RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/02/425288 / FA RK 24/3588
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 8 augustus 2024 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in
artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt]
,
geboren op [geboortedag] 1947 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonadres] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] , [locatie] , aan de [adres] te [plaats] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. E.J.L. Mulderink te Breda.
1 Procesverloop
1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 1 augustus 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het aanvraagformulier rechterlijke machtiging van 25 juli 2024;
- de medische verklaring van 4 juli 2024, opgesteld en ondertekend door specialist ouderengeneeskunde [naam 1] ;
- het zorgplan van 4 juli 2024;
- het indicatiebesluit van 19 juni 2024;
- een afschrift van de beschikking waarbij mentorschap is ingesteld en een afschrift van de beschikking waarbij een mentor is benoemd.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2024, in de accommodatie van [accommodatie] , [locatie] , aan [adres] te [plaats] .
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- specialist ouderengeneeskunde, mevrouw [naam 2] ;
- de mentor van cliënt, de heer [naam 3] ;
- verzorgende, de heer [naam 4] .
1.4
Gelet op de samenhang van het verzoek in deze zaak en het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling in de zaak met kenmerk C/02/425324 / FA RK 24/3606, zijn de verzoeken gelijktijdig behandelend. In beide zaken is bij separate beschikking van 8 augustus 2024 beslist.
3 Standpunten
3.1
Cliënt brengt, kort samengevat, naar voren dat er niets met haar aan de hand is. Het gaat goed met haar en zij heeft geen dementie. Zij kan dan ook naar huis. Cliënt wil, als het moet, nog twee dagen blijven, maar daarna is ze weg. Thuis voelt zij zich prima. Zij herkent het geschetste beeld ten aanzien van het ernstig nadeel niet.
3.2
De specialist ouderengeneeskunde verklaart, kort samengevat, als volgt. Bij cliënt wordt een uitgebreide neurocognitieve stoornis waargenomen, waarbij cliënt functioneert op een dementieel beeld. Dementie zelf is niet bij cliënt vastgesteld. Er is een sterk vermoeden van de ziekte van Alzheimer.
3.3
De mentor brengt, samengevat, naar voren dat de diagnose van cliënt weliswaar niet concreet is vastgesteld maar dat hij zijn cliënt een goede verzorging gunt en goede leefomstandigheden. In de thuissituatie is daarvan allerminst sprake.
3.4
De advocaat voert, samengevat, aan dat er in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling geen duidelijkheid kan worden gegeven over wat cliënt precies mankeert en welke diagnose daar aan moet worden verbonden. Er kon geen goede anamnese plaatsvinden. Niet zeker is dus of bij cliënt sprake is van een psychogeriatrische aandoening of een aandoening die daarmee gelijk kan worden gesteld. Dat betekent juridisch formeel, dat het verzoek om een rechterlijke machtiging niet kan worden toegewezen.
4 Beoordeling
4.1
Zoals reeds is voormeld is er voor cliënt zowel om een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als om een rechterlijke machtiging verzocht.
4.2
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden (lid 3).
Op grond van lid 4 van voormeld artikel kan de rechter op verzoek van het CIZ een machtiging als bedoeld in het eerste lid verlenen ten aanzien van een persoon met een psychische stoornis en de stoornis van die persoon gelijkstellen met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, indien de rechter op basis van de verklaring van een ter zake kundige arts oordeelt dat sprake is van een psychische stoornis:
a. die dezelfde gedragsproblemen of regieverlies als een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap kan veroorzaken;
b. waarbij de benodigde zorg in verband met deze gedragsproblemen of regieverlies vergelijkbaar is met de zorg die nodig is bij een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap; en
c. waarbij deze gedragsproblemen kunnen of dit regieverlies kan leiden tot ernstig nadeel.
Psychogeriatrische aandoening?
4.3
In de medische verklaring 2 augustus 2024, opgesteld en ondertekend door [psychiater] , die behoort bij het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling wordt vermeld dat cliënt vermoedelijk leidt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer, daar zij op de observatieafdeling waar zij recent is opgenomen een fors dementieel beeld laat zien.
4.4
De medische verklaring van 4 juli 2024, opgesteld en ondertekend door specialist ouderengeneeskunde [naam 1] , behorende bij onderhavig verzoek voor een rechterlijke machtiging vermeldt daarentegen dat cliënt een uitgebreide neurocognitieve stoornis heeft en functioneert op het niveau van een dementieel beeld. Etiologie (oorzaak ziekte) is lastig te duiden, aldus de heer [naam 1] . Tevens vermeldt die medische verklaring dat er bij cliënt daarnaast sprake is van ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis.
4.5
Uit de documenten bij de aanvraag voor een indicatiebesluit blijkt eveneens dat er uitgebreide neurocognitieve stoornissen zijn geconstateerd bij cliënt en dat zij functioneert op het niveau van een dementieel beeld. De uitgebreide neurocognitieve stoornis kenmerkt zich door onder andere desoriëntatie in tijd, stoornissen in het korte- en langetermijngeheugen, een afwezig ziekte-inzicht en ziektebesef en achterdocht.
4.6
Voor de rechtbank is, gelet op het in rechtsoverweging 4.4 en 4.5 overwogene, voldoende duidelijk dat er bij cliënt sprake is van neurocognitieve stoornissen. Echter, het is voor de rechtbank lastig om vast te stellen of er nu daadwerkelijk bij cliënt een psychogeriatrische aandoening is vastgesteld. Immers, de diagnose dementie/alzheimer is niet gesteld. Het is de rechtbank ook niet helemaal duidelijk of de aanvrager van de rechterlijke machtiging nu een beroep wenst te doen op artikel 24 lid 4 Wzd. De aanvrager heeft dit in ieder geval niet aangevoerd. Ook tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank hierover - helaas - geen helderheid kunnen verkrijgen. Op de vraag of er sprake was van een psychogeriatrische aandoening kon de aanwezige specialist ouderengeneeskunde geen antwoord geven.
4.7
Nu de rechtbank niet, althans onvoldoende, kan vaststellen dat er daadwerkelijk sprake is van een psychogeriatrische aandoening, hetgeen een wettelijk criteria vormt voor toewijzing van het verzoek, zal zij het verzoek voor een rechterlijke machtiging dan ook afwijzen.
4.8
De rechtbank heeft evenwel bij beschikking van 8 augustus 2024 in de zaak met kenmerk C/02/425324 / FA RK 24/3606 een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling toegewezen, daar in dat geval (onder andere) alleen een vermoeden van een stoornis dient te worden vastgesteld. Nu de inbewaringstelling van cliënt is voortgezet kan gedurende die periode bezien worden of er meer duidelijkheid kan komen over de exacte diagnose van cliënt en de oorzaak van haar problematiek. Indien het CIZ daartoe aanleiding ziet kan zij in de toekomst eventueel een nieuw verzoek tot een rechterlijke machtiging indienen, waarbij een en ander duidelijk zal moeten worden toegelicht.
4.9
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.