Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2025:105

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
10-01-2025
16-01-2025
BRE 24/1355
Belastingrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

8:54; bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard

Rechtspraak.nl
Viditax (FutD) 2025011605
FutD 2025-0132
V-N Vandaag 2025/130
V-N 2025/10.23 met annotatie van Redactie

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 24/1355


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 januari 2025 in de zaak tussen


[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Goes, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 12 januari 2024. Het beroep ziet op de naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer].

1.1.

Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat (de gemachtigde van) belanghebbende binnen de door de heffingsambtenaar gestelde termijn geen rechtsgeldige machtiging heeft overgelegd.

2.1.

Een ieder kan zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.1

2.2.

Het bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.2 Indien geen rechtsgeldige machtiging wordt overgelegd, dan is sprake van een verzuim. Een bezwaar kan niet-ontvankelijk verklaard worden als niet is voldaan aan een wettelijk vereiste voor het behandelen van het bezwaar. De indiener moet daarbij wel eerst de kans krijgen om het verzuim binnen een bepaalde termijn te herstellen.3

2.3.

De heffingsambtenaar heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat in bezwaar niet de gevraagde machtiging van de kentekenhouder is overgelegd. De motivering die de heffingsambtenaar daarvoor in de uitspraak op bezwaar heeft gegeven, komt erop neer dat niet belanghebbende maar de kentekenhouder het recht heeft om bezwaar te maken, zodat de heffingsambtenaar die machtiging mocht opvragen.

2.4.

Wanneer geen voldoening van parkeerbelasting heeft plaatsgevonden, wordt de houder van het voertuig in beginsel aangemerkt als degene die het voertuig geparkeerd heeft.4 Desalniettemin kan degene die een voertuig feitelijk heeft geparkeerd, in de hoedanigheid van bestuurder van het voertuig, bezwaar maken tegen een ter zake van dat parkeren opgelegde naheffingsaanslag. In een geval waarin de naheffingsaanslag is opgelegd aan de kentekenhouder, een ander daartoe tegen bezwaar maakt en die ander stelt dat hij als bestuurder het voertuig heeft geparkeerd, zal de heffingsambtenaar in het algemeen moeten uitgaan van de juistheid van die stelling.5 De heffingsambtenaar is echter niet gehouden aan te nemen dat bezwaar wordt gemaakt in de hoedanigheid van bestuurder die het voertuig heeft geparkeerd in een geval waarin hij daarvoor geen aanknopingspunt heeft en dit niet wordt gesteld.6

2.5.

Vaststaat dat belanghebbende niet de kentekenhouder is van het voertuig. Uit het voorgaande volgt dan dat het op de weg van belanghebbende ligt om in bezwaar duidelijkheid te verschaffen over de hoedanigheid waarin er bezwaar wordt gemaakt. Deze duidelijkheid heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank niet verschaft. Uit het bezwaarschrift en de overige in de bezwaarprocedure gewisselde stukken kan niet worden afgeleid dat belanghebbende stelt degene te zijn geweest die het voertuig feitelijk heeft geparkeerd. De gemachtigde stelt dat pas in beroep. De heffingsambtenaar had dus niet hoeven aannemen dat belanghebbende het voertuig feitelijk heeft geparkeerd en in die hoedanigheid bezwaar maakte. De heffingsambtenaar mocht er daarom van uitgaan dat de kentekenhouder degene is voor wie de gemachtigde – en mogelijk belanghebbende - optrad.

2.6.

De heffingsambtenaar beschikte niet over een rechtsgeldige machtiging van de kentekenhouder aan [gemachtigde], die zich als gemachtigde in de bezwaarprocedure heeft gesteld. De heffingsambtenaar heeft [gemachtigde] daar in de brief van 21 november 2023 op gewezen en daarbij verzocht om binnen veertien dagen na verzending van de brief – kort gezegd – een rechtsgeldige machtiging van de kentekenhouder te overleggen. De gemachtigde betwist echter de ontvangst van de brief van 21 november 2023. In dat geval dient de heffingsambtenaar aannemelijk te maken dat het verzoek tot herstel van het verzuim is verzonden naar het juiste adres.7 In zijn verweerschrift schrijft de heffingsambtenaar enkel dat hij kan verzekeren dat betreffende brief aan PostNL ter verzending is aangeboden. Met hetgeen de heffingsambtenaar heeft ingebracht ten aanzien van de verzending, acht de rechtbank de heffingsambtenaar niet in zijn bewijslast geslaagd aannemelijk te maken dat de brief van 21 november 2023 daadwerkelijk aan gemachtigde is verzonden.

2.7.

Uit het voorgaande volgt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat herstelverzuim is geboden. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard en moet het bezwaar opnieuw in behandeling nemen. Bij die behandeling moet de heffingsambtenaar in beginsel uitgaan van de juistheid van de stelling van belanghebbende dat hij de bestuurder van het voertuig was.

Conclusie en gevolgen

3. Het bezwaar is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar. De heffingsambtenaar moet alsnog inhoudelijk op het bezwaar beslissen.

3.1.

Omdat het beroep gegrond is, moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van de proceskosten voor de beroepsfase. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. De rechtbank kent daarbij voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand één punt met een waarde van € 907 toe voor het indienen van het beroepschrift. De daarbij te hanteren wegingsfactor zal de rechtbank bepalen op 0,5 omdat alleen in geschil is of het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard.8 Nu van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet is gebleken, zal de rechtbank de te vergoeden proceskosten daarom vaststellen op € 453,50.

Beslissing

De rechtbank:

  • -

    verklaart het beroep kennelijk gegrond;

  • -

    vernietigt de uitspraak op bezwaar van 12 januari 2024;

  • -

    draagt de heffingsambtenaar op een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;

  • -

    bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51,- aan belanghebbende moet vergoeden;

  • -

    veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan belanghebbende.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Dekkers, griffier, op 10 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

1 Artikel 2:1, eerste lid, van de Awb.

2 Artikel 2:1, tweede lid, van de Awb.

3 Artikel 6:6 van de Awb.

4 Artikel 225, zevende lid, van de Gemeentewet.

5 Hoge Raad 14 juli 2000 (ECLI:NL:HR:2000:AA6508).

6 Hoge Raad 29 maart 2019 (ECLI:NL:HR:2019:440).

7 Hoge Raad 15 december 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AZ4416).

8 Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 15 november 2018 (ECLI:NL:GHSHE:2018:4638).

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.