Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2025:1443

Rechtbank Rotterdam
04-02-2025
06-02-2025
C/10/691980 / FA RK 25/18
Personen- en familierecht
Beschikking

Beoordeling van de wilsbekwaamheid is niet per definitie gebonden aan het KNMG stappenplan. Het ontbreken van het vooroverleg voorafgaand aan het besluiten tot verplichte zorg houdt niet in dat deze zorg niet voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en effectiviteit.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM


Team familie

Zaak-/rekestnummer: C/10/691980 / FA RK 25/18

Beschikking van 4 februari 2025 betreffende een klacht als bedoeld in artikel

10:7 lid 1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) tevens houdende de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:11 lid 2 Wvggz

op verzoek van:

[verzoeker]

geboren op [geboortedatum] 1975, Suriname,

hierna: verzoeker

wonende te [woonplaats] ,

advocaat mr. L.A. Middelkoop te Rotterdam.

Als belanghebbenden worden aangemerkt:

  • -

    zorgaanbieder Antes Zorg B.V. (hierna: verweerder);

  • -

    de zorgverantwoordelijke van verzoeker (hierna: zorgverantwoordelijke);

  • -

    de geneesheer-directeur van verzoeker (hierna: geneesheer-directeur).

1 Procesverloop

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het verzoekschrift van verzoeker met bijlagen, ingekomen op 2 januari 2025;

  • -

    het verweerschrift van verweerder met bijlagen, ingekomen op 13 januari 2025;

  • -

    het bericht met bijlagen van verzoeker van 10 januari 2025.

1.2.

De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden te rechtbank Rotterdam op 15 januari 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen:

  • -

    de advocaat van verzoeker;

  • -

    [naam 1] , psychiater, en [naam 2] , verpleegkundig specialist, beiden verbonden aan verweerder.

1.3.

Verzoeker is niet verschenen.

1.4.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van verzoeker een pleitnotitie overgelegd.

2 Feiten

2.1.

Bij beschikking van 23 oktober 2024, hersteld bij beschikking van

6 december 2024, heeft deze rechtbank ten aanzien van verzoeker een zorgmachtiging verleend, waarin onder meer het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie als vormen van verplichte zorg zijn opgenomen. De zorgmachtiging geldt tot en met 23 oktober 2025.

2.2.

Op 29 oktober 2024 heeft de zorgverantwoordelijke besloten tot het verlenen van verplichte zorg middels een artikel 8:9 Wvggz beslissing, te weten het opnemen in een accommodatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.

2.3.

Verzoeker heeft op 8 november 2024 klachten ingediend bij de Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep regio Rijnmond (hierna: de klachtencommissie) tegen de beslissing om verplichte zorg te gaan verlenen. Deze klachten zagen op de verplichte zorgvormen, de niet onderbouwde vaststelling van de wilsonbekwaamheid, het ontbreken van het vooroverleg als bedoeld in artikel 8:9 lid 1 Wvggz en het te lang voortduren van de opname in de accommodatie.

2.4.

Verzoeker is op 13 november 2024 met ontslag gegaan.

2.5.

De klachtencommissie heeft op 22 november 2024 de beslissing op de klachten van verzoeker gegeven en deze op 29 november 2024 vastgesteld. De klachtencommissie heeft alle klachten van verzoeker ongegrond verklaard.

3 Verzoek en verweer

3.1.

Verzoeker verzoekt zijn klachten alsnog gegrond te verklaren en de zorgaanbieder te veroordelen tot de betaling van een bedrag aan schadevergoeding ter hoogte van € 800,-.

Kort weergegeven, stelt verzoeker dat bij het nemen van de artikel 8:9 Wvggz beslissing om verplichte zorg te gaan verlenen de wettelijke algemene uitgangspunten, criteria en doelen zoals opgenomen in de Wvggz niet zijn toegepast.

3.2.

Verweerder voert gemotiveerd verweer.

4 Beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1.

Op grond van artikel 10:7 Wvggz kan een betrokkene, binnen zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de verzoeker is meegedeeld, een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klachten.

4.2.

Aangezien het verzoekschrift op 2 januari 2025 door de rechtbank is ontvangen, is het verzoekschrift tijdig gediend.

4.3.

Voor het overige verklaart de rechtbank verzoeker ook ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de klachten.

Artikel 8:9 Wvggz beslissingen

4.3.1.

Verzoeker zet vraagtekens bij de constatering van de patiëntenvertrouwenspersoon (hierna: pvp) dat er twee artikel 8:9 Wvggz beslissingen van dezelfde datum blijken te zijn, die door verschillende personen zijn ondertekend, te weten door [naam 2] , respectievelijk [naam 3] , en dat de eerste beslissing op 7 januari 2025 in het digitale dossier is vervangen door de tweede beslissing. De inhoud van deze beslissingen verschilt wezenlijk, onder meer ten aanzien van de motivering van de beperking van de bewegingsvrijheid en ten aanzien van de wilsonbekwaamheid.

4.3.2.

De verpleegkundig specialist heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij als ambulant behandelaar voorafgaand aan de opname een artikel 8:9 Wvggz beslissing heeft genomen en dat [naam 3] als klinisch behandelaar direct na de opname ook een artikel 8:9 Wvggz beslissing heeft genomen. De verpleegkundig specialist heeft geen verklaring voor het feit dat de door hem ondertekende artikel 8:9 Wvggz beslissing niet meer in het digitale dossier van verzoeker is opgenomen.

4.4.

Gelet op de tekst van de motivering van de wilsonbekwaamheid in de artikel 8:9 Wvggz beslissing die de pvp heeft geciteerd in zijn aanvullende opmerkingen ten behoeve van de zitting van de klachtencommissie, stelt de rechtbank vast dat de procedure bij de klachtencommissie zag op de artikel 8:9 Wvggz beslissing die is ondertekend door

[naam 2] . De rechtbank zal deze beslissing dan ook eveneens als uitgangspunt nemen bij haar beoordeling van de klachten van verzoeker.

Klacht wilsonbekwaamheid

4.4.1.

Verzoeker klaagt dat er geen adequate toetsing van de wilsbekwaamheid is geweest. De enkele verwijzing naar de psychotische stoornis en het ontbreken van ziektebesef en -inzicht is niet voldoende om tot de conclusie te komen dat verzoeker op dat moment wilsonbekwaam was. De zorgverantwoordelijke had volgens verzoeker het door het KNMG1 opgestelde Stappenplan bij beoordeling wilsbekwaamheid (hierna: stappenplan) moeten volgen.

4.4.2.

De rechtbank stelt voorop dat wilsbekwaamheid een fluctuerend karakter heeft. Bij wilsbekwaamheid gaat het om de actuele vermogens van betrokkene en of hij de relevante informatie kan verwerken die voor het nemen van een beslissing van belang is en of hij de gevolgen van die beslissing kan overzien. Het gaat er dus om of zijn geestelijke vermogens voldoende zijn in relatie tot het nemen van een bepaalde beslissing. Anders dan verzoeker stelt, is het volgen van het stappenplan ter beoordeling van de wilsbekwaamheid niet verplicht. In de parlementaire geschiedenis van de Wvggz2 is het stappenplan genoemd als een van de richtlijnen die in de praktijk is ontwikkeld voor de beoordeling van de wilsbekwaamheid, maar nergens is vermeld dat dit stappenplan moet worden gevolgd.

Gelet op de stukken en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de wilsbekwaamheid van verzoeker op meerdere momenten is onderzocht en dat verzoeker op elk van die momenten als wilsonbekwaam terzake is beoordeeld.

Volgens de verpleegkundig specialist wilde verzoeker op 4 oktober 2024 niet meewerken aan het onderzoek van de onafhankelijk psychiater ter voorbereiding van de zorgmachtiging. De verpleegkundig specialist was bij deze ontmoeting aanwezig en heeft gezien dat verzoeker vanuit zijn woning naar deze psychiater heeft staan schreeuwen en riep dat hij weg moest gaan en dat hij niemand wilde binnen laten. Op dat moment is verzoeker door de psychiater wilsonbekwaam geacht.

Op 17 oktober 2024 heeft verzoeker thuis zijn laatste depot voorafgaand aan de opname gekregen. De verpleegkundig specialist en de psychiater hebben tijdens de mondelinge behandeling de situatie tijdens dit bezoek geschetst. Verzoeker was geagiteerd, achterdochtig en heeft de dienstdoende verpleegkundige gefilmd, waarbij hij aan het schreeuwen was. Deze verpleegkundige heeft zich bedreigd en onveilig gevoeld. De verpleegkundig specialist heeft op 29 oktober 2024 bij de beslissing tot verlening van verplichte zorg de wilsbekwaamheid van verzoeker beoordeeld. Hij heeft geconstateerd dat er bij verzoeker sprake was van een psychotisch toestandsbeeld, en dat verzoeker vanuit zijn psychose op dat moment niet wilsbekwaam was omdat het hem ontbrak aan ziekbesef en ziekte-inzicht. Gelet daarop kon verzoeker de gevolgen van zijn keuzes niet overzien, wat voor ernstig nadeel voor hem en zijn omgeving kon leiden. De wilsbekwaamheid van verzoeker is vervolgens ook getoetst in de klinische setting toen verzoeker eenmaal was opgenomen. Ook toen is verzoeker wilsonbekwaam bevonden.

4.5.

Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen redenen om te twijfelen aan de vaststelling in de artikel 8:9 Wvggz beslissing dat verzoeker wilsonbekwaam werd geacht. Ook al bevat de artikel 8:9 beslissing een korte motivering, voor de rechtbank is voldoende inzichtelijk wat de grondslag is geweest van deze beslissing.

Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank de klacht van verzoeker ongegrond.

Klacht vooroverlegverplichting

4.5.1.

Verzoeker klaagt dat ten onrechte niet van tevoren met hem is besproken dat zal worden overgegaan tot opname, het zogeheten vooroverleg. Volgens de Memorie van Toelichting op de Wvggz had de artikel 8:9 Wvggz beslissing niet genomen mogen worden zonder dit vooroverleg.3 Verzoeker stelt dat als dit vooroverleg wel had plaatsgevonden, hij alsnog akkoord zou zijn gegaan met ophoging van het depot en een opname achterwege had kunnen blijven. Er is wel contact geweest met zijn moeder en broer, maar er is niet met hem zelf gesproken over de opname, zo blijkt uit de rapportage van verweerder van

17 oktober 2024. Het depot is die dag gewoon geaccepteerd door verzoeker. Niet is gebleken dat de situatie van verzoeker na de mondelinge behandeling op 23 oktober 2024 zodanig was verslechterd, dat overleg met hem niet kon worden afgewacht en direct tot opname moest worden overgegaan.

4.5.2.

De rechtbank is het eens met verzoeker dat het vooroverleg mede voor de rechtsbescherming van een betrokkene van belang is, omdat een betrokkene dan beter voorbereid is en eventueel nog een beroep kan doen op bijvoorbeeld de pvp. Naar het oordeel van de rechtbank mag weliswaar niet te snel van deze verplichting worden afgeweken, maar er kan sprake zijn van omstandigheden, waaronder dit vooroverleg redelijkerwijs niet mogelijk is. Alhoewel het om een andere situatie gaat, trekt de rechtbank een parallel met de vereisten die de Hoge Raad stelt aan het onderzoek dat een onafhankelijk psychiater moet doen ter voorbereiding op een zorgmachtiging (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de HR van 25 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1509). Een weigering van een betrokkene om in contact te treden met behandelaren kan er naar het oordeel van de rechtbank toe leiden dat vooroverleg niet mogelijk is. In een dergelijk geval zal de zorgverantwoordelijke, met het oog op de beoogde maatregel, steeds op de best mogelijke manier moeten proberen inzicht te krijgen in de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene en de noodzaak tot het treffen van de beoogde maatregel.

4.5.3.

De psychiater heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij al in februari 2024 met verzoeker heeft besproken dat hij zou worden opgenomen als hij de verhoging van zijn depot niet zou accepteren. Volgens de psychiater is dit hem ook meermaals meegedeeld door de ambulant verpleegkundige. De verpleegkundig specialist heeft tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat er op 17 oktober 2024 wel contact is geweest met de familie van verzoeker, maar dat niet met verzoeker is gesproken over een voorgenomen opname. De psychiater en verpleegkundig specialist hebben toegelicht dat de ambulant verpleegkundige die dag alleen (zonder andere collega’s) op huisbezoek was om het depot toe te dienen en dat verzoeker toen zo dreigend in contact was, dat een vooroverleg de veiligheid van deze verpleegkundige in gevaar zou hebben gebracht.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met deze toelichting genoegzaam gemotiveerd dat een vooroverleg met verzoeker op 17 oktober 2024 niet mogelijk was. Na 17 oktober 2024 is het de ambulant behandelaren niet meer gelukt om in contact te komen met verzoeker en heeft hij niet meer gereageerd op appjes of belletjes. Verzoeker is ook niet door de psychiater gezien voor een medische beoordeling in verband met de aanvraag voor de zorgmachtiging en hij is ook niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 16 en 24 oktober 2024. Op basis van onder andere informatie verkregen van de verpleegkundige die op 17 oktober 2024 het depot bij verzoeker heeft toegediend, informatie verkregen van de moeder en broer van verzoeker, en de eigen bevindingen van de verpleegkundig specialist als ambulant behandelaar van verzoeker, heeft de zorgverantwoordelijke inzicht verkregen in de actuele gezondheidssituatie van verzoeker. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het in deze specifieke situatie redelijkerwijs niet mogelijk was om aan de vooroverlegverplichting te voldoen en dat de zorgverantwoordelijke voldoende inspanningen heeft verricht om inzicht te verkrijgen in de actuele gezondheidssituatie van verzoeker. De rechtbank verklaart de klacht ongegrond.

Klacht duur opname

4.5.4.

Verzoeker klaagt dat de opname te lang heeft geduurd. Verzoeker stelt dat de klinische opname immers alleen bedoeld was om het verhoogde depot toe te dienen, zodat hij direct na toediening op 5 november 2024 met ontslag had kunnen gaan. Er was geen noodzaak om te wachten op de beoordeling van 12 november 2024.

4.5.5.

De stelling van verzoeker dat hij te lang opgenomen is geweest, volgt de rechtbank niet. De psychiater heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat verzoeker na het verlagen van het depot in 2023 langzaam psychisch ontregeld is geraakt. Het contact met het ambulante team verliep steeds moeizamer. Een opname was volgens de psychiater en de verpleegkundig specialist onontkoombaar. De opname was niet alleen geïndiceerd voor de verhoging van het depot, maar ook om het toestandsbeeld van verzoeker te stabiliseren. Een gesloten afdeling zorgt voor structuur en begeleiding, die thuis niet geboden kon worden, maar wel nodig was. Verzoeker kreeg eens in de vier weken een depot toegediend. Hij heeft zijn laatste depot voorafgaand aan de opname op 17 oktober 2024 gekregen. Bij opname is aanvankelijk gekeken of het beeld van verzoeker zou opklaren door de structuur op de afdeling en door hem rustgevende medicatie voor het slapen te geven. Dit was niet het geval. Het depot op 5 november 2024 is vervolgens vervroegd gegeven, gezien het toestandsbeeld dat bij opname werd gezien. In de kliniek is gekozen voor een hogere dosering, welke verhoging de ambulant behandelaren ook voor ogen stond. Na toediening van het depot bleek verzoeker nog niet stabiel genoeg om naar huis te gaan. De psychiater heeft verklaard dat bij het ophogen van de dosering een verantwoordelijkheid voor de behandelaren bestaat om het effect van de verhoging te monitoren. Ook hebben er tijdens de opname nog somatische onderzoeken plaatsgevonden.

4.5.6.

De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van de psychiater en de verpleegkundig specialist over de noodzaak van de opname van verzoeker tot 13 november 2024. De rechtbank heeft hierbij ook de beslissing van deze rechtbank van 23 oktober 2024 in ogenschouw genomen. Hierin heeft de rechtbank overwogen dat, gelet op de toelichting van de ambulant behandelaar, het noodzakelijk is de medicatiedosis op te hogen en dat vanwege deze beoogde ophoging en het stabiliseren van betrokkene, opname voor de duur van een maand noodzakelijk is.

De opname van verzoeker heeft niet langer dan een maand geduurd, namelijk van

29 oktober 2024 tot 13 november 2024.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank niet gebleken dat de opname onnodig lang heeft geduurd en verklaart de klacht van verzoeker dan ook ongegrond.

Schadevergoeding

4.6.

Omdat de door verzoeker ingediende klachten ongegrond worden verklaard, is er geen aanleiding voor toekenning van de verzochte schadevergoeding ten aanzien van verzoeker. De rechtbank wijst het verzoek dan ook af.

Proceskosten

4.7.

Gelet op de aard van de procedure bepaalt dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

5 Beslissing

De rechtbank:

5.1.

verklaart de klachten van verzoeker ongegrond;

5.2.

wijst af het verzoek tot toekenning van een schadevergoeding;

5.3.

compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Woudstra, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. Z.P. van der Knaap, griffier, op 4 februari 2025.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

1 Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst

2 (Kamerstukken II 2013/14, 32399, nr. 10, p. 76)

3 Kamerstukken II 2009-2010, 32 399, nr. 3, p. 88-89.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.