;
- meer subsidiair zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair en feit 3 subsidiair ten laste gelegde heeft gepleegd. Verdachte moet als functioneel dader worden beschouwd. De drie subsidiair verweten feiten zijn derhalve door de rechtspersoon [voetbalvereniging] begaan, tot welke verboden gedragingen verdachte feitelijk leiding heeft gegeven.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 1 is bepleit dat per abuis een concept van een eindverantwoordingsverslag door een vrijwilliger/stagiair is ingediend in plaats van het definitieve eindverantwoordingsverslag. Verdachte heeft deze vergissing gemeld bij subsidieverstrekker [financieringsorganisatie] en aan accountant KPMG de definitieve eindverantwoording verstrekt. Voor wat betreft feit 2 is betoogd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het valse karakter van de handtekeningen die bij de intentieverklaring zijn overgelegd. Ten aanzien van feit 3 is aangevoerd dat de subsidie niet voor een ander doel is aangewend, dan waarvoor zij oorspronkelijk verleend is. De aangekochte maten sportkleding en spelattributen, waarvan de facturen zijn onderzocht, passen binnen het doel waarvoor de subsidie is verstrekt.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

De bewijsmiddelen

De bewijsmiddelen zijn in Bijlage II aan dit vonnis gehecht.

4.3.2

De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs

4.3.3

Inleiding

Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt het volgende.

In 2017 wordt door verdachte (als projectleider) en betrokkene [betrokkene] (als hoofdaanvrager) subsidie aangevraagd bij [financieringsorganisatie] . Zij handelen uit naam van voetbalvereniging [voetbalvereniging] . Deze club heeft in 2017 een naamswijziging ondergaan en is onder de naam [voetbalvereniging] voortgezet. [betrokkene] is bestuurslid van [voetbalvereniging] en verdachte is daar vicevoorzitter. Het subsidiebedrag dat is ontvangen naar aanleiding van de subsidieaanvraag in 2017 bedraagt in totaal € 69.100,-. [financieringsorganisatie] heeft dit bedrag bancair overgemaakt op de bankrekening van de [stichting 1] . Verdachte is voorzitter van deze stichting.

Het subsidiebedrag is bestemd voor het project “ [projectnaam] ” waarvan [voetbalvereniging] de initiatiefnemer is. Volgens de subsidieaanvraag is het doel van het project om, in samenwerking met de gemeente en een aantal basisscholen uit de Bredase wijk [wijk] , zaalvoetbaltraining, coaching en ondersteuning te organiseren voor jongeren van 9 tot en met 21 jaar uit die wijk, welke wijk kampt met sociaal maatschappelijke problematiek. Het betreft een subsidieprogramma met als titel: “ [subsidieprogramma] ”.

In het dossier bevindt zich de subsidieaanvraag voor het project [projectnaam] van

3 september 2017 die door verdachte en [betrokkene] is ondertekend. Voorafgaand daaraan is een Intentieverklaring [naam verklaring] overgelegd, gedateerd 20 februari 2017. Na honorering heeft betaling plaatsgevonden op de bankrekening van de [stichting 1] . Het meldformulier waarop het rekeningnummer is ingevuld, is opnieuw door verdachte en [betrokkene] ondertekend. Er is een eindverslag over het project [projectnaam] ingediend, voorzien van een schematische weergave van begrote kosten en gerealiseerde kosten. [financieringsorganisatie] heeft dit eindverslag beoordeeld en naar aanleiding hiervan een akkoordverklaring afgegeven op 28 februari 2020. De subsidievaststelling heeft plaatsgevonden op 2 juli 2020.

4.3.4

Het onder feit 1 ten laste gelegde

Feiten en omstandigheden

De Belastingdienst heeft een onderzoek ingesteld naar het eindverantwoordingsverslag met dossiernummer [nummer 1] . Uit de verantwoordingsstukken blijkt dat zeer gedetailleerd aan de subsidieverstrekker is uitgelegd waar het verkregen geld aan is besteed. De Belastingdienst heeft ook de beschikking gekregen over de saldo- en transactiegegevens van de [stichting 1] . Hieruit is naar voren gekomen dat de opgegeven verantwoording en feitelijke transacties niet overeenkomen met elkaar. Daarop is een stafrechtelijk financieel onderzoek opgestart, waarbij verschillende bedrijven om informatie is gevraagd en de volgende afwijkingen zijn geconstateerd:

[bedrijf 1] is een bedrijf voor sportmateriaal en sportkleding. Gedurende het project [projectnaam] zijn volgens dit bedrijf de daadwerkelijk gemaakte kosten € 278,30,-. In de verantwoording is echter aangegeven dat er een bedrag zou zijn besteed van € 7.000,-. [bedrijf 2] is een bedrijf dat sportaccommodaties beheert en exploiteert. De feitelijke kosten voor het project [projectnaam] bedragen volgens dit bedrijf € 1.012,50,-. Volgens het verantwoordingsverslag is € 15.775,- aan [bedrijf 2] betaald voor de huur van sportfaciliteiten. [hogeschool] is in de verantwoording opgenomen als kostenpost voor de inhuur van evaluatie, monitoring en presentatie, waarbij een bedrag van € 3.000,- zou zijn betaald. Uit het onderzoek blijkt daarentegen dat er bij [hogeschool] helemaal geen gegevens zijn over verdachte, [betrokkene] , [voetbalvereniging] of project [projectnaam] . De onderneming [bedrijf 3] is een drukkerij. Volgens de verantwoording is er voor een bedrag van € 500,- bij dat bedrijf besteed aan flyers, posters en marketingmateriaal ter promotie van het project. Uit de administratie van [bedrijf 3] blijkt dat er door verdachte niet meer dan

€ 72,25,- is uitgegeven. Voorts is aan [bedrijf 4] , een coaching- en trainingsinstituut voor jongeren, een bedrag van € 10.800,- betaald volgens het verslag. In werkelijkheid blijkt deze organisatie, tijdens het project, geen contact te hebben gehad met verdachte, [betrokkene] of [voetbalvereniging] .

Naast het feit dat de verantwoorde kostenposten niet overeenkomen met de feitelijke transacties, is door [stichting 1] een bedrag van € 44.010,- contant opgenomen. Verder zijn er uitgaven die gelieerd kunnen worden aan consumptieve privédoeleinden (zoals incassokosten, rookwaren, kansspelen, deurwaardersuitgaven en vliegreizen).

De verdachte heeft ter zitting aangegeven dat per vergissing een verkeerd eindverantwoordingsverslag naar [financieringsorganisatie] is geüpload door een vrijwilliger, hetgeen een concept zou zijn van een het definitieve verslag, dat nadien ook door KPMG is onderzocht.

Het juridisch kader
De rechtbank moet beoordelen of verdachte het oogmerk heeft gehad tot misleiding van [financieringsorganisatie] . Dit oogmerk behelst doelbewustheid met betrekking tot het gebruik van een vals geschrift, als ware het echt en onvervalst. Dit vereist op zijn minst zekerheids- of noodzakelijkheidsbewustzijn. Voorwaardelijk opzet is daarvoor niet toereikend. Oogmerk van misleiding betekent dat er derden in het spel moeten zijn, die niet van de valsheid op de hoogte zijn.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de verklaring die verdachte heeft afgelegd niet voldoende aannemelijk is geworden. Indien er sprake zou zijn geweest van een vergissing, ligt het in de lijn der verwachting dat verdachte dit meteen bij de ontdekking daarvan had verklaard. Verdachte heeft bij de politie echter geen enkele verklaring afgelegd door zich op zijn zwijgrecht te beroepen, ook na het onderzoek door KPMG, terwijl hij volgens zijn eigen verklaring bekend was met de beweerdelijke vergissing. Hoewel verdachte de stelling heeft ingenomen dat hij [financieringsorganisatie] hiervan per e-mail op de hoogte heeft gesteld, zijn er geen stukken waaruit dit blijkt. De verklaring van verdachte wordt op geen enkele wijze ondersteund.

De inhoud van het eindverantwoordingsverslag biedt evenmin steun voor de verklaring van verdachte. Indien dit een voorlopige versie zou zijn, kan niet worden verklaard dat de uitgaven al zo gedetailleerd en gespecificeerd zijn uitgewerkt Het gesubsidieerde project wordt in dat verslag al geheel financieel en sluitend onderbouwd tot op de euro nauwkeurig. Er is ook nergens aangegeven dat het om een concept gaat. Indien dit verslag de aanloop zou zijn naar een definitief document, mag worden verwacht dat er bovendien nog onvolmaaktheden, onvolledigheden of andere hiaten in zouden voorkomen. Dat is niet het geval.

Conclusie over feit 1

Het eindverantwoordingsverslag is aan [financieringsorganisatie] gepresenteerd als een sluitend en compleet document, als ware het echt en onvervalst, terwijl de vervalsing eruit bestaat dat er hogere bedragen zijn vermeld in het verslag dan daadwerkelijk gemaakt zijn. Daarmee heeft verdachte minstgenomen het zekerheidsbewustzijn dat subsidieverstrekker [financieringsorganisatie] zou zijn uitgegaan van een authentiek en waarachtig verslag dat in overeenstemming is met de realiteit. Het oogmerk tot misleiding en het opzet daartoe is hiermee komen vast te staan. Het onderzoek van KPMG, waarbij een geheel nieuw en ander eindverantwoordingsverslag is beoordeeld, maakt dit niet anders. Het rapport van KPMG heeft niet aangegeven hoe de onderzoeksbevindingen zich verhouden tot het eerder ingediende eindverantwoordingsverslag. Bovendien is KPMG – anders dan de rechtbank doet -uitgegaan van de juistheid van de verklaring van verdachte dat het eerdere eindverantwoordingsverslag een concept is. Het onder feit 1 ten laste gelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen.

4.3.5

Het onder feit 2 ten laste gelegde

Feiten en omstandigheden

Bij de subsidieaanvraag van 2017, met [kenmerk] , bevindt zich een zogeheten Intentieverklaring [naam verklaring] , gedateerd 20 februari 2017. [betrokkene] heeft als bestuurlijk verantwoordelijke, uit naam van [voetbalvereniging] , deze verklaring ondertekend. Als samenwerkingspartners zijn onder meer opgegeven onderwijsinstelling [basisschool] (met handtekening van [getuige 1] ), maatschappelijke stichting [stichting 2] (met handtekening van [getuige 2] ) en welzijnsorganisatie [welzijnsorganisatie] (met handtekening van [getuige 3] ). De beleidsadviseur sport van de gemeente Breda heeft het document ook geparafeerd (met handtekening van [getuige 4] ).

De voormelde vertegenwoordigers zijn door de politie als getuigen gehoord. [betrokkene] ontkent dat de handtekening van hem is. Hij is door verdachte gevraagd op te treden als bestuurder, maar heeft deze rol nooit vervuld. Hij is naar zijn zeggen nooit administratief bij het project betrokken geweest. [getuige 1] (wiens aangetrouwde naam [achternaam 1] is en niet [achternaam 2]) is tot 2020 directrice van [basisschool] geweest. Zij verklaart dat haar handtekening is vervalst. Zij kent het project en betrokkenen niet. Getuigen [getuige 2] en [getuige 3] verklaren dat de handtekening onder de intentieverklaring niet van hen is. [getuige 4] herkent haar handtekening wel, maar zegt dat zij dit niet kan zijn geweest, omdat zij in 2017 niet als beleidsadviseur sport bij de gemeente Breda werkzaam was.


Het juridisch kader
De rechtbank moet vaststellen of verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst geschrift als ware dit echt en onvervalst. Verdachte dient op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet te hebben gehad op het gebruik van het geschrift en op het valse of vervalste karakter daarvan.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt voorop dat de Intentieverklaring [naam verklaring] een vervalst geschrift is. De getuigen herkennen hun handtekening niet, dan wel geven zij expliciet aan dat de handtekening is vervalst, dan wel verklaren zij dat de handtekening nooit in hun hoedanigheid gezet kan zijn. De politie heeft ook zogenaamde ‘knipranden’ waargenomen, hetgeen betekent dat op andere documenten geplaatste handtekeningen zijn uitgeknipt en bij de intentieverklaring zijn gevoegd. Het vervalst karakter staat daarmee onomstotelijk vast.

Verdachte is opgetreden als projectleider en penvoerder, waardoor hij de correspondentie rondom het project heeft verzorgd, het aanspreekpunt binnen dat project was en eindverantwoording droeg voor de subsidieaanvraag. De intentieverklaringen met valse handtekeningen vormen een wezenlijk onderdeel van die aanvraag. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte in zijn hoedanigheid en gelet op het belang van de samenwerkende partijen contacten onderhield met die partijen. In dit verband is tevens van belang dat verdachte ook reeds betrokken was bij een eerdere subsidieaanvraag in 2014 waarbij dezelfde samenwerkende partijen zich aan het project hadden verbonden .

Gelet op de hoedanigheid van verdachte en de aard van de vervalsingen, concludeert de rechtbank dat verdachte bekend was met de vervalsingen en daarvan bewust gebruik heeft gemaakt om de subsidie te verkrijgen. Het onder feit 2 ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

Het verweer van de verdediging dat ook andere bij het project betrokken personen zich hebben beziggehouden met de intentieverklaringen, maakt dit oordeel niet anders.

4.3.6

Het onder feit 3 ten laste gelegde

Feiten en omstandigheden
In de subsidieaanvraag van 3 september 2017 staat wat de doelstelling is van het project [projectnaam] :

“De interventie [projectnaam] richt zich primair op kinderen en jongeren (tussen 9 jaar en 21 jaar) uit de [wijk] die niet of onvoldoende deelnemen aan beweging en sport en door middel van zaalvoetbaltrainingen, coaching en ondersteuning van jongeren een veiliger leef- en sportklimaat creëren in de wijk.”

Zaalvoetbal is een variant op het reguliere veldvoetbal. De sport wordt “Futsal” genoemd, hetgeen zaalvoetbal betekent.

Er is door de politie aanvullend onderzoek verricht naar de facturen aangaande het project [projectnaam] , die veelal zijn gericht aan de [stichting 1] . Daarbij is het volgende geconstateerd. Voor wat betreft het sportmateriaal gaat het uitsluitend om attributen die gebruikt worden bij veldvoetbal en niet bij zaalvoetbal. Er worden veldballen, schoenen met noppen en hoekvlaggen gekocht, welke zaken niet bij zaalvoetbal worden gebruikt. Voor wat betreft de kleding (te weten: shirts, shorts, sweaters, trainingsbroeken, trainingsjacks, hesjes, hoodies, pants, sokken en rouwbanden) zijn alleen seniormaten besteld. Er is geen enkele maat voor kinderen of pubers gekocht. De politie merkt verder iets op over de factuur van [bedrijf 5] in Geertruidenberg. Dit betreft een locatie die ver weg is gelegen van de wijk [wijk] in Breda. Voorts wordt op diverse facturen de projectnaam niet vermeld of is geen BTW verrekend.

Het oordeel van de rechtbank

Uit de hiervoor omschreven -en in Bijlage II aangehechte- bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, blijkt dat de subsidiegelden opzettelijk en wederrechtelijk voor andere doeleinden zijn besteed, dan waarvoor zij aanvankelijk zijn verstrekt. De aangekochte kleding betreft geen sportuitrusting voor een doelgroep van 9 tot 21 jaar oud. Daarnaast blijkt niet dat deze doelgroep is aangeschreven of opgezocht is. De kleding is alleen geschikt voor volwassenen. De doelstelling dat met overheidsmiddelen een coaching- en ondersteuningsprogramma voor zaalvoetbal wordt opgezet, valt niet te rijmen met de onderzochte facturen. De met de subsidie aangekochte sportattributen zijn alleen geschikt voor veldvoetbal, terwijl het project volledig zou moeten draaien om zaalvoetbal. Bovendien hebben de trainers die als getuigen zijn gehoord verklaard dat op voetbalvelden buiten is getraind. Dit heeft onder meer plaatsgevonden op het terrein van [voetbalvereniging] , een veldvoetbalvereniging. Tenslotte zijn ook subsidiegelden aangewend voor een locatie in Geertruidenberg, ver buiten de Bredase wijk [wijk] . Dit is in strijd met de opgegeven doelstelling dat een veilig sport- en leefklimaat in die wijk van Breda wordt gecreëerd. Het onder feit 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.

Het verweer van de verdediging wordt verworpen.

4.3.7

Functioneel daderschap


Het juridisch kader

De functionele dader is iemand die een delict pleegt door middel van een ander. Hem/haar wordt de gedraging van die ander toegerekend. De strafbaarheid van rechtspersonen is nauw verwant met functioneel daderschap, aangezien rechtspersonen slechts door middel van natuurlijke personen kunnen handelen, zoals de feitelijk leidinggevenden of opdrachtgevers. Het gaat er daarbij om dat zij feitelijk betrokken zijn bij het begaan van het strafbare feit door de rechtspersoon. Zij hoeven niet in formele zin een leidinggevende positie te hebben. Voor functioneel daderschap is vereist dat wordt voldaan aan beschikkingsmacht en aan het aanvaardingscriterium.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat verdachte als functioneel dader moet worden beschouwd van de ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft een zekere vorm van beschikkingsmacht uitgeoefend omdat hij, uit naam van de rechtspersoon [voetbalvereniging] , de strafbare feiten heeft bewerkstelligd. Die beschikkingsmacht volgt uit de rol van verdachte als projectleider en penvoerder. Bovendien was hij bestuurslid van de genoemde rechtspersoon. Daarnaast staat vast dat verdachte de strafbare handelingen in meer of mindere mate ook heeft aanvaard, door zich bewust te zijn van de feiten die de rechtspersoon heeft begaan en daarop te acteren zoals hiervoor uiteengezet is.

Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de rechtspersoon [voetbalvereniging] de onder feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair en feit 3 subsidiair verweten gedragingen heeft gepleegd, aan welke verboden gedragingen verdachte feitelijk leiding heeft gegeven. Verdachte zal worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde variant.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:

feit 1 subsidiair

[voetbalvereniging] in de periode 20 februari 2017 tot en met 2 juli 2020 te Breda, geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten: een eindverantwoordingsverslag/begroting (onder dossiernummer [nummer 1] ), heeft vervalst door hogere bedragen te vermelden op het eindverantwoordingsverslag/de begroting dan daadwerkelijk gemaakt zijn (onder dossiernummer [nummer 1] , met betrekking tot onder andere sportmateriaal en accommodatiehuur en promotiemateriaal en monitoring en evaluatie en organisatie en personeelskosten) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken aan welke verboden gedraging verdachte feitelijk leiding heeft gegeven.

feit 2 subsidiair

[voetbalvereniging] in de periode 20 februari 2017 tot en met 2 juli 2020 te Breda, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een geschrift als ware het echt en onvervalst, te weten meerdere intentieverklaringen (onderdeel van een subsidieaanvraag onder de projectnaam [projectnaam] dossiernummer [kenmerk] ), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande dat gebruik maken hierin dat verdachte en/of zijn mededaders dat geschrift digitaal hebben verzonden aan [financieringsorganisatie] (ter verkrijging van een subsidie voor projectnaam [projectnaam] ), en bestaande die vervalsing hierin dat in voornoemde intentieverklaringen: de handtekeningen op de intentieverklaring van onder andere [getuige 1] (Namens onderwijs [basisschool] ) en/of [getuige 4] (beleidsadviseur sport namens gemeente Breda) en/of [getuige 3] (namens [welzijnsorganisatie] ) en/of [getuige 2] (namens stichting [stichting 2] ) vervalst zijn, althans niet door voornoemde vertegenwoordigers zelf gezet zijn, aan welke verboden gedraging verdachte feitelijk leiding heeft gegeven.

feit 3 subsidiair

[voetbalvereniging] in de periode van 3 september 2017 tot en met 28 februari 2020 te Breda, opzettelijk en wederrechtelijk middelen die met een bepaald doel door de overheid waren verstrekt, te weten geld voor zaalvoetbaltrainingen, coaching en ondersteuning van jongeren in de [wijk] , hebben aangewend voor aankopen ten behoeve van reguliere (veld)voetbalactiviteiten van [voetbalvereniging] , in elk geval voor andere doeleinden dan waarvoor zij waren verstrekt, aan welke verboden gedraging verdachte feitelijk leiding heeft gegeven.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 200 uur subsidiair te vervangen door 100 dagen hechtenis. Daarnaast is in de strafeis opgenomen een geheel voorwaardelijk gevangenisstraf, voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging geen specifiek strafmaatverweer naar voren gebracht gelet op de integraal bepleite vrijspraak.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Strafmaatoverwegingen

Verdachte heeft zich als feitelijk leidinggevende van de rechtspersoon [voetbalvereniging] , gedurende de periode van 20 februari 2017 tot en met 28 juli 2020, schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift en aan misbruik van overheidsfinanciering. De rechtbank beschouwt deze vormen van subsidiefraude, waarbij een overheidsorgaan wordt benadeeld en gemeenschapsgeld onterecht is uitgekeerd, als ernstige delicten. Verdachte heeft daarin een hoofdrol vertolkt omdat hij als projectleider is opgetreden. Verdachte heeft door gebruik te maken van malversaties het vertrouwen in goede doelen geschaad en de nobele initiatieven die aan het project ten grondslag hebben gelegen veronachtzaamd. Hij is op het onderzoek ter zitting, tegen beter weten in, blijven volharden in zijn ontkenning. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.

De rechtbank houdt rekening met de straffen die plegen te worden opgelegd in soortgelijke zaken. Het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte is blanco. Verdachte is ook niet tussentijds voor enig ander strafbaar feit met justitie in aanraking gekomen. Het feit dat verdachte een first offender is weegt mee in zijn voordeel. Ook wordt in ogenschouw genomen dat verdachte 4 dagen in voorarrest heeft verbleven.

Redelijke termijn

In artikel 6 van het EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht, waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of advocaat op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.

De rechtbank stelt vast dat verdachte op 15 december 2020 is aangehouden, in verzekering is gesteld en diezelfde dag voor het eerst als verdachte is verhoord. De redelijke termijn heeft dus aanvang genomen op 15 december 2020 en dat betekent dat uiterlijk op 15 december 2022 een einduitspraak had moeten volgen Er zijn volgens de rechtbank bijzondere omstandigheden aanwijsbaar, die ertoe leiden dat niet binnen twee jaar een einduitspraak is gevolgd. Er is een afzonderlijk onderzoek ingesteld, verricht door KPMG, waarvan het rapport vlak voor de zitting van 3 juni 2022 door de verdediging is overgelegd. Dit rapport is voor de rechtbank aanleiding geweest om het Openbaar Ministerie aanvullend onderzoek te laten verrichten. De berechting in onderhavige strafzaak heeft hierdoor vertraging opgelopen. Dit rechtvaardigt grotendeels de overschrijding van de redelijke termijn.. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn slechts in beperkte mate is overschreden en dat kan worden volstaan met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden.


Strafoplegging

De rechtbank acht alles afwegende een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair te vervangen door 100 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft verbleven, passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals door de officier van justitie is geëist, daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gezien het tijdsverloop en het feit dat verdachte in de tussentijd niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen.

7 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 51, 57, 225 en 323a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair ten laste gelegde

Bewezenverklaring

- verklaart het onder feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair en feit 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1 subsidiair : valsheid in geschrift, terwijl het feit begaan is door een rechtspersoon, waaraan de schuldige feitelijk leiding heeft gegeven;

feit 2 subsidiair : opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, terwijl het feit begaan is door een rechtspersoon, waaraan de schuldige feitelijk leiding heeft gegeven;

feit 3 subsidiair: opzettelijk en wederrechtelijk middelen die met een bepaald doel zijn verstrekt, aanwenden voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn verstrekt, terwijl het feit begaan is door een rechtspersoon, waaraan de schuldige feitelijk leiding heeft gegeven;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 200 (tweehonderd) uren;

- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 (honderd) dagen;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag.

Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. P.B. van Onzenoort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 februari 2025.

Mrs. Louwerse en Admiraal zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9 Bijlage I

De tenlastelegging

feit 1 primair (natuurlijk persoon)

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 20 februari 2017 tot en met 2 juli 2020 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten: een eindverantwoordingsverslag/ begroting (onder dossiernummer [nummer 1] ), valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door hogere bedragen te vermelden op het/de eindverantwoordingsverslag/begroting dan daadwerkelijk gemaakt zijn (onder dossiernummer [nummer 1] , met betrekking tot onder andere sportmateriaal en/of accommodatiehuur en/of promotiemateriaal en/of monitoring en/of evaluatie en/of organisatie en/of personeelskosten); met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

(artikel 47 eerste lid juncto artikel 225 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht)

feit 1 subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden (rechtspersoon, opdrachtgever/leidinggever)

[voetbalvereniging] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 20 februari 2017 tot en met 2 juli 2020 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten: een eindverantwoordingsverslag/ begroting (onder dossiernummer [nummer 1] ), valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door hogere bedragen te vermelden op het/de eindverantwoordingsverslag/begroting dan daadwerkelijk gemaakt zijn (onder dossiernummer [nummer 1] , met betrekking tot onder andere sportmateriaal en/of accommodatiehuur en/of promotiemateriaal en/of monitoring en/of evaluatie en/of organisatie en/of personeelskosten); met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken tot welk feit verdachte opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;

(artikel 51 juncto artikel 225 eerst lid van het Wetboek van Strafrecht)

feit 2 primair (natuurlijk persoon)

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 20 februari 2017 tot en met 2 juli 2020 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een geschrift als ware het echt en onvervalst, te weten: meerdere, althans een, intentieverklaring(en) (onderdeel van een

subsidieaanvraag onder de projectnaam [projectnaam] dossiernummer [kenmerk] ), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader dat geschrift digitaal heeft/hebben verzonden, althans doen toekomen aan [financieringsorganisatie] (ter verkrijging van een subsidie voor projectnaam [projectnaam] ), en bestaande die valsheid of vervalsing

hierin dat in voornoemde intentieverklaring(en): de handtekeningen op de intentieverklaring(en) van onder andere [getuige 1] (Namens onderwijs [basisschool] ) en/of [getuige 4] (beleidsadviseur sport namens gemeente Breda)

en/of [getuige 3] (namens [welzijnsorganisatie] ) en/of [naam] (namens [bedrijf 4] ) en/of [getuige 2] (namens stichting [stichting 2] ) vals/vervalst zijn, althans niet door voornoemde vertegenwoordigers zelf gezet zijn;

(artikel 47 eerste lid juncto artikel 225 tweede lid van het Wetboek van Strafrecht)

feit 2 subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden (rechtspersoon, opdrachtgever/leidinggever)

[voetbalvereniging] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 20 februari 2017 tot en met 2 juli 2020 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een geschrift als ware het echt en onvervalst, te weten: meerdere, althans een, intentieverklaring(en) (onderdeel van een subsidieaanvraag onder de projectnaam [projectnaam] dossiernummer [kenmerk] ), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader dat geschrift digitaal heeft/hebben verzonden, althans doen toekomen aan [financieringsorganisatie] (ter verkrijging van een subsidie voor projectnaam [projectnaam] ), en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in voornoemde intentieverklaring(en): de handtekeningen op de intentieverklaring(en) van onder andere [getuige 1] (Namens onderwijs [basisschool] ) en/of [getuige 4] (beleidsadviseur sport namens gemeente Breda) en/of [getuige 3] (namens [welzijnsorganisatie] ) en/of [naam] (namens [bedrijf 4] ) en/of [getuige 2] (namens stichting [stichting 2] ) vals/vervalst zijn, althans niet door voornoemde vertegenwoordigers zelf gezet zijn, tot welk feit verdachte opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;

(artikel 51 juncto artikel 225 tweede lid van het Wetboek van Strafrecht)

feit 3 primair (natuurlijk persoon)

hij in of omstreeks de periode van 3 september 2017 tot en met 28 februari 2020 te Breda, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer middelen die met een bepaald doel door of vanwege de overheid dan wel door of vanwege een volkerenrechtelijke organisatie waren verstrekt, te weten geld voor zaalvoetbaltrainingen, coaching en ondersteuning van jongeren in de [wijk] , heeft aangewend voor aankopen ten behoeve van reguliere (veld)voetbalactiviteiten van [voetbalvereniging] , in elk geval voor andere doeleinden dan waarvoor zij waren verstrekt;

(artikel 323a van het Wetboek van Strafrecht)

feit 3 subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden (rechtspersoon, opdrachtgever/leidinggever)

[voetbalvereniging] in of omstreeks de periode van 3 september 2017 tot en met 28 februari 2020 te Breda, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer middelen die met een bepaald doel door of vanwege de overheid dan wel door of vanwege een volkerenrechtelijke organisatie waren verstrekt, te weten geld voor zaalvoetbaltrainingen, coaching en ondersteuning van jongeren in de [wijk] , hebben aangewend voor aankopen ten behoeve van reguliere (veld)voetbalactiviteiten van [voetbalvereniging] , in elk geval voor andere doeleinden dan waarvoor zij waren verstrekt, tot welk feit verdachte opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;

(artikel 51 juncto artikel 323a van het Wetboek van Strafrecht)

feit 3 meer subsidiair

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 20 februari 2017 tot en met 2 juli 2020 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [financieringsorganisatie] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van € 69.100,00, althans een geldbedrag, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader: een eindverantwoordingsverslag/ begroting (onder dossiernummer [nummer 1] ) met betrekking tot de gemaakte kosten ten aanzien van sportmateriaal en/of accommodatiehuur en/of promotiemateriaal en/of monitoring en/of evaluatie en/of organisatie en/of personeelskosten (terwijl die kosten, althans een groot deel daarvan niet gemaakt zijn) voor akkoord ondertekend en/of geparafeerd en/of voornoemde subsidieaanvraag en/of eindverantwoordingsverslag/begroting bij [financieringsorganisatie] ingediend, waardoor de [financieringsorganisatie] werd bewogen tot afgifte van een geldbedrag van € 69.100,00;

(artikel 47 eerste lid juncto artikel 326 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht)

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.