Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2023:8130

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
03-11-2023
05-01-2024
10618338 \ AZ VERZ 23-28 (E)
Arbeidsrecht
Beschikking

“Bek houden anders trek ik je kop van je romp”. Voor deze opmerking gericht tegen de commercieel directeur van werkgever wordt werknemer op staande voet ontslagen. De kantonrechter is van oordeel dat deze uitspraak als grensoverschrijdend kan worden gekwalificeerd en dat het voorstelbaar is dat de commercieel directeur dit bovendien als een ernstige bedreiging heeft opgevat. Uit de processtukken blijkt dat werknemer is gediagnosticeerd met ADD en een recidiverende depressie en dat voordat het incident plaatsvond, getracht werd hem in te stellen op medicatie daarvoor. Deze medicatie heeft invloed op zijn gedrag en het is aannemelijk dat dit heeft bijgedragen aan zijn uitbarsting. Dit wist werkgever niet. Werkgever had echter werknemer nog in de gelegenheid kunnen stellen voordat zij tot ontslag over ging. Dit heeft zij niet gedaan. Gelet op de omstandigheden (die door het niet horen van werknemer pas later naar voren zijn gekomen) was er geen dringende reden voor ontslag op staande voet.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2024-0006
Sdu Nieuws Arbeidsrecht 2024/15
Jurisprudentie HSE 2024/6
Prg. 2024/78
VAAN-AR-Updates.nl 2024-0006

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Middelburg

Zaaknummer / rekestnummer: 10618338 \ AZ VERZ 23-28

Beschikking van 3 november 2023

in de zaak van

[naam 1] ,

te [plaats 1] ,

verzoekende partij in het initiële verzoek,

verzoekende partij in de voorlopige voorziening,

verwerende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,

hierna te noemen: [naam 1] ,

gemachtigde: mr. J.C. Hennipman,

tegen

[bedrijf] B.V. ,

te [plaats 2] ,

verwerende partij in het initiële verzoek,

verwerende partij in de voorlopige voorziening,

verzoekende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,

hierna te noemen: [bedrijf] ,

gemachtigde: mr. J.C.P. van Kollenburg.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift met producties, ontvangen op 18 juli 2023;

- de akte vermeerdering van eis van de zijde van [naam 1] met producties, ontvangen op 1 september 2023;

- het verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk verzoek tot ontbinding met producties, ontvangen op 19 september 2023;

- het e-mailbericht van mr. Hennipman van 2 oktober 2023 met een aanvullende productie.

1.2.

Op 6 oktober 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De gemachtigden van partijen hebben een pleitnotitie dan wel schriftelijke aantekeningen overgelegd en voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen partijen verder ter aanvulling van hun standpunten hebben aangevoerd. De kantonrechter heeft na het sluiten van de mondelinge behandeling uitspraak bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

[naam 1] , geboren op [geboortedag] 1981, is per [datum] 2020 in dienst getreden van [bedrijf] in de functie van [functie] met een arbeidsomvang van 40 uur per week tegen een salaris van € 5.358,19 bruto per maand exclusief vakantiebijslag. Op de arbeidsovereenkomst is de cao HIBIN van toepassing.

2.2.

[bedrijf] is een groothandel in producten zoals asfalt, asfaltleien, asfaltcoating, bitumenproducten en overige bouwmaterialen en benodigdheden.

2.3.

[naam 1] is per 16 mei 2022 arbeidsongeschikt.

2.4.

Arboned heeft op 22 maart 2023 de rapportage ‘Arbeidsdeskundig Re-

Integratieonderzoek’ afgerond. De arbeidsdeskundige concludeert daarin dat er zijns inziens sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie en om die reden adviseert hij om met behulp van de arbodienst een mediationgesprek met elkaar te voeren om de onderlinge verwachtingen richting elkaar uit te spreken.

2.5.

Naar aanleiding van voornoemde rapportage heeft op 17 mei 2023 om 09:45 uur een driegesprek plaatsgevonden tussen [naam 1] , de heer [naam 2] , commercieel directeur van [bedrijf] , en mevrouw [naam 3] , bedrijfsmaatschappelijk werker bij Arboned . De partner van [naam 1] was eveneens aanwezig bij dit gesprek.

2.6.

[naam 1] is op 19 mei 2023 op staande voet ontslagen. De reden voor het ontslag

was dat [naam 1] tijdens het gesprek op 17 mei 2023 tegen de heer [naam 2] heeft gezegd: “Bek houden anders trek ik je kop van je romp”. In de ontslagbrief staat daarover het navolgende:

Betreft: ontslag op staande voet wegens grensoverschrijdende uitspraak

[…]

Dit gesprek is zeer snel afgebroken vanwege een grensoverschrijdende uitspraak door u richting dhr. [naam 2] in het bijzijn van de ArboNed deskundige mevr. [naam 3] . Dergelijke uitspraken richting medewerkers van [bedrijf] b.v. zijn voor ons onacceptabel. Mevr. [naam 3] heeft de ondersteuning bij het re-integratieproces moeten annuleren in verband met uw bedreiging.

[…]

Het is onze plicht al werkgever om een veilige en respectvolle werkomgeving te waarborgen voor al onze werknemers. Uw uitspraak ‘Bek houden anders trek ik je kop van je romp’ is in strijd met deze waarden en normen die wij hoog in het vaandel dragen. Na een zorgvuldige overweging van de ernst van de situatie, hebben wij besloten om u op staande voet te ontslaan. […]

3 Het geschil

In het initiële verzoek

3.1.

[naam 1] verzoekt, na vermeerdering van zijn verzoek, de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

bij voorlopige voorziening

a. voor de duur van het geding [bedrijf] te veroordelen tot betaling aan [naam 1] van het salaris van € 5.358,19 bruto per maand, te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten vanaf 19 mei 2023 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is beëindigd;

primair

het ontslag op staande voet te vernietigen;

[bedrijf] te veroordelen tot betaling van het salaris van [naam 1] van € 5.358,19 bruto, te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten, vanaf 19 mei 2023 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging;

subsidiair

[bedrijf] te veroordelen tot betaling aan [naam 1] € 121.121,26 bruto wegens billijke vergoeding, dan wel een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding;

aan [naam 1] een vergoeding van € 8.056,65 bruto wegens onregelmatige opzegging toe te kennen;

[bedrijf] te veroordelen tot betaling aan [naam 1] € 6.476,01 bruto wegens transitievergoeding;

meer subsidiair

voor het geval de arbeidsovereenkomst wel is geëindigd door het ontslag op staande voet, [bedrijf] te veroordelen tot betaling aan [naam 1] van een transitievergoeding zoals vermeld onder punt 8 van het verzoekschrift;

primair, subsidiair en meer subsidiair

[bedrijf] te veroordelen tot betaling aan [naam 1] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;

[bedrijf] te veroordelen in de proceskosten.

3.2.

[naam 1] heeft – samengevat – het volgende aan zijn verzoeken ten grondslag gelegd. In het gesprek van 17 mei 2023 heeft [naam 1] aangegeven dat hij een zware periode achter de rug had. Niet alleen wegens zijn ziekte maar ook omdat hij, gedurende de

re-integratie, weinig tot geen aandacht of medeleven vanuit [bedrijf] heeft ervaren. De heer [naam 2] gaf hier geen reactie op, waarop de partner van [naam 1] dit nogmaals nadrukkelijk herhaalde. De heer [naam 2] reageerde hierop door aan te geven dat mevrouw [naam 4] 'nogal boos' was. Dit viel verkeerd bij [naam 1] . Niet alleen heeft de heer [naam 2] zich onverschillig getoond voor de situatie van [naam 1] in de re-integratie, maar liet zich ook laatdunkend uit tegen de partner van [naam 1] . [naam 1] werd boos. Hij zei: “ Bek houden anders trek ik je kop van je romp. ”. Hierop reageerde de heer [naam 2] door aan te geven: “ Kom maar op, ik sla je deze kamer door. ”. De opmerking van [naam 1] is geen dringende reden voor een ontslag op staande voet, omdat de gedane opmerking is voortgekomen vanuit het ziektebeeld van [naam 1] . [bedrijf] heeft onvoldoende rekening gehouden met de context waarin deze opmerking is gemaakt. [bedrijf] heeft bij het verlenen van het ontslag op staande voet geen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [naam 1] . [bedrijf] had gelet hierop eerst kunnen en moeten kiezen voor een minder ingrijpende sanctie zoals een waarschuwing. Voorts is er sprake van een opzegverbod.

Ter zitting heeft [naam 1] zijn (primaire) verzoek om het ontslag op staande voet te vernietigen, gehandhaafd, zodat niet toegekomen wordt aan de subsidiaire verzoeken.

3.3.

[bedrijf] voert – samengevat – het volgende verweer. [naam 1] heeft nimmer excuses gemaakt. De bedreiging wordt in het verzoekschrift ten onrechte gebagatelliseerd als niet meer dan een emotionele uiting. Het is een vorm van gedrag die voor [bedrijf] onacceptabel is. Zeker ook gezien de context waarin [naam 1] op zijn verzoek in een veilige setting met zijn partner en een onafhankelijke gespreksleider het gesprek aan kon gaan. De bedreiging vond al plaats na een paar minuten. Er was geen lang emotioneel gesprek aan voorafgegaan en de escalatie kwam eenzijdig van [naam 1] . [naam 1] stelt dat zijn bedreiging voortkomt uit ADHD. Dit verklaart echter niet waarom [naam 1] niet per direct dan wel kort nadien contact heeft gezocht om zijn woorden in te trekken en excuses te maken. De bedreiging is dermate ongepast en ernstig dat de conclusie is dat de sanctie passend is geweest. Het verzoek dient afgewezen te worden.

Het voorwaardelijk tegenverzoek

3.4.

In het voorwaardelijk tegenverzoek verzoekt [bedrijf] de arbeidsovereenkomst, voor zover het ontslag op staande voet geen stand houdt, te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onder a, Burgerlijk Wetboek (BW) in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onder e, subsidiair onder g, BW.

3.5.

[bedrijf] legt aan haar verzoek ten grondslag dat [naam 1] zich verwijtbaar heeft gedragen door een bedreiging te uiten en deze in stand te houden door zijn woorden niet in te trekken en/of persoonlijk excuses te maken. Daarnaast hebben deze omstandigheden een niet meer te repareren breuk veroorzaakt tussen partijen. Voorts is de verwijtbare handeling gekoppeld aan de genoemde omstandigheden, waarin geen enkel zicht is op reëel herstel of verbetering van de relatie. Dit brengt met zich mee dat de i-grond reden is voor ontbinding. Het opzegverbod staat niet aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg, omdat het geen verband houdt met de omstandigheden waarop de opzegverboden betrekking hebben.

3.6.

[naam 1] heeft verweer gevoerd dat, voor zover van belang, hierna in de beoordeling aan de orde komt.

4 De beoordeling

Inzake het initiële verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet

4.1.

De kantonrechter is van oordeel dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is verleend, zodat het vernietigd zal worden en overweegt hiertoe als volgt.

4.2.

De wettelijke regels voor ontslag op staande voet staan in boek 7 van het BW. Volgens die regels is een dergelijk ontslag onder andere alleen rechtsgeldig als daarvoor een dringende reden bestaat (artikel 7:677 lid 1 BW). Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Volgens vaste jurisprudentie moet de rechter bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het ontslag de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking nemen.

4.3.

Conform artikel 7:678 lid 2, onderdeel e, BW kunnen dringende redenen voor een ontslag op staande voet onder andere aanwezig geacht worden, wanneer de werknemer de werkgever, diens familieleden of huisgenoten, of zijn medewerknemers mishandelt, grovelijk beledigt of op ernstige wijze bedreigt. In dit geval heeft [naam 1] met de woorden “ Bek houden anders trek ik je kop van je romp ” een uitspraak gedaan die als grensoverschrijdend kan worden gekwalificeerd en voorstelbaar is dat de heer [naam 2] dit bovendien als een ernstige bedreiging heeft opgevat. Immers is het voor de ontvanger van een dergelijke opmerking, zoals verklaard door de heer [naam 2] , niet in te schatten of diegene het daadwerkelijk meent. In zoverre zou geconcludeerd kunnen worden dat er sprake is van een dringende reden, ware het niet dat de gedraging moet worden beoordeeld in de context van de omstandigheden van het geval. Daarom is het ook, weliswaar niet verplicht, maar wel belangrijk om de werknemer voorafgaand aan een ontslag te horen. [bedrijf] heeft ervoor gekozen om dit niet te doen, en het nalaten daarvan kan tot het oordeel leiden dat naderhand naar voren gebrachte omstandigheden er toe leiden dat er geen dringende reden aanwezig is, welk risico dan voor rekening van de werkgever blijft (vgl. Gerechtshof ’s-Gravenhage [geboortedag] 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BM162, r.o. 5.8).

4.4.

Uit de bij productie 10 overgelegde stukken, waaronder de brief van 15 december 2022 van de psycholoog en psychiater, blijkt dat [naam 1] is gediagnosticeerd met ADD en een recidiverende depressie, en dat tot doel is gesteld om [naam 1] goed in te stellen op medicatie voor ADHD. Uit het medicatie consult van 5 mei 2023 blijkt dat [naam 1] Dexamfetamine voorgeschreven krijgt. Deze medicatie heeft invloed op zijn gedrag. [naam 1] kan hierdoor sneller boos worden en geïrriteerd raken. Dit was onder de Dexamfetamine sulfaat iets minder. In de evaluatie van de psychiater van [naam 1] van 23 mei 2023, wordt het volgend vermeld: “ Op de kortwerkende dex vernam hij toenemende agitatie en prikkelbaarheid, waarbij hij recent in 1 week 3x een escalerende verbale impulsdoorbraak had. Dit is goed bespreekbaar, hij heeft hier veel last van en hij kan ook goed zijn aandeel benoemen. ”. Uit het voorgaande volgt dat het aannemelijk is dat de medicatie van [naam 1] heeft bijgedragen aan zijn uitbarsting. Weliswaar kwam die uitbarsting voor de heer [naam 2] / [bedrijf] onverwacht, maar ook daarbij speelt mee dat [bedrijf] zich onvoldoende heeft verdiept in de situatie van [naam 1] . Uit de medische stukken en de verklaring van [naam 1] volgt dat hij een heel zware periode doormaakte. Daar kwam bij dat hij teleurgesteld was in het gebrek aan contact met [bedrijf] (wat de arbeidsdeskundige kwalificeerde als een arbeidsconflict), hetgeen hij in het gesprek graag over wilde brengen. Volgens [naam 1] toonde de heer [naam 2] daarvoor geen begrip en gaf hij enkel aan een heel dossier te hebben. Gelet op hetgeen de heer [naam 2] ter zitting heeft verklaard, doelde hij daarbij (onder andere) op diverse appberichten die hij aan [naam 1] had gestuurd en die onbeantwoord waren gebleven. Ter zitting is evenwel vast komen te staan dat die berichten waren gestuurd naar het zakelijke nummer van [naam 1] , terwijl hij die telefoon daarvóór al in had moeten leveren bij [bedrijf] . Dat maakte [naam 1] boos en dat uitte hij door de betreffende uitspraak te doen.

4.5.

Tegen deze achtergrond, waarbij ook mee wordt gewogen dat er tijdens het dienstverband niet eerder vergelijkbare incidenten hebben plaatsgevonden, is de kantonrechter van oordeel dat er geen sprake was van een dringende reden. Dat [naam 1] zijn woorden niet direct heeft teruggenomen en/of excuses heeft gemaakt, maakt dit niet anders. Vast staat dat het gesprek direct na de betreffende uitspraak is beëindigd (zo volgt ook uit de schriftelijke verklaring van mevrouw [naam 3] ) en niet weersproken is dat [naam 1] toen in huilen is uitgebarsten, waarna de heer [naam 2] als eerste de kamer heeft verlaten en nadien geen contact meer heeft gehad of gezocht met [naam 1] . Bovendien heeft [naam 1] verklaard dat hij direct na het gesprek in een zwart gat is gevallen en zich enige tijd volledig van de buitenwereld heeft afgesloten.

Inzake het voorwaardelijk tegenverzoek

4.6.

Aangezien het ontslag op staande voet vernietigd zal worden, is de voorwaarde van het tegenverzoek vervuld, zodat daarop beslist dient te worden.

4.7.

Op grond van artikel 7:670 lid 1 BW kan een werkgever de arbeidsovereenkomst (in beginsel) niet opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. Ook in geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan dit opzegverbod van toepassing zijn.

[naam 1] is thans nog steeds arbeidsongeschikt. Beoordeeld dient te worden of het verzoek tot ontbinding verband houdt met de ziekte/arbeidsongeschiktheid van [naam 1] . Op grond van artikel 7:671b lid 6 onder a BW kan de kantonrechter namelijk afwijken van het opzegverbod tijdens ziekte en het verzoek om ontbinding toch inwilligen, indien het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop dat opzegverbod betrekking heeft.

In het onderhavige geval is het aan [bedrijf] als verzoekende partij - die zich beroept op de van de hoofdregel afwijkende bepaling (artikel 671b lid 6 onder a BW) - om te stellen en zo nodig te bewijzen dat van verband tussen de door haar gewenste ontbinding van de arbeidsovereenkomst en een omstandigheid of feit waarop het opzegverbod betrekking heeft geen sprake is (vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 23 juni 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022: 2021, r.o. 3.9.3 e.v.). [bedrijf] stelt dat van het opzegverbod kan worden afgeweken, omdat het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop dat opzegverbod betrekking heeft. De kantonrechter gaat hieraan voorbij. [bedrijf] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er geen verband was tussen (de gedragsmatige gevolgen van) de ziekte van [naam 1] en zijn manier van reageren. Daarvoor heeft [bedrijf] te weinig gesteld tegenover het verweer van [naam 1] dat zijn psychische gesteldheid en medicatie in belangrijke mate hebben bijgedragen aan het handelen dat [bedrijf] hem verwijt c.q. op basis waarvan zij meent dat de arbeidsverhouding onherstelbaar verstoord is geraakt.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het opzegverbod aan ontbinding in de weg staat, zodat het verzoek reeds om die reden zal worden afgewezen.

Inzake het initiële verzoek tot betaling loon en wettelijke verhoging

4.8.

[naam 1] verzoekt de betaling van het salaris van € 5.358,19 bruto, te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten, vanaf 19 mei 2023 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging. Dit verzoek is niet betwist en wordt daarom toegewezen. Dat geldt eveneens voor het verzoek tot betaling van de over het salaris verschuldigde wettelijke verhoging conform artikel 7:625 BW, met dien verstande dat de kantonrechter met het oog op de omstandigheden een wettelijke verhoging van 10% billijk voorkomt.

Inzake de door [naam 1] verzochte voorlopige voorziening

4.9.

In deze beschikking wordt reeds een beslissing gegeven over het verzoek van [naam 1] , waarmee deze procedure eindigt. Gelet hierop is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan namelijk alleen worden getroffen voor de duur van het geding.

Proceskosten

4.10.

[bedrijf] wordt zowel in het initiële verzoek als in het tegenverzoek in het ongelijk gesteld en zal om die reden worden veroordeeld in de proceskosten (waaronder de nakosten). De nakosten worden begroot conform landelijk beleid tot een half salarispunt (met een maximum van € 132,00), zijnde een bedrag van € 132,00.

De kantonrechter stelt deze kosten in het initiële verzoek aan de zijde van [naam 1] tot en met vandaag vast op € 793,00 wegens salaris gemachtigde (conform de Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz en uitgaande van een ‘gemiddelde zaak’) en € 244,00 wegens griffierecht.

De kantonrechter stelt deze kosten in het tegenverzoek aan de zijde van [naam 1] tot en met vandaag vast op € 529,00 wegens salaris gemachtigde (conform de Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz en uitgaande van een ‘eenvoudige zaak’).

Voor wat betreft de voorlopige voorziening zal de kantonrechter de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5 De beslissing

De kantonrechter

in de voorlopige voorziening:

wijst het verzoek af;

compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

in het initiële verzoek:

vernietigt het ontslag op staande voet;

veroordeelt [bedrijf] om aan [naam 1] te betalen het salaris van € 5.358,19 bruto per maand te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten vanaf 19 mei 2023 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is beëindigd, te vermeerderen met 10% wettelijke verhoging vanaf de datum van opeisbaarheid van de onderliggende bedragen tot aan de dag van volledige betaling;

veroordeelt [bedrijf] in de proceskosten, aan de zijde van [naam 1] tot en met vandaag vastgesteld op € 1.037,00;

wijst het meer of anders verzochte af;

in het voorwaardelijk tegenverzoek:

wijst het verzoek af;

veroordeelt [bedrijf] in de proceskosten, aan de zijde van [naam 1] tot en met vandaag vastgesteld op € 529,00;

in het initiële verzoek en in het voorwaardelijk tegenverzoek:

veroordeelt [bedrijf] in de nakosten aan de zijde van [naam 1] tot deze beschikking begroot op € 132,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling de beschikking daarna betekend, dan moet [bedrijf] ook de kosten van betekening betalen;

verklaart deze beschikking voor wat betreft de uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. Ponds en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2023.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.