RECHTBANK
ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 9991528 \ CV EXPL 22-1821
Vonnis van 9 augustus 2023
[eiser01]
,
te [plaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: mr. A.J. Nieuwenhuijse,
JOB COACH EUROPE INTERNATIONAL B.V.
,
te Hoek,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Job Coach,
gemachtigde: mr. R.M.A. Lensen.
1
De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 september 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de brief van 30 maart 2023 van mr. Nieuwenhuijse met het aanhoudingsverzoek;
- de brief van 30 maart 2023 van mr. Lensen met instemming op het aanhoudingsverzoek;
- de e-mail van 30 maart 2023 van de griffier waarbij het aanhoudingsverzoek is ingewilligd;
- de brief van 2 mei 2023 van mr. Nieuwenhuijse met het verzoek een nieuwe mondelinge behandeling in te plannen;
- de e-mail van 3 mei 2023 namens mr. Lensen met instemming over te gaan tot het inplannen van een nieuwe mondelinge behandeling,
- de mondelinge behandeling van 12 juli 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald.
3
Het geschil
3.1.
[eiser01] vordert veroordeling van Job Coach tot betaling van € 2.879,30 aan achterstallig nettoloon, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente vanaf 29 april 2022 tot de dag van volledige betaling. Ook vordert [eiser01] dat Job Coach wordt veroordeeld tot het betalen van € 819,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van Job Coach in de proceskosten.
3.2.
[eiser01] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Job Coach hem over het jaar 2021 (de perioden 1 tot en met 5) in totaal € 7.165,24 aan nettoloon verschuldigd is. Job Coach heeft in werkelijkheid echter slechts € 4.285,94 aan [eiser01] uitbetaald, zodat hij € 2.879,30 te weinig heeft ontvangen.
3.3.
Job Coach voert verweer, inhoudende dat de optelsom van de bedragen onderaan de salarisspecificaties (vermeld onder “
Totaal netto
”) ertoe leidt dat zij in 2021 in totaal € 4.415,20 aan nettoloon aan [eiser01] verschuldigd zou zijn. Aangezien [eiser01] erkent € 4.284,00
1
te hebben ontvangen, zou hij hooguit nog aanspraak hebben op een bedrag van € 131,20. Overigens is er 2021 € 4.375,24 uitbetaald, zodat het verschil maar € 39,96 bedraagt, welk bedrag volledig is verrekend met een aan [eiser01] teveel betaald bedrag van € 521,32.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling relevant, nader ingegaan.
4
De beoordeling
4.1.
[eiser01] heeft ter onderbouwing van zijn vordering de salarisspecificaties over de perioden 1 tot en met 5 van 2021 overgelegd. Job Coach heeft de juistheid van de salarisspecificaties niet betwist. Beide partijen interpreteren deze echter op een andere manier, waardoor zij beiden uitkomen op een ander (totaal)bedrag aan nettoloon dat Job Coach aan [eiser01] verschuldigd was. De kantonrechter is van oordeel dat de lezing (en berekening) van [eiser01] juist is en die van Job Coach niet, en zal toelichten waarom dat zo is.
4.2.
Job Coach heeft de bedragen ‘onder de streep’ opgeteld, maar miskent dat de bedragen die op de salarisspecificatie als “
Inhouding voorschot
” staan vermeld daarbij opgeteld moeten worden om te komen tot het verschuldigde nettoloon. Ter illustratie: In periode 1 bedroeg het brutoloon € 1.430,00 en het te betalen nettoloon € 1.263,97. Doordat er reeds een voorschot was betaald van € 750,00
2
, resteerde er nog een uit te betalen bedrag van € 513,97. Dat laatste heeft Job Coach gedaan op 3 maart 2021, met als omschrijving “salaris periode 1”.
4.3.
Op vergelijkbare wijze is ook het volledige nettoloon over periode 2 voldaan: op 23 februari 2021 € 500,00 met als omschrijving “voorschot periode 2” en op 23 maart 2021 het restant van € 1.021,93 met als omschrijving “salaris periode 2”. Voor de drie daaropvolgende periodes heeft Job Coach echter alleen nog maar voorschotbetalingen gedaan, waarmee Job Coach per saldo € 2.879,30 te weinig heeft betaald. Dat kan als volgt worden weergegeven:
Periode Nettoloon Uitbetaald Resteert
1 € 1.263,97 € 1.263,97
2 € 1.521,93 € 1.521,93
3 € 2.829,56 € 200,00 € 2.629,56
4 € 1.169,41 € 500,00 € 669,41
5
€ 380,33 € 800,00 -/- € 419,67
€ 7.165,20 € 4.285,90 € 2.879,30
4.4.
Voor zover Job Coach zich erop beroept dat zij in 2021 in totaal € 4.375,24 heeft betaald (derhalve € 89,34 meer dan het voormelde bedrag van € 4.285,90), gaat de kantonrechter daaraan voorbij. Uit het door Job Coach overgelegde overzicht van bankoverschrijvingen volgt namelijk dat er weliswaar op 17 januari 2021 een betaling is gedaan van € 89,34, maar ook dat die betaling betrekking had op het loon van periode 13 van (zo volgt daaruit logischerwijs) het jaar 2020. De (tussen)conclusie is dan ook dat [eiser01] over 2021 nog recht heeft op uitbetaling van € 2.879,30 aan nettoloon.
4.5.
Voorts wordt het beroept van Job Coach op verrekening verworpen. Ten eerste volgt uit de verklaringen van partijen dat de door Job Coach op 5 april 2022 gedane betaling van € 2.003,44 voortvloeit uit een minnelijke regeling tussen partijen over achterstallig loon over de jaren 2019 en 2020, terwijl de vordering van [eiser01] betrekking heeft op het jaar 2021. Verder kan Job Coach niet worden gevolgd in haar standpunt dat zij over de jaren 2019 en 2020 in elk geval een bedrag van € 521,32 te veel heeft (na)betaald aan [eiser01] . Volgens Job Coach is dit bedrag te veel betaald omdat de berekening van het over de jaren 2019 en 2020 verschuldigde loon is opgesteld door een derde (mevrouw [naam01] ) en deze berekening fouten bevat. Job Coach heeft echter op geen enkele manier inzichtelijk gemaakt, laat staan onderbouwd op welk(e) punt(en) die berekening niet zou kloppen, zodat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een verrekenbare tegenvordering.
4.6.
Op de zitting van 12 juli 2023 heeft Job Coach zich vervolgens voor het eerst op het standpunt gesteld dat naast voornoemde betalingen ook nog contante betalingen aan [eiser01] zouden zijn gedaan. Hiertoe is een bewijsaanbod gedaan. De kantonrechter gaat hieraan voorbij, omdat Job Coach niet heeft gesteld welke concrete bedragen in contanten aan [eiser01] zouden zijn betaald en wanneer deze betalingen zouden zijn gedaan. Bovendien is dit verweer innerlijk tegenstrijdig met het standpunt dat Job Coach eerder in deze procedure heeft ingenomen waarbij zij er vanuit ging dat zij door middel van de in r.o. 2.2 genoemde (girale) betalingen reeds volledig aan haar betalingsverplichtingen had voldaan (maar waarbij – zoals hiervoor uiteengezet – door haar wordt uitgegaan van een verkeerde lezing van de salarisspecificaties).
4.7.
De conclusie is dat het door [eiser01] gevorderde bedrag van € 2.879,30 aan achterstallig nettoloon zal worden toegewezen.
4.8.
[eiser01] vordert daarnaast op grond van artikel 7:625 BW de wettelijke verhoging van 50% over het bedrag van € 2.879,30 aan achterstallig loon. De kantonrechter overweegt dat de werkgever op grond van artikel 7:616 BW verplicht is aan de werknemer het loon op tijd te betalen. Wanneer de werkgever niet aan deze verplichting voldoet, heeft de werknemer aanspraak op de wettelijke verhoging. Aangezien Job Coach geen (afzonderlijk) verweer heeft gevoerd tegen de wettelijke verhoging en uit het voorgaande volgt dat Job Coach ruimschoots te laat is met de betaling van het aan [eiser01] verschuldigde loon, zal de gevorderde wettelijke verhoging van 50% worden toegewezen. De kantonrechter heeft daarbij tevens meegewogen dat Job Coach zich op een volstrekt onverdedigbaar standpunt heeft gesteld om te rechtvaardigen waarom zij dat loon (nog) niet heeft betaald. Door de onduidelijke inrichting van de salarisspecificaties is weliswaar voorstelbaar dat de post “
Totaal netto
” bij eerste lezing door Job Coach is aangezien als zijnde het verschuldigde nettoloon, maar na zorgvuldige lezing – wat, zeker toen daar discussie over ontstond, van de werkgever verwacht had mogen worden – had zij moeten beseffen dat dit niet kan kloppen. Dat kan het beste worden geïllustreerd door de specificatie van periode 5: volgens de lezing van Job Coach zou het nettoloon voor de zestien door [eiser01] gewerkte uren een negatief bedrag zijn (-/- € 419,67).
4.9.
De door [eiser01] gevorderde wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 2.879,30 aan achterstallig loon en over de wettelijke verhoging van 50% is niet (inhoudelijk) door Job Coach betwist en zal, zoals gevorderd, worden toegewezen met ingang van 29 april 2022 tot de dag van volledige betaling.
4.10.
[eiser01] maakt voorts aanspraak op vergoeding van € 819,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter overweegt dat, anders dan Job Coach meent, [eiser01] met de brieven van 14 en 29 april 2022, alsmede de e-mailcorrespondentie in de periode van 4 tot en met 11 mei 2022 voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat wel degelijk buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en dat Job Coach daarvoor een vergoeding is verschuldigd. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het tarief dat volgens het toepasselijke Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bij een hoofdsom van € 4.318,95 geldt. De kantonrechter zal het bedrag dan ook matigen tot dit tarief, te weten € 673,84 (inclusief btw).
4.11.
Job Coach is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten (inclusief de nakosten) worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser01] vastgesteld op een bedrag van € 876,11 en wel als volgt:
- kosten van de dagvaarding € 130,11
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 660,00 (2,00 punten × € 330,00)
De nakosten worden begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan; en
- de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden.
5
De beslissing
veroordeelt Job Coach om aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 4.992,79, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 29 april 2022, tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt Job Coach in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot dit vonnis vastgesteld op € 876,11,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ponds en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2023.