RECHTBANK UTRECHT
sector handel en kanton
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 754200 UC EXPL 11-7727 IV 4080
vonnis d.d. 23 november 2011
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Domici BV,
gevestigd te Rotterdam,
verder ook te noemen Domici,
eisende partij,
gemachtigde: mr. C.L. Kock,
tegen:
[gedaagde],
wonende te Utrecht,
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. N.T.A. Zeeuwen.
1. Het verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 20 juli 2011.
Partijen hebben voorafgaand aan de comparitie nog stukken in het geding gebracht.
De comparitie is gehouden op 24 oktober 2011. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
Partijen hebben zich vervolgens schriftelijk uitgelaten over de inhoud van het proces-verbaal.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De feiten
2.1. Uit de inschrijving bij de KvK volgt dat Domici zich bezig houdt met ‘werving &selectie, executive search, bemiddeling, coaching/loopbaanbegeleiding’.
2.2. Op de website van Domici is onder meer het volgende te lezen:
‘ OVER DOMICI
Domici is een bevlogen partner als het gaat om de juiste bemiddeling tussen de finance professional en haar opdrachtgever.
(…)
De kracht van Domici komt voort uit de persoonlijke kwaliteiten en ruime betrokkenheid van de partners die zelf ruime ervaring hebben in het financiële werkveld en de arbeidsbemiddeling.’
2.3. [gedaagde] is op 12 oktober 2009 bij Domici in dienst getreden als ‘manager’ voor de duur van 6 maanden. De arbeidsovereenkomst is per 12 april 2010 van rechtswege geëindigd.
2.4. Artikel 10 van de arbeidsovereenkomst luidt - voor zo ver hier van belang - als volgt.
‘10.1 Gedurende de dienstbetrekking, zal werkne(e)m(ster) zonder schriftelijke toestemming van de vennootschap geen activiteiten ondernemen binnen Nederland op welke wijze en in welke vorm dan ook, hetzij in dienstbetrekking, hetzij onder eigen naam, hetzij door middel van samenwerking met natuurlijke of rechtspersonen, welke gelijk, gelijksoortig of aanverwant zijn aan activiteiten van de vennootschap of daarmee gelieerde ondernemingen, hieronder begrepen (financiële) deelname in en/of directe zeggenschap over bedrijven welke gelijk, gelijksoortig of verwant zijn aan de vennootschap of daarmee gelieerde ondernemingen.
Dit artikel is mede van toepassing gedurende een periode van 1 jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst indien werkne(e)m(ster) dezelfde of een vergelijkbare functie aanvaardt bij een nieuwe werkgever. Tevens is dit artikel van toepassing gedurende een periode van 1 jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst bij (financiële) deelname in en/of (in) directe zeggenschap over bedrijven hetzij onder eigen naam, hetzij door middel van samenwerking met bedrijven hetzij onder eigen naam, hetzij door middel van samenwerking met natuurlijke rechtspersonen, welke gelijk, gelijksoortig of aanverwant zijn aan de activiteiten van de vennootschap of daarmee gelieerde ondernemingen.
10.2 Gedurende een periode van 12 maanden na beëindiging van deze arbeidsovereenkomst (ongeacht de reden of wijze van beëindiging) is het werkne(e)m(ster) zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Domici niet toegestaan om in dezelfde of vergelijkbare functie direct of indirect, in loondienst, voor eigen rekening, om niet of anderszins, op enigerlei wijze verbonden, betrokken of werkzaam te zijn bij het bedrijf van opdrachtgever(s) waar hij/zij via de vennootschap werkzaam is geweest of bij daaraan gelieerde ondernemingen.’
2.5. Artikel 14 van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt;
‘Boetebepaling
14.1 In afwijking van artikel 7:650 leden 3 en 5 BW zal werkne(e)m(ster) bij iedere overtreding van de bepalingen 9,10, 11, 12 en 13 een onmiddellijk opeisbare tot voordeel van de vennootschap strekkende boete verbeuren van
€ 5.000,00.’
2.6. [gedaagde] is na haar dienstverband bij Domici voor zich zelf begonnen onder de naam LCA Consultancy. Op haar website is te lezen dat LCA zich bezig houdt met de werving, selectie, screening en bemiddeling van ICT professionals.
Voorts volgt uit de overgelegde prints van de website van LCA dat zij zocht naar geschikte kandidaten voor de volgende functies: Presales Consultant Sharepoint, Marketing en Communicatie/PR Manager, PHP Developer, Net Web Developer, Webdesigner, Test Engineer en Linux Engineer.
2.7. Bij brief van 14 maart 2011 wijst Domici [gedaagde] op het bepaalde in artikel 10.1 en 10.2 van de arbeidsovereenkomst. Domici deelt [gedaagde] mee dat zij heeft bemerkt dat [gedaagde] reeds gedurende enige tijd werkzaam is voor Clustervision, een relatie van Domici. Ook deelt Domici mee dat Clustervision bevestigd heeft dat [gedaagde] voor haar werkzaam is. Aangezien [gedaagde] voor het uitvoeren van deze werkzaamheden geen toestemming heeft, handelt [gedaagde] in strijd met artikel 10 van de arbeidsovereenkomst en heeft [gedaagde] een boete verbeurd. Aangezien op de site van Clustervision te zien is dat de advertenties van Clustervision dateren van 11 januari 2011, maakt Domici aanspraak op een eenmalige boete van € 5.000,00 en 63 dagen à € 500,00 per dag. Voorts wijst Domici [gedaagde] erop dat zij per direct de activiteiten voor Clustervision dient te staken en gestaakt te houden. Indien [gedaagde] hiertoe bereid is, is Domici bereid de boete te matigen tot € 15.000,00.
2.8. Op de website van Clustervision, waarop vacatures zijn vermeld, stond begin 2011 tot 28 maart 2011 te lezen:
‘For more information
[gedaagde]
[e-mailadres].’
2.9. Bij brief van 28 maart 2011 deelt [gedaagde] mee dat zij niet strijd met artikel 10 van de arbeidsovereenkomst heeft gehandeld, omdat zij niet werkzaam is in dezelfde of vergelijkbare functie. Evenmin vallen de activiteiten die [gedaagde] als zelfstandige ontplooit binnen het bereik van artikel 10.
2.10. Op of omstreeks 28 maart 2011 is [gedaagde] als contactpersoon op de site van Clustervision weggehaald.
3. De vordering en het verweer
3.1. Domici vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan Domici te voldoen een bedrag ad
€ 43.000,00 ter zake verbeurde boetes ingevolge artikel 14 jo artikel 10 van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 maart 2011 tot de dag der voldoening, dan wel enig ander boete bedrag, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van geding.
3.2. Aan deze vordering legt Domici het hiervoor weergegeven feitencomplex ten grondslag. Domici is van mening dat [gedaagde] artikel 10 van de arbeidsovereenkomst heeft overtreden, zodat zij boete heeft verbeurd.
3.3. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.
4. De beoordeling
4.1. De kern van het debat tussen partijen betreft de vraag of [gedaagde] artikel 10 van de arbeidsovereenkomst heeft overtreden en aldus de in artikel 14 bedoelde boete(s) heeft verbeurd.
4.2. Op grond van het bepaalde in artikel 10.1 van de arbeidskomst diende [gedaagde] zich in de periode 12 april 2010 tot en met 11 april 2011 te onthouden van het verrichten van activiteiten die gelijk, gelijksoortig of aanverwant zijn aan de activiteiten van Domici of ‘daarmee gelieerde ondernemingen’.
4.3. Partijen verschillen over de uitleg van artikel 10 en met name de woorden‘dezelfde of vergelijkbare activiteiten’ (artikel 10.1) respectievelijk dezelfde of een vergelijkbare functie (artikel 10.2). Volgens Domici worden hiermee activiteiten bedoeld die betrekking hebben op werving, selectie en bemiddeling dan wel de functie van recruiter/bemiddelaar in algemene zin. [gedaagde] daarentegen is van mening dat het gaat om activiteiten die gericht zijn op de bemiddeling van finance professionals dan wel de functie waarbij bemiddeld wordt ten behoeve van opdrachtgevers die zoeken naar finance professionals.
4.4. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
4.5. Vast staat dat partijen voorafgaande aan de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst onderhandeld hebben over de tekst en inhoud van artikel 10. [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat zij destijds expliciet om verduidelijking van artikel 10 heeft gevraagd, omdat zij ervan uit ging dat de beperking uitsluitend zou gelden indien en voor zover er sprake zou zijn van gelijksoortige werkzaamheden met betrekking tot de bemiddeling van finance professionals. Ook verklaarde [gedaagde] ter gelegenheid van de comparitie na antwoord dat zij het beding nimmer aanvaard zou hebben, indien het de door Domici beoogde ruime werking zou hebben. Gelet op het feit dat [gedaagde] voorafgaande aan het dienstverband met Domici ook werkzaam was als recruiter (zij het binnen de ICT-branche) en zij slechts een contract kreeg voor 6 maanden, had zij er belang bij om na afloop van dit contract niet gedurende een jaar lang beperkt te worden door het ruime non-concurrentiebeding. Aangenomen moet dan ook worden dat [gedaagde] heeft ingestemd met (een beperkte werking van) het non-concurrentiebeding, nadat Domici in artikel 10.2 de woorden ‘dezelfde of vergelijkbare functie’ had toegevoegd. Nu Domici zich op haar website en in haar correspondentie met potentiële opdrachtgevers, profileert als deskundige op het gebied van Finance, dient artikel 10 zo uitgelegd te worden dat het gaat om activiteiten die zien of de functie die betrekking heeft op het bemiddelen van finance professionals. Het enkele feit dat Domici een enkele keer ook een ICT-er heeft bemiddeld leidt niet tot een ander oordeel. Immers, vast staat dat Domici gespecialiseerd is in het werven en bemiddelen van kandidaten binnen het hogere echelon binnen het vakgebied Finance.
4.6. Nu ervan uit wordt gegaan dat artikel 10 beperkt uitgelegd dient te worden, dient onderzocht te worden of [gedaagde] zich na afloop van het dienstverband met Domici heeft bezig gehouden met het werven en bemiddelen van finance professionals. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit niet het geval. Uit de door Domici overgelegde prints van de website van Clustervision volgt dat [gedaagde] activiteiten heeft ontplooid met betrekking tot de werving en selectie van kandidaten voor andere functies, te weten een managing director, een marketing & PR manager respectievelijk junior&senior sales professionals. Ook de website van het bedrijf van [gedaagde] biedt geen aanknopingspunt voor de stelling dat zij zich bezig houdt met het werven van kandidaten voor het hoge echelon binnen het vakgebied Finance. Hieruit blijkt immers dat [gedaagde] kandidaten heeft gezocht voor vooral ICT-functies. Weliswaar heeft [gedaagde] in opdracht en voor rekening van Clustervision, een relatie van Domici, werkzaamheden verricht, doch dit enkele feit is onvoldoende om de gevorderde boete te verbeuren. Hiervoor is - zoals hiervoor overwogen - vereist dat [gedaagde] dezelfde of vergelijkbare werkzaamheden voor Clustervision heeft verricht, als zij vanuit haar functie bij Domici heeft verricht, te weten het werven en bemiddelen van finance professionals.
4.7. Uit het voorgaande volgt dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] het beding in artikel 10 van de arbeidsovereenkomst heeft overtreden. Om deze reden heeft [gedaagde] geen boete verbeurd. Dit heeft tot gevolg dat de vordering van Domici wordt afgewezen.
4.8. Domici wordt nu zij in het ongelijk is gesteld in de kosten van de procedure veroordeeld.
5. De beslissing
De kantonechter
5.1. wijst de vordering af;
5.2. veroordeelt Domici in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 1.200,00 voor salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Vanwersch, kantonechter en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 november 2011.