Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2025:1072

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
26-02-2025
04-03-2025
AWB-24_1445
Belastingrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Leges

Rechtspraak.nl
NDFR Nieuws 2025/500
NTFR 2025/590 met annotatie van Redactie

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: 24/1445


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2025 in de zaak tussen


[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 8 december 2023.

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag leges met [factuurnummer] (de aanslag) opgelegd in verband met het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.2.

De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de aanslag verminderd tot € 1.167,35.

1.3.

De rechtbank heeft het beroep op 15 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de heffingsambtenaar, mr. A.G. Hendriks.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het geschil beperkt zich tot de in rekening gebrachte leges ter zake van de aanvraag van een vergunning voor het aanleggen van een uitrit (€ 410,40) en de aanvraag van een vergunning voor het handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening (€ 641,25). De overige bij de aanslag in rekening gebrachte leges zijn tussen partijen niet in geschil.

2.1.

De rechtbank beoordeelt of de aanslag zoals die is vastgesteld bij uitspraak op bezwaar naar het juiste bedrag is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.

2.2.

De rechtbank is van oordeel dat de aanslag zoals die is vastgesteld bij uitspraak op bezwaar naar de juiste hoogte is opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende bewoont een woning op [adres 1] te [plaats] . In het jaar 2000 is een bouwvergunning verleend voor het bouwen van nog een woonhuis op hetzelfde perceel, met [adres 2] . Ten tijde van de zitting is de vergunde tweede woning nog niet gebouwd.

3.1.

Belanghebbende heeft op 15 april 2022 een vergunning aangevraagd voor het aanleggen van een uitrit. De aanvraag vermeldt de volgende toelichting:

Ten behoeve van de te bouwen woning [adres 2] wordt de bestaande uitrit gebruikt. Voor de bestaande woning [adres 1] wordt een nieuwe uitrit aangevraagd.”

3.2.

Op 10 mei 2022 heeft belanghebbende een vergunning aangevraagd voor het handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening. De aanvraag vermeldt de volgende beschrijving:

Op het perceel is op 01-02-2000 een bouwvergunning verleend voor het bouwen van een woning. Deze woning is door omstandigheden niet gerealiseerd. De aanvraag omgevingsvergunning betreft het bouwen van de woning in afwijking van de verleende bouwvergunning. Daarnaast is de vergunde woning of bouwvlak destijds niet op de plankaart van het vigerende bestemmingsplan Woonwijken ingetekend. Het bouwen van de woning is dan ook feitelijk in strijd met het bestemmingsplan en valt nu onder het overgangsrecht.”

3.3.

Voorafgaand aan het indienen van de aanvragen heeft de architect van belanghebbende op 6 november 2018 een e-mail van de senior adviseur vergunningen van de gemeente Waalwijk ontvangen waarin het volgende is opgenomen:

“Zoals eerder besproken zijn we bereid een nieuwe vergunning te behandelen. Het aspect ‘Ruimtelijke Ordening’ laten we voor wat het is. Er is tenslotte een bouwrecht voor een nieuwe woning. Alle overige aspecten, Bouwbesluit, Bouwverordening en Welstand zullen opnieuw behandeld worden. Ook als de woning een halve meter smaller wordt. Als dit allemaal voldoet aan de regels kan een nieuwe omgevingsvergunning worden verleend. Belangrijk is dat je het verschil in bouwkosten van de verandering in beeld brengt. Over dat bedrag betaal je dan legeskosten.”

3.4.

Aan belanghebbende is met dagtekening 25 januari 2023 een omgevingsvergunning verleend ter zake van onder meer de in 3.1 en 3.2. vermelde aanvragen.

3.5.

Vanwege de behandeling van voornoemde aanvragen is met dagtekening 7 februari 2023 de aanslag opgelegd.

Motivering

Leges ter zake van de aanvraag van een vergunning voor het aanleggen van een uitrit

4. Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat de uitrit, ter zake waarvan de leges worden geheven, veertig jaar geleden al door de gemeente is aangelegd. Ter zitting heeft belanghebbende aangevoerd dat de aanvraag zoals weergegeven in rechtsoverweging 3.1 een misverstand is van de architect, omdat op dit moment geen tweede uitrit nodig is. Belanghebbende stelt dat hij pas een aanvraag voor een nieuwe uitrit wil indienen als de tweede woning is gerealiseerd. Omdat de architect de aanvraag abusievelijk heeft ingediend, is belanghebbende geen leges verschuldigd, aldus belanghebbende.

4.1.

De heffingsambtenaar heeft gesteld dat een aanvraag is gedaan voor het aanleggen van een uitrit. Daarbij is op de tekening van de architect duidelijk te zien dat er sprake is van twee uitritten; de huidige uitrit waar belanghebbende het over heeft en een nieuwe uitrit. De aanvraag is in behandeling genomen en belanghebbende is reeds daarom leges verschuldigd, aldus de heffingsambtenaar.

4.2.

De rechtbank overweegt dat uit de aanvraag van 15 april 2022 blijkt dat belanghebbende (ofwel de architect namens belanghebbende) een tweede uitrit heeft aangevraagd naast de bestaande uitrit. Het is niet relevant voor welke woning er een tweede uitrit is aangevraagd. De heffingsambtenaar heeft de aanvraag in behandeling genomen en reeds daarom is belanghebbende leges verschuldigd. Dat belanghebbende achteraf bezien de aanvraag nog niet had willen indienen, doet daar niet aan af, aangezien de werkzaamheden met betrekking tot de behandeling van de aanvraag reeds zijn verricht door de heffingsambtenaar. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de vergunning voor een tweede uitrit is verleend. Het is aan belanghebbende om daar wel of geen gebruik van te maken.

Leges ter zake van de aanvraag van een vergunning voor het handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening

5. Belanghebbende stelt zich primair op het standpunt dat de garage een vergunningsvrij bijbehorend bouwwerk is volgens (de rechtbank begrijpt: bijlage II), hoofdstuk II, artikel 2, derde lid, van het Besluit Omgevingsrecht. Subsidiair stelt belanghebbende dat hij in 2000 al een vergunning heeft gekregen voor het bouwen van een tweede woning op het perceel. De gemeente heeft toentertijd verzuimd om de wijziging met betrekking tot de tweede woning in het bestemmingsplan op te nemen, waardoor het nu nog steeds in strijd is met het bestemmingsplan. Dit is niet aan belanghebbende te wijten en daarom is hij geen leges verschuldigd, aldus belanghebbende. Ter zitting heeft belanghebbende daarnaast nog aangevoerd dat hij op grond van de in 3.3 vermelde e-mail van de gemeente ervan uit was gegaan dat hij geen leges meer hoefde te betalen met betrekking tot de toetsing aan de regels van ruimtelijke ordening.

5.1.

De heffingsambtenaar heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat in 2022 een nieuwe beoordeling diende plaats te vinden, omdat het bouwplan van de tweede woning volgens de aanvraag in 2022 wat betreft de dakhelling en nokhoogte afwijkt van het bouwplan waarvoor de eerdere vergunning is verleend. Indien de aanvraag exact hetzelfde zou zijn geweest, dan zouden geen leges in rekening zijn gebracht. De geheven leges hebben dus volgens de heffingsambtenaar geen betrekking op de garage en evenmin op de omstandigheid dat een tweede woning op hetzelfde perceel wordt gebouwd, maar hebben enkel betrekking op de afwijkende bouwmaten van de tweede woning ten opzichte van het bouwplan waarvoor in 2000 een vergunning is verleend. Met betrekking tot de in 3.3 vermelde e-mail heeft de heffingsambtenaar ter zitting gesteld dat in de e-mail is te lezen dat als er iets is veranderd aan het bouwplan, er wel getoetst gaat worden. In dit geval is het bouwplan ook daadwerkelijk gewijzigd. De leges zijn daarom terecht in rekening gebracht, aldus de heffingsambtenaar.

5.2.

De rechtbank overweegt met betrekking tot de primaire stelling van belanghebbende dat de in 3.2 vermelde aanvraag is gedaan met betrekking tot de bouw van de tweede woning als geheel. In het dossier is verder geen aanleiding te vinden dat de heffing van de in geschil zijnde leges (enkel) betrekking heeft op de bouw van de garage, zoals ook de heffingsambtenaar heeft verklaard ter zitting. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

5.3.

Met betrekking tot de subsidiaire stelling van belanghebbende overweegt de rechtbank dat tussen partijen niet in geschil is dat het bouwplan volgens de aanvraag in 2022 afwijkt van het bouwplan waarvoor de eerdere bouwvergunning is verleend. Volgens een door de heffingsambtenaar overgelegde notitie van een ambtenaar van de gemeente Waalwijk zijn deze afwijkingen in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Belanghebbende heeft dit ook niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de leges reeds op grond hiervan terecht geheven. Aangezien er eenmaal een vast bedrag wordt geheven voor het handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening1, is dan niet relevant of dit bedrag ook mede zou zijn geheven vanwege het bouwen van een tweede woning op het perceel. Zelfs al zou dit het geval zijn, dan is het bedrag daardoor niet hoger geworden. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

5.4.

De rechtbank vat de ter zitting toegevoegde beroepsgrond van belanghebbende op als een beroep op het vertrouwensbeginsel. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. Aangezien de zin “Het aspect ‘Ruimtelijke Ordening’ laten we voor wat het is”, wordt gevolgd door de zin “Er is tenslotte een bouwrecht voor een nieuwe woning” moet de in 3.3. vermelde e-mail naar het oordeel van de rechtbank als volgt worden opgevat. Het aspect van ruimtelijke ordening zal buiten beschouwing worden gelaten wat betreft het bouwen van een tweede woning op het perceel, omdat daarvoor eerder al een bouwvergunning is afgegeven. In dezelfde e-mail wordt aangegeven dat alle overige aspecten opnieuw zullen worden behandeld. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een concrete, ondubbelzinnige toezegging dat de afwijkingen van het bouwplan ten opzichte van het eerdere bouwplan niet zouden worden getoetst aan de regels van ruimtelijke ordening. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom evenmin.

5.5.

Het voorgaande betekent dat de aanslag zoals die is vastgesteld bij uitspraak op bezwaar naar de juiste hoogte is opgelegd. Het beroep is daarom ongegrond.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. den Braber-Riemens, rechter, in aanwezigheid van W.M.C. Oomen, griffier, op 26 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

1 Onderdeel 2.3.2. van de tarieventabel bij de Verordening van de raad van Waalwijk regelende de heffing en invordering van leges 2022.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.