Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2024:5628

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
14-08-2024
20-08-2024
10870399 \ CV EXPL 24-192 (E)
Verbintenissenrecht
Bodemzaak

Partijen hebben een overeenkomst gesloten op basis waarvan eiser aan gedaagde het niet-exclusieve recht heeft verleend om een softwarepakket te gebruiken. De vraag is of gedaagde nog onderhoudsfacturen en jaarfacturen verschuldigd is. Volgens eiser moeten de onderhoudsfacturen en jaarfacturen nog tot het einde van de looptijd van de overeenkomst worden betaald. Gedaagde vindt dat zij niets meer moet betalen, maar het verweer dat de overeenkomst door rechtsgeldige opzegging al is geëindigd, haar beroep op de vernietigbaarheid van een bepaling en haar beroep op ontbinding van de overeenkomst vanwege een tekortkoming slagen niet. Dit betekent dat gedaagde de onderhoudsfacturen moet betalen. De jaarfacturen moet gedaagde niet betalen, want die overeenkomsten hebben een kortere looptijd en door de opzegging van gedaagde bestaat hier geen grondslag meer voor.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Tilburg

Zaaknummer: 10870399 \ CV EXPL 24-192

Vonnis van 14 augustus 2024

in de zaak van

ROHECOM AUTOMATISERING B.V.,

te Zoetermeer,

eisende partij,

hierna te noemen: Rohecom,

gemachtigde: [gemachtigde],

tegen

DIPI B.V. H.O.D.N. DIPI MOTO,

te Gilze,

gedaagde partij,

hierna te noemen: Dipi,

gemachtigde: mr. H.M.H. van Dongen.

De zaak in het kort

Partijen hebben een overeenkomst gesloten op basis waarvan eiser aan gedaagde het niet-exclusieve recht heeft verleend om een softwarepakket te gebruiken. De vraag is of gedaagde nog onderhoudsfacturen en jaarfacturen verschuldigd is. Volgens eiser moeten de onderhoudsfacturen en jaarfacturen nog tot het einde van de looptijd van de overeenkomst worden betaald. Gedaagde vindt dat zij niets meer moet betalen, maar het verweer dat de overeenkomst door rechtsgeldige opzegging al is geëindigd, haar beroep op de vernietigbaarheid van een bepaling en haar beroep op ontbinding van de overeenkomst vanwege een tekortkoming slagen niet. Dit betekent dat gedaagde de onderhoudsfacturen moet betalen. De jaarfacturen moet gedaagde niet betalen, want die overeenkomsten hebben een kortere looptijd en door de opzegging van gedaagde bestaat hier geen grondslag meer voor.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 20 maart 2024 met de daarin genoemde stukken,

  • -

    het op 14 juni 2024 door de griffie ontvangen e-mailbericht met productie(s) van Rohecom,

  • -

    de op 26 juni 2024 door de griffie ontvangen twee e-mailberichten met elk één productie van Rohecom,

  • -

    de mondelinge behandeling van 27 juni 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt,

  • -

    de tijdens de mondelinge behandeling door Rohecom overgelegde stukken,

  • -

    de spreekaantekeningen van Dipi.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Partijen hebben op 1 oktober 2009 een overeenkomst gesloten op basis waarvan Rohecom aan Dipi het niet-exclusieve recht heeft verleend om het softwarepakket Unishop te gebruiken. Als bijlagen zijn aan deze overeenkomst toegevoegd de Standaard Licentie-overeenkomst, de Standaard Onderhoudsovereenkomst en Appendix 2009-1.

2.2.

In de Standaard Onderhoudsovereenkomst (hierna: onderhoudsovereenkomst) staat onder meer:

“12.2 De onderhoudsovereenkomst wordt aangegaan voor de periode van vijf jaar en wordt telkens stilzwijgend verlengd voor een opvolgende periode van vijf jaar, tenzij één der partijen de overeenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden tegen het einde van een lopende periode bij aangetekende brief heeft opgezegd. Bij kennisgeving door de gebruiker van beëindiging van het gebruiksrecht van (delen van) de programmatuur wordt de onderhoudsovereenkomst per eerst volgende vervaldatum beëindigd, zulks met inachtneming van de opzegtermijn.”.

2.3.

Op 1 december 2021 heeft Rohecom een e-mailbericht gestuurd aan Dipi waarin onder meer staat:

“Jij kunt in je wordpress footer extra css opnemen o.v.v. van deze css classes. Dan kun je gewoon de aanpassingen doen die je wenst. Zoals ik al eerder aangaf deze presentatie is 10 jaar oud. Wij doen hieraan geen aanpassingen. What you see is what you get! Het kost niets en derhalve kunnen er geen rechten/plichten aan kunnen worden ontleend. Dit doen we opzettelijk want wij zijn geen webbouwers meer. Dit hebben we in 2018 losgelaten, inclusief personeel. Toch zijn er nog dealers die gebruik wensen te maken van deze presentatie. Dat mag en is geheel kosteloos, maar het is wat het is. Een andere reden waarom ik deze aanpassingen liever niet doe is omdat ik dan vanaf dat moment alle vragen hieromtrent ga krijgen. Wat er vervolgens zal gebeuren is dat ik de tijd zal moeten factureren. Dan krijg ik discussie met de dealers omdat zij aannemen dat dit onder de UniShop support valt. En daar pas ik voor!”.

2.4.

Op 5 oktober 2022 heeft Dipi een e-mailbericht gestuurd aan Rohecom met daarin onder meer:

“Via deze email willen wij, DIPI-moto Gilze, de samenwerking met en gebruik van Unishop per onmiddellijk beëindigen. De reden hiervoor is: we maken geen gebruik meer van Unishop wegens ervaren omslachtigheden welke niet aansluiten op onze dagdagelijkse operationele activiteiten. Graag ontvangen we van u bevestiging van deze beëindiging en stopzetting van maandelijkse kosten welke in rekening gebracht worden”.

3 Het geschil

3.1.

Rohecom vordert - samengevat – uitvoerbaar bij voorraad, betaling van € 3.447,47, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 2.964,91 vanaf de datum van dagvaarding, met veroordeling van Dipi tot betaling van de bedragen zoals vermeld in het overzicht gerekend vanaf augustus 2023 tot en met oktober 2024 telkens vanaf de dag van opeisbaarheid van elke maand, met veroordeling van Dipi in de proceskosten.

3.2.

Rohecom legt aan haar vordering ten grondslag dat Dipi tekortgeschoten is in de nakoming van haar betalingsverplichting uit de overeenkomst. Rohecom stelt dat de onderhoudslicentieovereenkomst nog loopt tot 1 november 2024 en dat Dipi gedurende die tijd de verschillende betalingen verschuldigd is. Rohecom vordert daarom in deze procedure betaling van het nu openstaande bedrag en de verschuldigde betalingen tot 1 november 2024.

3.3.

Dipi voert verweer. Dipi concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Rohecom, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Rohecom in de kosten van deze procedure, vermeerderd met wettelijke rente.

3.4.

Dipi voert allereerst aan dat Rohecom in strijd heeft gehandeld met de substantiëringsplicht door in de dagvaarding niet in te gaan op het verweer van Dipi. Daarnaast stelt Dipi zich op het standpunt dat zij geen betalingen meer verschuldigd is aan Rohecom. Dipi voert hierbij primair aan dat zij in oktober 2022 de overeenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd tegen januari 2023 op basis van de laatste volzin van artikel 12.2 van de onderhoudsovereenkomst. In die zin wordt met “eerst volgende vervaldatum” de eerstvolgende maand bedoeld, na inachtneming van de opzegtermijn van drie maanden, want de onderhoudsbedragen zijn maandelijks verschuldigd. Eventuele onduidelijkheden hierover komen voor rekening van Rohecom. Subsidiair voert Dipi aan dat artikel 12 van de onderhoudsovereenkomst vernietigbaar is, omdat een stilzwijgende verlenging van de overeenkomst voor een periode van telkens vijf jaar, zonder dat tussentijdse opzegging mogelijk is, onredelijk bezwarend is. Een periode van 5 jaar is lang gelet op de snelle veranderingen in de digitale wereld waarbij de technische behoefte van een onderneming snel kan veranderen. Op grond van artikel 6:233 BW zijn bedingen vernietigbaar als deze onredelijk bezwarend zijn en dat brengt mee dat Dipi de overeenkomst tussentijds mocht opzeggen. Meer subsidiair voert Dipi aan dat de overeenkomst door haar op 5 oktober 2022 buitengerechtelijk is ontbonden, omdat Rohecom is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting. Zo draagt Rohecom geen zorg meer voor onderhoud van de software en biedt zij geen ondersteuning (meer) voor de veranderingen die noodzakelijkerwijs moeten worden doorgevoerd op de website van Dipi, want Rohecom heeft geen webdevelopers (meer) in dienst die in staat zijn om de functionaliteiten aan te passen. Verder voert Dipi aan dat Rohecom naast onderhoudskosten ook nog andere bedragen vordert die geen verband houden met de onderhoudsovereenkomst, maar di volgen uit andere, later tot stand gekomen overeenkomsten. Uit die overeenkomsten volgt niet dat deze stilzwijgend worden verlengd en al helemaal niet voor een duur van langer dan een jaar.

3.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Rohecom vordert in deze procedure betaling op grond van de overeenkomst, maar Dipi is van mening dat zij geen betaling meer verschuldigd is. Dipi heeft hiervoor verschillende verweren aangevoerd die de kantonrechter hierna zal bespreken.

Substantiëringsplicht

4.2.

Dipi heeft allereerst aangevoerd dat Rohecom niet is ingegaan op de door Dipi aangevoerde verweren en gronden daarvoor, waarmee Rohecom in strijd heeft gehandeld met haar substantiëringsplicht (artikel 111 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) en de waarheidsplicht (artikel 21 Rv). De kantonrechter stelt vast dat Rohecom een standaard incassodagvaarding heeft uitgebracht met slechts een zeer beknopte vermelding van de verweren en gronden daarvoor van Dipi. De kantonrechter ziet echter geen aanleiding voor de conclusie dat de dagvaarding nietig is gelet op de omstandigheid dat het voor Dipi duidelijk is geweest waar het over ging en zij vervolgens verweer heeft kunnen voeren in deze procedure, waardoor zij niet in haar procesbelang is geschaad.

Opzegging op grond van artikel 12.2 onderhoudsovereenkomst

4.3.

Tussen partijen is in geschil of Dipi de overeenkomst mocht opzeggen op grond van artikel 12.2 van de onderhoudsovereenkomst. Partijen verschillen van mening over de uitleg van dit artikel.

4.4.

De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 12.2 volgt dat de onderhoudsovereenkomst wordt aangegaan voor de duur van vijf jaar en dat deze telkens voor dezelfde periode van vijf jaar wordt verlengd. De onderhoudsovereenkomst kan worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden tegen het einde van een lopende periode.

4.5.

Dipi legt artikel 12.2 onderhoudsovereenkomst vervolgens zo uit dat in de laatste zin sprake is van een uitzonderingsituatie. Deze laatste zin luidt: “Bij kennisgeving door de gebruiker van beëindiging van het gebruiksrecht van (delen van) de programmatuur wordt de onderhoudsovereenkomst per eerst volgende vervaldatum beëindigd, zulks met inachtneming van de opzegtermijn.”. Volgens Dipi wordt met “eerst volgende vervaldatum” de eerstvolgende maand bedoeld, omdat de onderhoudsfacturen een maandelijkse betaalverplichting hebben. Deze uitleg kan de kantonrechter niet volgen. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt duidelijk uit het artikel dat het gaat om de vervaldatum van de overeenkomst zodat met vervaldatum de einddatum van de lopende periode van vijf jaar wordt bedoeld, zoals ook vermeld staat in de zin daarvoor. De kantonrechter verwerpt het verweer van Dipi dat hier sprake is van onduidelijkheid en dat dit voor rekening van Rohecom moet komen. Tijdens de gehouden mondelinge behandeling heeft Rohecom hierover nog toegelicht dat in de laatste volzin van artikel 12.2 eigenlijk hetzelfde staat als in de zin daarvoor. Het is wellicht wat dubbelop en de laatste zin had ook weggelaten kunnen worden, maar naar het oordeel van de kantonrechter bestaat er geen onduidelijkheid over de uitleg van deze bepaling.

Onredelijk bezwarend?

4.6.

Dipi beroept zich vervolgens op de vernietigbaarheid van artikel 12.2 van de onderhoudsovereenkomst op grond van artikel 6:233 BW en de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Rohecom betwist niet dat artikel 12.2 een algemene voorwaarde is als bedoeld in artikel 6:231 sub a BW en daar gaat de kantonrechter ook van uit. Dipi voert aan dat een verlenging van de overeenkomst met vijf jaar voor een onderhoudsovereenkomst voor software erg lang is, gelet op de snelle veranderingen in de digitale wereld. Zij vindt verder van belang dat zij een kleine onderneming is die zulk soort overeenkomsten niet vaak sluit, terwijl het voor Rohecom dagelijkse kost is. Daartegenover heeft Rohecom uitgelegd waarom zij groot belang heeft bij het hanteren van deze termijn. Rohecom heeft toegelicht dat dit een stukje zekerheid geeft aan haar bestaansrecht, omdat zij haar financieringen op basis van de contracten krijgt. Daarnaast investeert Rohecom veel tijd en geld in online pakketontwikkeling en maakt zij afspraken met grote overkoepelende motororganisaties en daarvoor heeft ze een bepaalde zekerheid van contracten nodig.

Naar het oordeel van de kantonrechter is een verlenging van de overeenkomst voor een termijn van vijf jaar weliswaar lang, maar gelet op de wederzijdse belangen en de overige omstandigheden van het geval niet onredelijk bezwarend. Bij de taken van Rohecom hoort namelijk dat zij de software voortdurend aanpast aan de eisen van de tijd. Daarmee is de snel ontwikkelende digitale wereld onvoldoende reden om een verlenging met vijf jaar te lang te achten. De omstandigheid dat Dipi een kleine onderneming is maakt het oordeel niet anders, aangezien de overeenkomst al meerdere malen was verlengd. Dipi wist dus welke verplichting zij aanging en moet die hebben kunnen overzien.

4.7.

Dan is het nog de vraag of de stilzwijgende verlenging op grond van artikel 12.2 onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW). Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Dipi naast de beoordeling hiervoor onvoldoende argumenten aangevoerd die kunnen leiden tot een positieve beantwoording van die vraag. Zij heeft onvoldoende gespecificeerd waarin haar specifieke belang gelegen is om niet gehouden te worden aan de verlenging met vijf jaar, anders dan dat zij liever meteen met andere software ging werken in plaats van pas aan het einde van de overeenkomst over te stappen. Het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid slaagt dus evenmin.

Is er sprake van een tekortkoming?

4.8.

Volgens Dipi is Rohecom tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenis uit de overeenkomst, omdat zij geen onderhoud van de software en geen ondersteuning meer biedt. Ter zitting heeft Dipi toegelicht dat Rohecom de presentatie van voertuigen niet meer aanbiedt in andere formats, waardoor onder meer de mobiele weergave niet wordt ondersteund op de website en het niet gebruiksvriendelijk is. Hierdoor sluit de behoefte van Dipi niet meer aan op wat er door Rohecom geleverd wordt. Tijdens de gehouden mondelinge behandeling heeft Rohecom hierover toegelicht dat zij softwarepakketten levert ter automatisering van motorbedrijven, zoals bijvoorbeeld de kassa, de werkplaats, met koppelingen naar boekhoudprogramma’s als Exact, enzovoorts. Klanten kunnen die software ook gebruiken om vervolgens zelf een website te maken. In het verleden stelde Rohecomeen presentatie van voertuigen als gratis extra dienst ter beschikking aan klanten, zodat zij deze presentatie op hun website konden plaatsen, maar dit maakt geen onderdeel uit van de software en van de verplichtingen op basis van de overeenkomst. Nu Rohecom geen websitebouwers meer in dienst heeft en er inmiddels andere partijen zijn die dit beter kunnen aanbieden, heeft zij dit onderdeel niet meer doorontwikkeld en biedt zij deze gratis dienst niet meer op die manier aan. Rohecom heeft toegelicht dat zij nog wel een standaard presentatie aanbiedt aan haar dealers. Dipi kan vervolgens zelf een websitebouwer inhuren om de presentatie naar wens aan te passen en op haar website te plaatsen. Dat dit op deze manier ook mogelijk is heeft Dipi verder niet meer betwist.

4.9.

De kantonrechter overweegt dat de kern van de overeenkomst bestaat uit het onderhoud van de software waarvoor een gebruikerslicentie is afgegeven. De kantonrechter is van oordeel dat Dipi onvoldoende heeft gesteld dat de software of het onderhoud daarvan niet in orde is. De bezwaren die Dipi noemt hebben niets te maken met de software of het onderhoud, maar met de manier waarop Dipi haar voertuigen op haar website wil presenteren. De kantonrechter is van oordeel dat Rohecom gemotiveerd heeft onderbouwd dat dit geen onderdeel is van de overeenkomst en dit heeft Dipi onvoldoende weersproken.

4.10.

Bovendien is ook niet gebleken, voor zover al sprake zou zijn van een tekortkoming, dat Rohecom in verzuim was. Volgens Dipi heeft Rohecom nagelaten om actie te ondernemen of een passend alternatief te bieden voor de ondersteuning van de functionaliteiten. Dipi heeft in dit kader verwezen naar een e-mailbericht van Rohecom waarin Rohecom aangeeft “what you see is what you get”, maar de kantonrechter is van oordeel dat Dipi hiermee een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Rohecom de gehele e-mailwisseling van partijen overgelegd, waaronder de e-mailberichten die aan dit bericht vooraf gingen en die daarop volgden, waardoor het bericht meer context heeft gekregen. Uit de gehele e-mailwisseling volgt naar het oordeel van de kantonrechter niet, zoals Dipi stelt, dat Rohecom niet bereid was om mee te denken over een oplossing, maar juist het tegendeel. En uit de e-mailwisseling volgt bovendien dat Dipi tevreden was met de door Rohecom geboden oplossing. Nergens uit blijkt dat Dipi Rohecom heeft laten weten dat zij vond dat Rohecom tekort schoot in de nakoming van de overeenkomst en dat zij Rohecom een redelijke tijd heeft gegund om alsnog correct na te komen.

4.11.

Met inachtneming van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat Dipi onvoldoende onderbouwd heeft dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Dit brengt mee dat Dipi de overeenkomst niet rechtsgeldig op 5 oktober 2022 buitengerechtelijk heeft mogen ontbinden.

Hoogte van de vordering

4.12.

Dipi heeft ook verweer gevoerd tegen de bedragen die Rohecom in rekening heeft gebracht. Voor het antwoord op de vraag welke bedragen Dipi verschuldigd is op grond van de overeenkomst, moet eerst worden vastgesteld tot wanneer de overeenkomst precies loopt.

4.13.

Rohecom stelt dat de overeenkomst op 1 november 2009 is ingegaan. Volgens Dipi is de overeenkomst op 1 oktober 2009 de aangegaan, maar geeft de overeenkomst verder geen duidelijkheid over de ingangsdatum. De kantonrechter stelt voorop dat uit de overeenkomst volgt dat deze is overeengekomen en getekend op 2 oktober 2009. Nu er verder geen ingangsdatum in de overeenkomst vermeld staat, is de kantonrechter van oordeel dat moet worden uitgegaan van 2 oktober 2009 als ingangsdatum. De overeenkomst is vervolgens telkens verlengd voor een periode van vijf jaar. Op 5 oktober 2022 heeft Dipi laten weten dat zij de overeenkomst wil beëindigen, zodat dit – met inachtneming van de opzegtermijn van drie maanden - meebrengt dat de overeenkomst op 2 oktober 2024 eindigt.

4.14.

Het voorgaande betekent dat Dipi de onderhoudsfacturen voor deze resterende duur van de overeenkomst verschuldigd is. Vast staat dat Dipi vanaf januari 2023 de onderhoudsfacturen niet meer heeft betaald, zodat Dipi tot op heden een bedrag van € 2.600,24 (januari 2024 tot en met augustus 2024 = 8 x € 325,03) moet betalen. De gevorderde betaling hiervan kan dus worden toegewezen. Daarnaast is Dipi nog de maandelijkse onderhoudsfacturen van € 325,03 verschuldigd tot en met het einde van de looptijd van de overeenkomst op 2 oktober 2024, zodat ook dit deel van de vordering wordt toegewezen.

4.15.

Rohecom heeft bij dagvaarding naast de onderhoudsfacturen ook nog betaling van verschillende jaarfacturen gevorderd, zoals het jaarlidmaatschap BikeNet en prijsbestand KTM, jaarfactuur koppeling met Marktplaats en jaarfacturen downloadabonnement.

Volgens Rohecom maakt dit onderdeel uit van de gehele overeenkomst waarvoor een looptijd geldt van vijf jaar, maar dit wordt door Dipi betwist. De kantonrechter overweegt dat deze onderdelen niet in de overeenkomst zelf staan opgenomen, zodat hieruit niet blijkt dat deze onderdelen ook dezelfde looptijd van vijf jaar hebben. Uit de op 14 juni 2024 toegezonden producties van Rohecom blijkt bovendien dat voor deze diensten sprake is van een looptijd van een jaar en een opzegtermijn van twee maanden. De opzegging op 5 oktober 2022 raakt ook deze overeenkomsten. De kantonrechter is daarom van oordeel dat er geen grondslag meer bestaat om de jaarfacturen in rekening te brengen tot het einde van de onderhoudsovereenkomst. De kantonrechter wijst dit deel van de vordering daarom af.

Wettelijke handelsrente

4.16.

Rohecom heeft de wettelijke handelsrente gevorderd over het verschuldigde bedrag berekend tot en met de maand juli 2023. Nu Rohecom bij de berekening van de gevorderde wettelijke handelsrente ook is uitgegaan van niet verschuldigde bedragen aan jaarfacturen, zal de kantonrechter dit gevorderde bedrag afwijzen. In plaats daarvan wijst de kantonrechter de wettelijke handelsrente toe over de onderhoudsfacturen over de maanden januari 2023 tot en met juli 2023, telkens vanaf de vervaldata van de verschillende maandtermijnen.

Buitengerechtelijke incassokosten

4.17.

Rohecom vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de vordering wordt getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke kosten toewijzen tot het wettelijke tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag, zijnde een bedrag van € 385,03.

4.18.

Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:

- hoofdsom

2.600,24

- buitengerechtelijke incassokosten

385,03

+

Totaal

2.985,27

4.19.

Dipi is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Rohecom worden begroot op:

- kosten van de dagvaarding

106,73

- griffierecht

487,00

- salaris gemachtigde

238,00

(1,00 punt × € 238,00)

- nakosten

119,00

(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)

Totaal

950,73

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1.

veroordeelt Dipi om aan Rohecom te betalen een bedrag van € 2.985,31, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over de verschillende onderhoudsfacturen van januari 2023 tot en met juli 2023, telkens vanaf de vervaldata van de verschillende termijnen tot de dag van volledige betaling,

5.2.

veroordeelt Dipi om aan Rohecom te betalen een bedrag van € 325,03 per maand vanaf augustus 2023 tot en met het einde van de overeenkomst op 2 oktober 2024, telkens vanaf de dag van opeisbaarheid van deze bedragen,

5.3.

veroordeelt Dipi in de proceskosten van € 950,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Dipi niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

5.4.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

5.5.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.