Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2023:7524

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
31-10-2023
02-11-2023
C/02/412693 / KG ZA 23-393(e)
Verbintenissenrecht
Kort geding

Kort geding. Nakoming vaststellingsovereenkomst. Aanvullende werking redelijkheid en billijkheid ex art. 6:248 lid 1 BW . Partijen verschillen van mening of (de inhoud van) een ketteningbeding met boeteclausule ten aanzien van de NSW status van het landgoed onderdeel uitmaakt van de leveringsakte.

Rechtspraak.nl
Notamail 2023/253
Sdu Nieuws Personen- en familierecht 2023/646
JERF Actueel 2023/458
ERF-Updates.nl 2023-0461

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht

Zittingsplaats Breda

Zaaknummer: C/02/412693 / KG ZA 23-393

Vonnis in kort geding van 31 oktober 2023

in de zaak van

1 [eiser in conventie sub 01] ,

te [plaats01] ,
2. [eiser in conventie sub 02] ,

te [plaats02] (Duitsland),
3. [eiser in conventie sub 03] ,

te [plaats02] (Duitsland),
4. [eiser in conventie sub 04] ,

te [plaats03] (Duitsland),

eisende partijen in conventie,

gedaagden in reconventie,

hierna te noemen: [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] .

advocaat: mr. E.Z. Anink,

tegen

[gedaagde01] ,

te [plaats04] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde01]

advocaat: mr. J.C. van den End.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 15 september 2023, met producties genummerd 1 tot en met 19,

- de conclusie van antwoord in kort geding tevens eis in reconventie in kort geding, met producties genummerd 1 tot en met 16, ter griffie ingekomen op 13 oktober 2023,

- de akte overlegging producties van de zijde van [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] , ter griffie ingekomen op 16 oktober 2023, met producties genummerd 20 en 21,

- de akte overlegging producties van de zijde van [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] , ter griffie ingekomen op 16 oktober 2023, met producties genummerd 22 tot en met 24,
- de mondelinge behandeling van 17 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] ,
- de spreekaantekeningen van [gedaagde01] .

2. De feiten

2.1.

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de onbetwiste inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast:

  • -

    Partijen zijn erfgenamen van wijlen de heer [erflater01] (hierna: erflater), die op [datum01] is overleden.

  • -

    Bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater is er tussen partijen een geschil ontstaan over de wijze waarop de nalatenschap verdeeld moest worden, welk geschil is uitgemond in een dagvaardingsprocedure waarbij op de mondelinge behandeling d.d. 14 juli 2022 een vaststellingsovereenkomst is gesloten (hierna: de vaststellingsovereenkomst).

  • -

    In de vaststellingsovereenkomst is onder andere het volgende opgenomen:

“(…) 8. Het appartement te Zwitserland wordt te koop aangeboden aan de heer [naam01] voor 110.000,-- Zwitserse Franc. [gedaagde01] neemt het voortouw in het verkooptraject en zal [naam01] schriftelijk het verkoopaanbod doen binnen een termijn van één week na heden. [gedaagde01] houdt partijen hiervan op de hoogte. Ingeval het appartement in Zwitserland niet vóór 31 december 2022 aan [naam01] is verkocht en geleverd, dan wordt het appartement aan [gedaagde01] toebedeeld voor een bedrag van 110.000 Zwitserse Franc. [gedaagde01] zal de levering zo spoedig mogelijk realiseren en uiterlijk binnen 3 maanden na 31 december 2022.

9. Het NSW Landgoed wordt aan [gedaagde01] toegedeeld voor een bedrag van € 387.932,--. [gedaagde01] betaalt in dit verband € 129.310,67 aan [eiser in conventie sub 01] het hetzelfde bedrag aan [eiser in conventie sub 04] en [eiser in conventie sub 03] gezamenlijk.

10. [gedaagde01] betaalt de aan het landgoed verbonden lopende lasten en ontvangt de hieraan verbonden inkomsten. Partijen komen ter zake van het beheer van het landgoed een beheersregeling overeen in de zin van boek 3 BW, waarbij [gedaagde01] het volledige beheer heeft.

11. De overdracht van de villa in [plaats04] en het NSW Landgoed vindt plaats ten overstaan van [notariskantoor01] te [plaats05] . (…)

Partijen verlenen elkaar na uitvoering van het bovenstaande finale kwijting van al hetgeen zij in het kader van deze procedure gevorderd hebben. Partijen verklaren na uitvoering van het bovenstaande in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap over en weer niets meer van elkaar te vorderen te hebben. (…)”

  • -

    Op 8 augustus 2022 is er ten aanzien van het appartement in Zwitserland een overeenkomst c.q. intentieverklaring overeengekomen tussen [gedaagde01] en de heer [naam01] , inhoudende dat de heer [naam01] de intentie heeft om het appartement voor een bedrag van CHF 110.000,00 te kopen.

  • -

    Bij e-mailbericht d.d. 14 augustus 2022 bericht [gedaagde01] aan [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] : “Ik heb met heer [naam01] in Zwitserland gesproken. Hij heeft bevestigd akkoord te zijn met de prijs van CHF 110.000,-. Bank is ook akkoord. Wordt vervolgd.”

  • -

    Bij e-mailbericht d.d. 18 oktober 2022 bericht mr. [naam02] van [notariskantoor01] het volgende ten aanzien van de akte van verdeling met betrekking tot het landgoed aan [gedaagde01] :

“(…) Bij deze bijlage alvast de eerste concept-verdelingsakte ter kennisname. Ik dien nog een bijzondere bepaling op te nemen i.v.m. de Natuurschoonwet 1928. Dit zal ik doen in een morgen nog toe te zenden bijgewerkte concept-akte. (…)”

- [notariskantoor01] heeft de akte van verdeling opgesteld. Ten aanzien van het landgoed is in de akte van verdeling de volgende bepaling (kettingbeding) opgenomen:

RANGSCHIKKING LANDGOED NATUURSCHOONWET 1928/KETTINGBEDING

Het registergoed 3 tot en met registergoed 46, hierna tezamen te noemen: " de landgoedpercelen ", zijn gezamenlijk gerangschikt als landgoed als bedoeld in de Natuurschoonwet 1928 met kenmerk: RVO 2018/0622/8694. Een kopie van het besluit tot rangschikking de dato twee december tweeduizend negentien zal als bijlage aan deze akte worden vastgehecht.

Met betrekking tot de landgoedpercelen zijn de erfgenamen in verband met de rangschikking van de landgoedpercelen als landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928 een kettingbeding overeengekomen met de volgende inhoud:

1. De landgoedpercelen zijn gerangschikt als landgoed in de zin van de

Natuurschoonwet 1928 (hierna: " NSW' ) en de erfgenamen zijn hiermee genoegzaam bekend.

2. Bij de verkrijging op grond van vererving van de landgoedpercelen door de

erfgenamen van erflater 2 wegens het overlijden van Erflater 2 op twaalf maart tweeduizend twintig vond op grond van artikel 7 van de NSW geen invordering van de destijds verschuldigde erfbelasting plaats dan wel vond een vermindering van de destijds verschuldigde erfbelasting plaats.

3. De verkrijger verklaart uitdrukkelijk ermee bekend te zijn dat landgoedpercelen gedurende een periode van vijfentwintig (25) jaren na de verkrijging van de kwalificatie als landgoed als bedoeld in de NSW, als zodanig in stand dient te worden gehouden, aangezien anders de thans niet geheven

overdrachts- en/of erfbelasting alsnog verschuldigd is.

4. De verkrijger verplicht zich deswege een verzoek tot handhaving van de rangschikking als landgoed, als bedoeld in artikel 3 lid 2 van de NSW, binnen zes (6) maanden na het verlijden van deze akte in te (laten) dienen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; de overige erfgenamen ontvangen van de verkrijger binnen twee (2) weken na ontvangst door de verkrijger een kopie van de beschikking van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar aanleiding van het verzoek.

5. Indien niet aan voormelde voorwaarden wordt voldaan, is iedere (rechts­)persoon die binnen gemelde periode van vijfentwintig (25) jaar in verband met de kwalificatie van de landgoedpercelen als landgoed als bedoeld in de NSW een fiscale faciliteit (vrijstelling) heeft genoten, alsnog de niet geheven erf-, schenk of overdrachtsbelasting (eventueel te vermeerderen met invorderingsrente en boete(n)) verschuldigd.

6. De verkrijger en de overige erfgenamen zijn ter zake van de (eventueel)

bij de overige erfgenamen alsnog te heffen overdrachtsbelasting en/of erfbelasting het navolgende overeengekomen:

a. de verkrijger (dan wel diens rechtsopvolger(s) onder algemene en/of bijzondere titel) verplicht zich jegens de overige erfgenamen ervoor zorg te dragen dat de

landgoedpercelen ten minste tot en met twaalf maart tweeduizend vijfenveertig - zijnde vijfentwintig (25) jaar na het laatste moment waarop door de overige erfgenamen van erflater 2 gebruik is gemaakt van een faciliteit erf-, schenk-, of overdrachtsbelasting - kwalificeert als landgoed als bedoeld in de NSW én binnen zes (6) maanden na het verlijden van de leveringsakte een verzoek tot handhaving van de rangschikking als bedoeld in artikel 3 lid 2 van de NSW in te dienen bij de Rijksdienst voor ondernemend Nederland; de overige erfgenamen ontvangen van de verkrijger (dan wel diens rechtsopvolger(s) onder algemene en/of bijzondere titel) binnen twee (2) weken na ontvangst door de verkrijger een kopie van de beschikking van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar aanmelding van het verzoek.

b. indien en voor zover de verkrijger (dan wel diens rechtsopvolger(s) onder algemene en/of bijzondere titel) de landgoedpercelen binnen de hiervoor sub a. eerstgenoemde termijn op een dusdanige wijze gaat gebruiken of overdragen, dat tot gevolg heeft dat bij de overige erfgenamen herziening van de door hen genoten faciliteiten uit hoofde van de NSW plaatsvindt, is de verkrijger (dan wel diens rechtsopvolger(s) onder algemene en/of bijzondere titel) verplicht de daaruit voor de overige erfgenamen voortvloeiende schade integraal en op eerste vordering te vergoeden aan de overige erfgenamen binnen vier (4) weken na deze eerste vordering. Onder schade wordt in dit verband niet alleen verstaan de door de overige erfgenamen aan de Belastingdienst te betalen navorderingen of naheffingen, maar tevens de daarmee samenhangende boeten en heffingsrenten;

c. de verkrijger (dan wel diens rechtsopvolger(s) onder algemene en/of bijzondere titel) is verplicht bij de overdracht van het geheel en/of een gedeelte van de landgoedpercelen, alsmede bij de verlening van een zakelijk recht, aan de nieuw eigenaar of zakelijk gerechtigde het in dit lid 6 van dit artikel vermelde op te leggen en in verband daarmee, het in dit lid 6 van dit artikel in de leveringsakte woordelijk op te nemen. Bij niet nakoming van het in de laatste volzin bepaalde is de verkrijger een direct opeisbare boete aan de overige erfgenamen verschuldigd. Deze boete is gelijk aan het bedrag dat de overige erfgenamen verschuldigd worden aan na te heffen en/of invorderbare belastingen, boeten en kosten, als gevolg van het verval van de status van de landgoedpercelen als landgoed in de zin van de NSW. Voor de opeisbaarheid van deze boete is geen enkele ingebrekestelling of rechtelijke tussenkomst vereist.

De overige erfgenamen behouden voorts de bevoegdheid om daarnaast eventueel meer geleden schade te vorderen;

d. op gelijke wijze als hiervoor sub c. is bepaald, verbindt de verkrijger zich jegens de overige erfgenamen tot het bedingen bij wijze van derdenbeding van de nieuwe eigenaar en/of zakelijk gerechtigde, dat ook deze de in dit artikel vermelde verplichtingen op te leggen aan diens rechtsopvolger(s) onder algemene en/of bijzondere titel en/of zakelijk gerechtigden. Elke rechtsopvolger neemt daarbij namens en ten behoeve van de overige erfgenamen het beding aan; en

e. indien het geheel dan wel een gedeelte van het verkochte na twaalf maart tweeduizend vijfenveertig - zijnde vijfentwintig (25) jaar na het laatste moment waarop door de overige erfgenamen gebruik is gemaakt van een faciliteit erf-, schenk-, of overdrachtsbelasting krachtens algemene dan wel bijzondere titel in eigendom overgaat aan een derde partij (dan wel een zakelijk recht ten behoeve van een derde partij wordt verleend), behoeven de onderhavige bepalingen van het kettingbeding niet in de betreffende notariële akte te worden opgenomen. Alsdan zijn de verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst en het bijbehorende kettingbeding van rechtswege vervallen. (…)”

- Bij e-mailbericht d.d. 1 november 2022 bericht mr. [naam02] van [notariskantoor01] het volgende aan [gedaagde01] :

“Dank voor het uitgebreid telefonisch overleg van gisteravond, welk gesprek zich toespitste

op een gedeelte van de concept-verdelingsakte en wel het gedeelte onder het kopje

"RANGSCHIKKING LANDGOED NATUURSCHOONWET 1928".

Ik heb uitleg gegeven over de achtergrond van die bepaling en waarom het gebruikelijk is om hetgeen in de concept-verdelingsakte hierover stond ook op te nemen in een verdelingsakte net als in een akte van levering ten titel van koop: in beide gevallen verliezen de betreffende vervreemders "grip" op het landgoed en daarom wordt met de bewuste bepaling(en) de verplichting opgelegd om het landgoed aldus in stand te houden ter voorkoming van terugname fiscale faciliteiten (in casu n.a.w. ten aanzien van de erfbelasting, zie hierna). In het belang van alle erfgenamen is het immers dat het landgoed in stand blijft. U gaf aan de achtergrond goed te begrijpen.

Het is correct dat in het proces-verbaal van de rechtbank hierover niets staat vermeld (over de verdeling van het landgoed staan in het PV slechts enkele summiere zinnetjes), maar dat betekent m.i. dat het een opdracht aan de notaris is om een verdelingsakte op te stellen conform de gebruikelijke bedingen en het is gebruikelijk (althans dat zou het m.i. moeten zijn, dus niet alleen in geval van verkoop en levering!) om de bewuste bepaling(en) ook in een verdelingsakte op te nemen.

U gaf aan dat u ermee akkoord bent om de punten 1 tot en met 5 van de bewuste bepalingen in stand te laten, maar u gaf aan dat het gehele punt 6 ("kettingbeding") verwijderd diende te worden uit de akte ("opleggen verplichting instandhouding NSW-landgoed aan rechtsopvolger", "verplichting vergoeding (belasting-)schade aan overige erfgenamen in geval van einde NSW-status landgoed" ("terugname faciliteiten")).

Hoewel het m.i. logischer zou zijn om punt 6 in stand te laten (nogmaals: alle erfgenamen hebben belang bij instandhouding als NSW-landgoed), stuur ik u bij deze de bijgewerkte concept­ verdelingsakte als bijlage toe (en een korte versie waarbij de aanpassingen zichtbaar zijn gemaakt) waarbij punt 6 is verwijderd. Zoals gisteren aangegeven laat het schrappen van punt 6 onverlet dat het mogelijk is dat in de toekomst (een van de) overige erfgenamen u aansprakelijk stelt voor (belasting-)schade ten gevolge van een vroegtijdig einde van de NSW-status.

Graag hoor ik van u en/of uw adviseur(s) of deze aanpassingen akkoord zijn en conform uw bedoeling. Daarna kan ik deze bijgewerkte concept-verdelingsakte ter accordering doorsturen naar de overige erfgenamen.

Erfbelastingaanslag

Ik raad u verder met klem aan om duidelijkheid te verkrijgen over de definitieve

erfbelastingaanslag. U gaf aan dat uw zus deze aangifte voor zichzelf en de overige erfgenamen heeft verzorgd. Het is van belang om na te gaan of de aangifte correct is gedaan en of de (definitieve) aanslag inmiddels correct is opgelegd. We gaan er in de verdelingsakte immers vanuit dat gebruik wordt gemaakt van de fiscale faciliteit voor NSW­ landgoed v.w.b. de erfbelasting. Het spreekt voor zich dat het belangrijk is om te weten of deze fiscale faciliteit ook wordt genoten.

Ook puur financieel gezien is voor u van belang om te weten hoeveel u kwijt bent aan erfbelasting mede gezien de "dreiging" dat de heer [naam01] het appartement in Zwitserland niet afneemt en dit appartement aan u wordt toebedeeld aldus het PV waarvoor u natuurlijk ook een bedrag op tafel dient te leggen.”

- Bij e-mailbericht d.d. 2 november 2022 bericht [gedaagde01] aan mr. [naam02] :

“Ik ben akkoord met versie 4. Die akte kan vanmiddag om 16:00 u worden gepasseerd. Ik heb geconstateerd dat er voor [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 04] en [eiser in conventie sub 03] geen belang is bij punt 6. kettingbeding, opgenomen is in de akte en het is niet aan hen omdat te verlangen/eisen.

Ik zal er zijn zodat de akte, versie 4, vanmiddag om 16 uur gepasseerd kan worden.

Mocht de levering niet doorgaan, dan ben ik van mening dat mij geen enkel verwijt kan worden gemaakt en stel ik [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 04] en [eiser in conventie sub 03] bij deze ook aansprakelijk voor de schade die mogelijk daar het gevolg van is.”

- Bij e-mailbericht d.d. 3 november 2022 berichten [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] het volgende aan mr. [naam02] :

“Dank u voor uw e-mail van gisterochtend. Het spijt ons zeer dat mevrouw [gedaagde01] niet aanwezig kon zijn op de afspraak in de middag.

Niettemin willen wij proberen de situatie te verduidelijken om tot een snelle regeling van de overdracht te komen.

We hebben de volgende vragen:

Heeft mevrouw [gedaagde01] een specifieke reden gegeven waarom zij het contract met de disclaimer punt 6 niet wil ondertekenen? Misschien brengt dit ons dichter bij een oplossing.

Voor zover bekend is de kettingbedinging (en dus ook punt 6) toch een normaal en gebruikelijk onderdeel van een dergelijk contract (landgoed/NSW)?

Is er een alternatieve formulering voor de disclaimer en compensatie, of hoe kunnen we ons op een andere manier beschermen om problemen te voorkomen? Heb je hier ideeën over?

Wij zijn nog steeds bereid om [gedaagde01] het landgoed te laten hebben, omdat wij geen mede-eigendom met haar willen houden.

Misschien kunt u haar nogmaals duidelijk maken dat een kettingaandoening een normaal onderdeel is van een NSW-overplaatsing en geen probleem vormt zolang zij zich aan de NSW-richtsnoeren houdt.

Voor de goede orde:

Wij zijn niet verantwoordelijk voor de annulering van de overdracht van het landgoed op korte termijn, aangezien wij alle noodzakelijke documenten tijdig hebben geleverd en akkoord zijn gegaan met het door u opgestelde Concept Versie 3.

Wij constateren dat er voor [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 04] en [eiser in conventie sub 03] belangrijk is dat punt 6.kettinginbeding, opgenomen is in de akte. (…)”

- Bij e-mailbericht d.d. 26 september 2023 heeft [notaris01] het volgende aan [gedaagde01] en [eiser in conventie sub 02] bericht (vertaald naar het Nederlands): “Ik heb het genoegen u te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de overdracht van de appartement van de gemeenschap van erfgenamen in [hotel01] in [plaats06] .

Intussen is uit opheldering gebleken dat de toestand van het appartement blijkbaar niet overeenstemt met het contractuele gebruik. Verdere ophelderingen zijn aan de gang. Het is de plicht van de hotelexploitant om uw etage in perfecte staat te houden. Eventuele renovatiekosten zijn voor rekening van de huurder (hotelexploitant). Tot deze bevestiging is ontvangen, is de overdracht binnen de gemeenschap van erfgenamen moeilijk. Dat komt omdat de appartement een veel langere waarde kan hebben dan bedoeld vanwege de mogelijk slechte staat.

De communicatie met de hotelexploitant verloopt moeizaam. Er vinden momenteel interne bedrijfsonderhandelingen en vergaderingen plaats die de bevoegdheden en verantwoordelijkheden sterk beïnvloeden. Om deze redenen stageneren zowel de overdracht binnen de gemeenschap van erfgenamen als een mogelijke verkoop aan de hotelexploitant.

Ik houd u graag op de hoogte van de ontwikkelingen”

3 Het geschil in conventie

3.1.

[eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] vorderen - samengevat – veroordeling van [gedaagde01] tot medewerking aan de levering van het appartement in Zwitserland met betaling aan hen van het deel dat hen toekomt uit de verkoopopbrengst en veroordeling tot betaling van enkele aan het appartement verbonden lasten. Daarnaast vorderen zij, ten aanzien van het landgoed, veroordeling van [gedaagde01] om haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de ondertekening van de notariële akte van verdeling overgelegd als productie 7, met een veroordeling van [gedaagde01] tot betaling van de aan [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 04] en [eiser in conventie sub 03] verschuldigde bedragen en met veroordeling in de reële proceskosten.

3.2.

[eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] doen ten aanzien van het appartement in Zwitserland een beroep op de vaststellingsovereenkomst zoals deze in het proces-verbaal van de zitting d.d. 14 juli 2022 is opgenomen. [gedaagde01] heeft het appartement niet vóór 31 december 2022 verkocht en geleverd aan de heer [naam01] , zodat zij het dient over te nemen vóór 31 maart 2023. Ook heeft [gedaagde01] niet conform haar aandeel in het appartement bijgedragen in de lasten van het appartement, waardoor zij deze kosten verschuldigd is aan [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 04] en [eiser in conventie sub 03] . Zij wensen nakoming van de overeenkomst op voormelde onderdelen.

[eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] doen ten aanzien van het landgoed eveneens een beroep op de vaststellingsovereenkomst. Zij stellen dat het kettingbeding in de door hen overgelegde akte (productie 7) als gebruikelijk beding onderdeel van de vaststellingsovereenkomst uitmaakt. In dit verband doen zij tevens een beroep op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW). Een kettingbeding om te verzekeren dat de NSW status wordt gecontinueerd, is gebruikelijk en noodzakelijk om te voorkomen dat de buiten invordering gestelde schenk- en erfbelasting met invorderingsrente alsnog wordt geïnd. Als [gedaagde01] een dergelijk beding niet had gewenst, had het op haar weg gelegen dit naar voren te brengen. Dit heeft zij niet gedaan. Naast [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] heeft ook [gedaagde01] overigens ook belang bij een dergelijk beding. Bovendien is het de expliciete bedoeling van [gedaagde01] om de NSW status te handhaven. Tot slot achten [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] het van belang dat zij er na de toedeling aan [gedaagde01] geen enkele invloed meer op hebben of [gedaagde01] aan de NSW vereisten zal blijven voldoen, terwijl hen nog wel een aanzienlijk potentiële claim aan erfrechtbelasting (inclusief rente) boven het hoofd hangt.

3.3.

[gedaagde01] voert verweer. Ten aanzien van de vorderingen met betrekking tot het appartement voert [gedaagde01] – kort gezegd – aan dat het feit dat de levering daarvan aan de heer [naam01] nog niet heeft plaats gevonden, niet aan haar verweten kan worden. Zij heeft op 8 augustus 2022 een intentieovereenkomst gesloten met de heer [naam01] waarin is opgenomen dat hij zou kopen/afnemen vóór 30 september 2022, waarna een verkoopakte is opgesteld en aan hem is toegezonden. [notaris01] heeft de heer [naam01] meermaals aangespoord de gemaakte afspraken na te komen, helaas zonder resultaat. Inmiddels is met [notaris01] besproken dat de heer [naam01] een laatste termijn van twee weken krijgt om de gemaakte afspraken na te komen. Wordt het appartement dan nog niet geleverd, dan neemt [gedaagde01] het appartement over, zodra de notaris hiervoor akkoord geeft. Op dit moment is de feitelijke levering echter niet mogelijk, hetgeen blijkt uit het e-mailbericht van de notaris d.d. 26 september 2023. [gedaagde01] betwist op grond van het voorgaande dat zij de vaststellingsovereenkomst op dit onderdeel niet na zou komen.

De gevorderde lasten met betrekking tot het appartement zien volgens [gedaagde01] vrijwel volledig op de periode voordat partijen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. In de vaststellingsovereenkomst hebben partijen elkaar finale kwijting verleend, zodat de vordering om die reden grotendeels dient te worden afgewezen. Daarbij stelt [gedaagde01] dat het spoedeisend belang voor de vordering ontbreekt en ook daarom al moet worden afgewezen.

Ten aanzien van het landgoed stelt [gedaagde01] kort weergegeven dat partijen in de vaststellingsovereenkomst geen kettingbeding zijn overeengekomen en dat tussen partijen over het in de door [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] overgelegde akte opgenomen beding ook geen overeenstemming tussen hen bestaat. [gedaagde01] betwist het standpunt van [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] dat het zou gaan om een gebruikelijk (ketting)beding dat niet separaat tussen partijen overeengekomen had hoeven worden en dat een dergelijk beding bij iedere overdracht van een NSW-landgoed wordt opgenomen in de akte van levering.

Zij stelt voorts dat bij de waardering van het landgoed geen rekening is gehouden met bijzondere uitgangspunten zoals een kettingbeding. In dat geval was de waarde namelijk lager geweest. [gedaagde01] voert tot slot aan dat het ook niet redelijk noch noodzakelijk is dat de latente belastingclaims volledig naar haar worden doorgeschoven.

[gedaagde01] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] , dan wel tot afwijzing van hun vorderingen, met veroordeling van [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] in de kosten van deze procedure. Ten aanzien van de gevorderde reële proceskosten voert zij aan dat, uit hetgeen zij heeft gesteld, volgt dat het niet aan haar te verwijten is dat zowel de levering van het appartement in Zwitserland als de levering van het landgoed nog niet heeft kunnen plaatsvinden, zodat deze vordering eveneens moet worden afgewezen.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 Het geschil in reconventie

4.1.

[eiseres in reconventie01] vordert – kort gezegd – om gedaagden in reconventie te veroordelen om hun onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de ondertekening van de notariële akte van verdeling ten aanzien van het landgoed overgelegd als productie 16 alsmede tot het verlenen van onvoorwaardelijke medewerking aan de ondertekening van alle met de verdeling van het landgoed verband houdende stukken, met veroordeling van [gedaagde in reconventie sub 01] , [gedaagde in reconventie sub 02] , [gedaagde in reconventie sub 03] en [gedaagde in reconventie sub 04] in de kosten van deze procedure.

4.2.

[eiseres in reconventie01] legt aan de vordering eveneens nakoming van de vaststellingsovereenkomst ten grondslag. [eiseres in reconventie01] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde in reconventie sub 01] , [gedaagde in reconventie sub 03] en [gedaagde in reconventie sub 04] ten onrechte geweigerd hebben hun medewerking te verlenen aan het passeren van de akte van verdeling zonder kettingbeding (versie 4). Het kettingbeding is immers niet overeengekomen op 14 juli 2022.

4.3.

[gedaagde in reconventie sub 01] , [gedaagde in reconventie sub 02] , [gedaagde in reconventie sub 03] en [gedaagde in reconventie sub 04] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen in reconventie. Zij stellen zich op het standpunt zoals weergegeven onder 3.2. hiervoor.

4.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5 De beoordeling in conventie en in reconventie

Bevoegdheid

5.1.

Nu [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] woonachtig zijn in Duitsland en het appartement is gelegen in Zwitserland, dient de voorzieningenrechter eerst ambtshalve te beoordelen of zij internationaal bevoegd is kennis te nemen van het geschil tussen partijen. De zaak heeft immers een internationaal karakter en valt onder het toepassingsbereik van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, (Brussel I bis-Verordening). Op grond van artikel 4 van de Brussel I bis-Verordening is de Nederlandse rechter bevoegd van het onderhavige geschil kennis te nemen, nu [gedaagde01] woonachtig is in Nederland. De voorzieningenrechter is dus bevoegd om kennis te nemen van het geschil.

Geldend recht

5.2.

Zowel [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] als [gedaagde01] leggen aan hun (re)conventionele vorderingen nakoming van de op 14 juli 2022 gesloten vaststellingsovereenkomst ten grondslag, waardoor voor de bepaling van het toepasselijke recht aan Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-Verordening) dient te worden getoetst. Op grond van artikel 4 lid 2 van de Rome I-Verordening wordt, bij gebreke van een rechtskeuze en indien de overeenkomst niet valt onder artikel 4 lid1 van de Rome I-Verordening, het op de overeenkomst toepasselijke recht vastgesteld door het recht van het land waar de partij die de kenmerkende prestatie van de overeenkomst moet verrichten haar gewone verblijfplaats heeft. Artikel 4 lid 3 Rome I-Verordening bepaalt dat, ongeacht het land van de kenmerkende prestatie, het recht van een (ander) land van toepassing kan zijn als uit alle omstandigheden blijkt dat de overeenkomsten een kennelijk nauwere band hebben met dat andere land. Nu de vorderingen over en weer zien op het uitvoering geven aan een in Nederland, ten overstaan van een Nederlandse rechter, opgestelde overeenkomst ter beslechting van een geschil omtrent een verdeling van een in Nederland opengevallen nalatenschap en de vorderingen betrekking hebben op levering van onroerend goed aan de in Nederland woonachtige [gedaagde01] , is de voorzieningenrechter van oordeel dat Nederlands recht op grond van artikel 4 lid 3 Rome I-Verordening van toepassing is.

5.3.

Dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat Nederlands recht van toepassing is overigens ook niet door één van de partijen betwist.

5.4.

Gelet op de nauwe samenhang tussen de conventionele en reconventionele vorderingen (met betrekking tot het landgoed), zal de voorzieningenrechter de vorderingen hierna gezamenlijk behandelen.

5.5.

Bij de beoordeling wordt voorop gesteld dat het gaat om in kort geding gevorderde voorlopige voorzieningen. De rechter moet daarom eerst beoordelen of partijen ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang hebben. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Een vordering tot nakoming kan in kort geding alleen worden toegewezen, indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van degene die nakoming vordert zal volgen, bijvoorbeeld als de andere partij een kennelijk ongegrond verweer voert, en indien niet kan worden gevergd dat de uitslag van de bodemprocedure wordt afgewacht. Voor bewijslevering is in deze procedure geen plaats.

Spoedeisend belang

5.6.

Uit de stellingen van partijen volgt dat, zowel voor de conventionele vordering als voor de reconventionele vordering, sprake is van een spoedeisend belang.

Medewerking levering appartement in Zwitserland

5.7.

Uit punt 8 van de vaststellingsovereenkomst volgt dat [gedaagde01] tot 31 december 2022 in de gelegenheid was om het appartement te verkopen en te leveren aan de heer [naam01] en dat, als dit niet vóór die termijn zou lukken, het appartement aan haarzelf zou worden toebedeeld voor een bedrag van CHF 110.000,00. De levering diende in dat geval uiterlijk binnen 3 maanden na 31 december 2022 plaats te vinden. Deze afspraak is tussen partijen op zichzelf niet in geschil. Anders dan [gedaagde01] meent, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde01] de overeenkomst op dit onderdeel niet is nagekomen. Vast staat immers dat de heer [naam01] niet binnen de afgesproken termijn het appartement heeft gekocht en geleverd gekregen. Dit betekent dat [gedaagde01] het appartement zelf had moet afnemen en geleverd had moeten krijgen vóór 31 maart 2022. Vast staat dat dit niet is gebeurd. Dat levering op dit moment feitelijk niet mogelijk zou zijn, zoals door [gedaagde01] gesteld, is onvoldoende aannemelijk geworden. Zij wijst hiertoe op een e-mailbericht d.d. 26 september 2023 van [notaris01] , maar daaruit volgt dit niet. Daarin valt voor wat betreft de toedeling aan [gedaagde01] slechts te lezen dat de overdracht moeilijk is, omdat het appartement een veel lagere waarde kan hebben vanwege de mogelijke slechte staat. Dit gaat [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] echter niet aan. Dat [gedaagde01] naar zij stelt aan het lijntje wordt gehouden door de heer [naam01] kan, gelet op de tussen partijen gemaakte afspraak, voorts evenmin aan [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] worden tegengeworpen.

5.8.

Nu partijen gehouden zijn de vaststellingsovereenkomst na te komen en gelet op het voorgaande voldoende is komen vast te staan dat [gedaagde01] daaraan voor wat betreft punt 8 van de overeenkomst niet heeft voldaan, ligt een vordering tot nakoming in beginsel voor toewijzing gereed.

5.9.

In de als productie 5 bij dagvaarding overgelegde akte is ten aanzien van de betaling van de overbedelingsvergoedingen opgenomen dat [gedaagde01] deze rechtstreeks aan [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] overmaakt. [gedaagde01] maakt daartegen bezwaar en voert bij gelegenheid van de mondelinge behandeling aan dat [notaris01] deze akte niet kan passeren omdat hij haar heeft medegedeeld: “zo doen wij dat niet; ook ter geruststelling van de anderen is het beter dat gelden worden gestort op de derdengeldenrekening.” De voorzieningenrechter stelt vast dat de akte, zoals overgelegd als productie 5 bij dagvaarding, inclusief de bepaling omtrent de betaling, is opgesteld door het kantoor van [notaris01] , hetgeen blijkt uit een emailbericht van 4 april 2023 van [naam03] van dat kantoor. Hieruit volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de in de akte opgenomen regeling omtrent de betaling voor het kantoor niet in de weg staat aan de levering. Het door [gedaagde01] pas bij gelegenheid van de mondelinge behandeling voor het eerst naar voren gebrachte ‘bezwaar’ van [notaris01] , maakt, uitgaande van de juistheid daarvan, het voorgaande niet anders. Daaruit volgt immers niet dat levering op die manier niet mogelijk is. De voorzieningenrechter acht het op grond van het voorgaande voldoende aannemelijk dat levering conform de akte, zoals overgelegd als productie 5 bij dagvaarding, kan plaatsvinden. De vordering tot medewerking aan de levering van het appartement zoals onder I in conventie gevorderd zal dan ook worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd zoals in de beslissing is vermeld.

Betaling koopsom appartement in Zwitserland

5.10.

De vordering tot betaling aan [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] uit hoofde van overbedeling in verband met de toedeling van het appartement aan [gedaagde01] wordt afgewezen. Nakoming van de vaststellingsovereenkomst biedt voor de toewijzing van deze vordering geen grondslag, nu deze afspraak daarin niet is opgenomen. Een andere grondslag is gesteld noch gebleken.

Betaling lasten appartement in Zwitserland

5.11.

De gevorderde betaling van aan het appartement verbonden lasten zal eveneens worden afgewezen, wegens het ontbreken van een grondslag. In de vaststellingsovereenkomst is hierover immers niets opgenomen en een andere grondslag is gesteld noch gebleken.

Medewerking levering landgoed

5.12.

In punt 9, 11, 12 en 13 van de vaststellingsovereenkomst is de regeling omtrent de toedeling van het landgoed vastgelegd: [gedaagde01] krijgt het landgoed toegedeeld voor een bedrag van € 387.932,00, de overdracht vindt plaats ten overstaan van [notariskantoor01] te [plaats05] , de kosten van de notaris worden naar rato van eigendomsaandeel door partijen betaald en [gedaagde01] geeft opdracht tot overdracht van het landgoed binnen één week na 14 juli 2023. Tussen partijen is een verschil van mening ontstaan omtrent de inhoud van deze afspraak in die zin dat [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] stellen dat daarvan een kettingbeding met boeteclausule als geformuleerd in de door hen overgelegde akte van levering onderdeel uitmaakt en [gedaagde01] stelt dat dat niet het geval is.

5.13.

Tussen partijen staat vast dat het landgoed gerangschikt is krachtens de natuurschoonwet (NSW), hetgeen fiscale voordelen biedt. Ook staat tussen hen vast dat verlies van de NSW status ertoe kan leiden dat bij partijen alsnog erfbelasting wordt geheven.

5.14.

Partijen hebben in de vaststellingsovereenkomst geen bepaling opgenomen over de NSW status en de (fiscale) gevolgen daarvan en evenmin een bepaling inhoudende een kettingbeding met boeteclausule met de verplichting voor [gedaagde01] om, kort gezegd, de NSW status te handhaven. Gebleken is dat de NSW status en de fiscale gevolgen daarvan geen onderdeel van de onderhandelingen/het gesprek zijn geweest. De door partijen gestelde afspraken zoals opgenomen in de beide aktes zijn dan ook niet tussen partijen expliciet overeengekomen. Beoordeeld dient vervolgens te worden of de vaststellingsovereenkomst op grond van artikel 6:248 lid 1 BW toch de door partijen op dit onderdeel gewenste gevolgen heeft; met andere woorden of de over en weer gestelde afspraken met betrekking tot de NSW status zoals door partijen opgenomen in de respectievelijke aktes waaraan zij medewerking vorderen, tussen partijen gelden.

5.15.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat dat niet het geval is. Ook als moet worden aangenomen dat het opnemen van een kettingbeding op zichzelf in de situatie van de overdracht van een NSW landgoed gebruikelijk is, heeft te gelden dat tussen partijen over de voorwaarden waaronder het wordt aangegaan en over de inhoud daarvan overeenstemming dient te bestaan. Dat is hier evident niet het geval, terwijl, gelet op de door partijen over en weer overgelegde adviezen en artikelen van deskundigen, evenmin is gebleken dat een kettingbeding met boeteclausule in geval van overdracht van NSW landgoed altijd wordt opgenomen en in dat geval ook steeds de inhoud heeft zoals opgenomen in de akte die is overgelegd door [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] .

5.16.

Het voorgaande betekent dat het gevorderde sub IV, V en VI in conventie dient te worden afgewezen. Het in reconventie onder I en II kan in het kader van deze procedure evenmin worden toegewezen. Die akte (productie 16) bevat immers ook een bepaling die ziet op de NSW status van het landgoed en de fiscale gevolgen van verlies van die status, hetgeen partijen dus niet met elkaar hebben besproken en waarvan ook onvoldoende aannemelijk is geworden dat dit anderszins onderdeel van de overeenkomst vormt. Nu vast staat dat [gedaagde01] de NSW status wenst te handhaven, had het voor de hand gelegen dat partijen daarover en over de (fiscale) gevolgen daarvan overleg hadden gevoerd.

5.17.

De subsidiair gevorderde medewerking aan de verkoop van het landgoed aan een derde – met kettingbeding – zal worden afgewezen wegens het ontbreken van een grondslag. In de vaststellingsovereenkomst is immers opgenomen dat het landgoed zal worden toebedeeld aan [gedaagde01] voor een bedrag van € 387.932,-. Een (alternatieve) regeling tot verkoop van het landgoed aan een derde is niet overeengekomen.

Proceskosten

5.18.

[eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 04] en [eiser in conventie sub 03] hebben veroordeling van [gedaagde01] in de reële proceskosten gevorderd. Zij stellen dat het niet meewerken aan de afspraken zoals gemaakt tijdens de zitting op 14 juli 2022 onrechtmatig is en hen dwingt om [gedaagde01] opnieuw in rechte te betrekken. De voorzieningenrechter overweegt dat een vordering tot volledige vergoeding van de proceskosten alleen toewijsbaar is in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Hiervan is – gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van de ingestelde vorderingen over en weer is overwogen en geoordeeld – naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. De voorzieningenrechter ziet, gelet op de familierelatie tussen partijen en het feit dat partijen over en weer (deels) in het ongelijk zijn gesteld, aanleiding om de proceskosten te compenseren op de hierna in de beslissing vermelde wijze.

6 De beslissing

De voorzieningenrechter

In conventie

6.1.

veroordeelt [gedaagde01] tot medewerking aan de levering van het appartement in Zwitserland aan haar binnen twee (2) weken na betekening van het ten deze te wijzen vonnis conform de als productie 5 bij dagvaarding overgelegde akte,

6.2.

veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser in conventie sub 01] , [eiser in conventie sub 02] , [eiser in conventie sub 03] en [eiser in conventie sub 04] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de veroordeling in 6.1. voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,

6.3.

verklaart voornoemde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,

6.4.

wijst het meer of anders gevorderde af.

In reconventie

6.5.

wijst de vorderingen af,

In conventie en in reconventie

6.6.

compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. Baggel en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.