RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 10845742 VZ VERZ 23-10378
datum uitspraak: 14 maart 2024
Beschikking van de kantonrechter
[verzoeker01]
,
woonplaats: [woonplaats01] , Roemenië,
verzoeker,
gemachtigde: mr. I. Aarouss,
Dutch Water Transport B.V.
,
vestigingsplaats: Capelle aan den IJssel,
verweerster,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘ [verzoeker01] ’ en ‘DWT’ genoemd.
2
De beoordeling
2.1.
De opzegging door DWT van de arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt vernietigd. DWT wordt veroordeeld tot tewerkstelling van [verzoeker01] en betaling van zijn loon.
2.2.
Op grond van een aanvankelijk mondelinge arbeidsovereenkomst heeft [verzoeker01] vanaf 19 september 2023 gewerkt voor DWT als kapitein op motortankschip [naam schip01] . Het betreft een binnenvaartschip. De werkzaamheden van [verzoeker01] zijn vooral in en vanuit Nederland verricht, met Moerdijk als thuishaven.
2.3.
Op 5 oktober 2023 heeft [verzoeker01] aan DWT gevraagd zijn loon over de maand september uit te betalen en zijn arbeidsovereenkomst op schrift te stellen. DWT heeft hieraan voldaan. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst is vermeld dat deze is aangegaan voor de duur van één jaar, ingaande op 1 oktober 2023 en eindigend op 1 oktober 2024, en dat een proeftijd geldt van twee maanden. Het loon bedraagt € 7.175,- bruto per maand en wordt op de 26e van dezelfde maand uitbetaald. Daarnaast heeft [verzoeker01] over het loon in de gewerkte maanden recht op vakantiebijslag van 0,67% (8% per jaar), uit te betalen in de maand mei.
2.4.
Bij e-mailbericht van 16 oktober 2023 heeft DWT de arbeidsovereenkomst met [verzoeker01] per direct opgezegd, onder verwijzing naar het proeftijdbeding.
2.5.
[verzoeker01] is het hiermee niet eens. Hij verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
- -
primair de opzegging te vernietigen en DWT te veroordelen om hem weer toe te laten tot het werk, binnen 24 uur na betekening van de beschikking, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag, en zijn loon van € 7.175,- bruto per maand te betalen vanaf 1 oktober 2023 tot het einde van de arbeidsovereenkomst, plus de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
- -
subsidiair, voor het geval dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, DWT te veroordelen tot betaling aan hem van € 191,- bruto aan transitievergoeding;
- -
primair en subsidiair, DWT te veroordelen tot betaling aan hem van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel en de proceskosten.
Ook verzoekt [verzoeker01] om, bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van de procedure, DWT te veroordelen tot betaling aan hem van zijn loon van € 7.175,- bruto per maand, plus de vakantiebijslag en overige emolumenten vanaf 1 oktober 2023 tot het einde van de arbeidsovereenkomst.
Wat vindt de kantonrechter
Afwijzing verzoek om een voorlopige voorziening
2.6.
De gevraagde voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat nu in de hoofdzaak einduitspraak wordt gedaan (artikel 223 Rv).
2.7.
De opzegging van de arbeidsovereenkomst wordt vernietigd, omdat [verzoeker01] hiermee niet heeft ingestemd en zich niet één van de situaties genoemd in artikel 7:671 lid 1 BW voordoet, in het bijzonder niet de situatie genoemd in lid 1 onder b (opzegging gedurende de proeftijd). De reden hiervoor is dat het proeftijdbeding nietig is. Partijen zijn namelijk een proeftijd van twee maanden overeengekomen. Dat is in strijd met de wet. Bij een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar kan een proeftijd van ten hoogste één maand worden overeengekomen (artikel 7:652 lid 4 onder a, gelezen in samenhang met lid 8 BW). Er is geen CAO van toepassing met een hiervan afwijkende bepaling. Uit de ter zitting overgelegde e-mail van 18 december 2023 van DWT blijkt overigens dat wordt erkend dat geen sprake is geweest van een rechtsgeldig proeftijdontslag.
2.8.
Het verzoek van [verzoeker01] om DWT te veroordelen hem weer te werk te stellen wordt toegewezen. Bepaald wordt dat dit moet binnen twee weken na betekening van de beschikking. Dus niet binnen 24 uur, want er zijn wellicht praktische beletsels om [verzoeker01] zo snel toe te laten tot het werk, bijvoorbeeld als het schip vaart of in het buitenland ligt. Om die reden wordt de dwangsom afgewezen, maar ook omdat het loon dat DWT moet betalen voldoende prikkel lijkt om [verzoeker01] te werk te stellen.
Loon, wettelijke verhoging en wettelijke rente
2.9.
Het verzoek van [verzoeker01] om DWT te veroordelen tot betaling aan hem van zijn loon van € 7.175,- bruto per maand vanaf 1 oktober 2023 wordt toegewezen, omdat hij in beginsel recht daarop heeft zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt. Het loon wordt vermeerderd met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW. De kantonrechter ziet geen reden om de wettelijke verhoging ambtshalve te beperken. DWT heeft geen verweer gevoerd, zodat er geen omstandigheden zijn gesteld of gebleken aan de zijde van DWT, die zouden kunnen leiden tot (ambtshalve) matiging van de wettelijke verhoging. Deze wettelijke verhoging is verschuldigd over het achterstallige loon tot en met februari 2024. Er is geen aanleiding om de wettelijke verhoging toe te wijzen over toekomstig loon. Ditzelfde geldt voor de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. Deze wordt toegewezen over het achterstallige loon en de wettelijke verhoging daarover, steeds vanaf de data waarop de bedragen verschuldigd zijn geworden.
2.10.
Anders dan bij het verzoek om een voorlopige voorziening is in de hoofdzaak niet gevraagd het loon te vermeerderen met vakantiebijslag. Dat wordt dus niet toegewezen. Daarbij wordt opgemerkt dat op grond van de arbeidsovereenkomst de vakantiebijslag pas in mei 2024 uitbetaald moet worden.
Afwijzing buitengerechtelijke incassokosten
2.11.
Het verzoek van [verzoeker01] om DWT te veroordelen tot betaling aan hem van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. Dit verzoek is namelijk op geen enkele manier toegelicht. In het lichaam van het verzoekschrift staat niets over buitengerechtelijke werkzaamheden en/of de buitengerechtelijke kosten en aan het slot wordt bij de verzoeken gevraagd om ‘een bedrag van xxx (excl BTW)’.
2.12.
Gelet op voormelde uitkomst hoeft het subsidiaire verzoek niet te worden behandeld.
2.13.
DWT moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [verzoeker01] tot vandaag vast op € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dit is totaal € 678,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.14.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv).
3
De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
vernietigt de opzegging van de arbeidsovereenkomst door DWT;
3.2.
veroordeelt DWT om [verzoeker01] binnen twee weken na betekening van deze beschikking toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd;
3.3.
veroordeelt DWT tot betaling aan [verzoeker01] van zijn loon van € 7.175,- bruto per maand vanaf 1 oktober 2023 totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW over het loon over de maanden oktober 2023 tot en met februari 2024 en met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het achterstallige loon en de wettelijke verhoging, steeds vanaf de data waarop deze bedragen verschuldigd zijn geworden tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
veroordeelt DWT in de proceskosten, die aan de kant van [verzoeker01] tot vandaag worden vastgesteld op € 678,-;
3.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.
465