6 Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. L.J.M. Janssen en J.T.P. Pot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 13 mei 2024.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 januari 2024 te Rotterdam,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had
om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door een hoeveelheid van 7942 gram procaïne (als versnijdingsmiddel van cocaïne),
althans een grote hoeveelheid, te verkrijgen, te vervoeren en/of voorhanden te
hebben;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 januari 2024 te Rotterdam,
al dan niet opzettelijk,
zonder registratie een hoeveelheid van ongeveer 7942 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende procaïne, in elk geval een werkzame stof,
in voorraad heeft gehad;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 januari 2024 te Rotterdam,
opzettelijk in voorraad heeft gehad ongeveer 7942 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende procaïne, zijnde een geneesmiddel,
waarvoor geen handelsvergunning geldt.