Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2024:13553

Rechtbank Rotterdam
09-12-2024
19-02-2025
71/296178-24
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Onrechtmatig doorzoeken van de woning van de verdachte. Deze onrechtmatigheid levert geen onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv op, omdat het verzuim niet is begaan bij het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte (de doorzoeking was niet op de verdachte gericht, de verdenking jegens de verdachte ontstond tijdens de doorzoeking). Wel wordt aanleiding gezien om aan dit verzuim een rechtsgevolg te verbinden. De doorzoeking is van bepalende invloed geweest op het verloop van het opsporingsonderzoek naar en/of de (verdere) vervolging van de verdachte voor het tenlastegelegde feit. Recht van de verdachte op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM is door de gang van zaken niet geschonden. Wel is een forse inbreuk gemaakt op de privacy van de verdachte. Geen bewijsuitsluiting, wel strafvermindering. Veroordeling voor vuurwapen- en munitiebezit in woning tot een gevangenisstraf van 4 maanden.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 71/296178-24

Datum uitspraak: 9 december 2024

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [land] op [datum] 1993,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres] [postcode] [plaats] ,

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de

Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,

raadsman mr. H.G.A.M. Halfers, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 november 2024.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

  • -

    bewezenverklaring van het ten laste gelegde;

  • -

    veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zal meewerken aan het vinden en behouden van dagbesteding en aan hulp ten aanzien van zijn financiën en dat hij zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering.

4 Waardering van het bewijs

4.1.

Bewijswaardering

4.1.1.

Standpunt verdediging

De doorzoeking van de woning van de verdachte aan de [adres] te [plaats] was onrechtmatig. Dit levert een vergaande inbreuk op de privacy en het huisrecht van de verdachte op. Daarnaast is zijn recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) geschonden. Het onrechtmatig doorzoeken van de woning levert een onherstelbaar vormverzuim op in de zin van artikel 359a Sv en dit verzuim is zo ernstig dat het bewijs dat als gevolg van die doorzoeking is vergaard, niet mag worden gebruikt. Na bewijsuitsluiting dient de verdachte van het ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs resteert.

4.1.2.

Standpunt officier van justitie

Er is geen sprake van een vormverzuim ten aanzien van de doorzoeking van de woning van de verdachte. De rechter-commissaris heeft op verzoek van de officier van justitie besloten over te gaan tot doorzoeking van het pand aan de [adres] te [plaats] . Uit het dossier volgt dat het vermoeden bestond dat één van de verdachten in een onderzoek naar onder meer de grootschalige handel in wapens, [persoon A] , een vuurwapen in de woning van de verdachte bewaarde. Een mogelijke onrechtmatigheid in het vooronderzoek zou bovendien slechts consequenties kunnen hebben in de strafzaak van de verdachte [persoon A] . Nu er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim ten aanzien van de verdachte, is bewijsuitsluiting niet aan de orde. Het feit kan wettig en overtuigend worden bewezen.

4.1.3.

Beoordeling

Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.

Op 17 september 2024 heeft de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie een doorzoeking verricht in de woning van de verdachte. Het pand bleek feitelijk te bestaan uit twee ‘losse’ kamerwoningen. De verdachte bevond zich op het bed in de voorste kamer. In deze kamer werden geen andere personen aangetroffen. De kamer van de verdachte is doorzocht, waarbij een vuurwapen en een losse patroonhouder met munitie in beslag is genomen.

Aan de zittingsrechter staat de rechtmatigheid van de toepassing van de bevoegdheid door de rechter-commissaris ter beoordeling. In het wettelijk systeem houdt die beoordeling, in een geval als het onderhavige waarin de rechter-commissaris tevoren heeft beslist tot doorzoeking over te zullen gaan, een beantwoording in van de vraag of de rechter-commissaris in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen.


De rechter-commissaris heeft bij haar beoordeling betrokken het proces-verbaal

van Eenheid Landelijke Opsporing en Interventies met proces-verbaalnummer

[PV-nummer] van 10 september 2024. Uit dit proces-verbaal blijkt het volgende.

Binnen het opsporingsonderzoek genaamd 26Nimes hebben op 29 januari 2024 diverse doorzoekingen plaatsgevonden. Tijdens deze doorzoekingen zijn grote hoeveelheden contant geld, verdovende middelen, vuurwapens en een raketwerper in beslag genomen en zijn meerdere verdachten aangehouden ter zake van witwassen, het voorhanden hebben van vuurwapens en/of het voorhanden hebben van verdovende middelen. Op een inbeslaggenomen pistool met geluiddemper is DNA aangetroffen. De mogelijke donor van dit DNA is de verdachte [persoon A] . Uit opgenomen vertrouwelijke communicatie is het vermoeden ontstaan dat [persoon A] in het bezit is van een vuurwapen. [persoon A] zegt dat "hij ready is om zijn pipa te pakken".

Uit diverse opgenomen vertrouwelijke communicatie is gebleken dat de verdachten in het onderzoek 26Nimes rekening houden met het feit dat de politie bij hen 'binnen' kan komen en dat zij daarom hun vuurwapens c.q. verdovende middelen niet in hun eigen woning bewaren. Derhalve zijn de woningen waar de verdachte(n) (korte tijd) verblijven de locaties waar zij hun strafbare voorwerpen (mogelijk) verbergen.

Ten slotte schrijft de politie in dit proces-verbaal dat het vermoeden is ontstaan dat de verdachte [persoon A] verblijft op het adres [adres] in [plaats] . Daarbij wordt vermeld dat dit is gerelateerd in het proces-verbaal van verdenking tegen [persoon A] met documentnummer [nummer] .


Het is niet duidelijk of de rechter-commissaris de inhoud van dit proces-verbaal van verdenking heeft betrokken in haar beslissing om tot doorzoeking over te gaan. Het proces-verbaal is niet als bijlage bij de vordering doorzoeking gevoegd en in deze vordering is alleen verwezen naar het eerstgenoemde proces-verbaal met nummer [PV-nummer] .

De rechtbank is van oordeel dat voor het binnentreden van de [adres] te Rotterdam ter inbeslagneming van in de woning aanwezige wapens van de verdachte [persoon A] onvoldoende grond bestond. Uit het proces-verbaal van verdenking tegen [persoon A] volgen onvoldoende concrete aanwijzingen dat [persoon A] aldaar zijn verblijfsadres zou hebben. Het vermoeden dat [persoon A] op de [adres] zou verblijven, is slechts gebaseerd op het gegeven dat [persoon A] in gezelschap van de verdachte op 9 september 2024 fietsend in de [adres] is gezien. Voorts wordt in het proces-verbaal uiteengezet dat de auto’s waarvan een andere verdachte in het onderzoek 26Nimes, [persoon B] , gebruik zou maken, in de maanden voorafgaand aan de doorzoeking viermaal in, dan wel in de directe omgeving van de [adres] zijn gesignaleerd. Dit levert echter geen aanwijzingen op dat de verdachte [persoon A] daar op de dag van de doorzoeking zijn verblijfplaats zou hebben. Datzelfde geldt voor de verwijzing naar een in het politiesysteem gerelateerde voertuigcontrole in 2022, waarbij de verdachte in een auto met [persoon A] is aangetroffen.

De conclusie dat [persoon A] zijn verblijfsadres zou hebben op de [adres] te Rotterdam wordt niet gedragen door het proces-verbaal met documentnummer [PV-nummer] en het proces-verbaal van verdenking tegen [persoon A] met documentnummer [nummer] . Daarom komt de rechtbank tot het oordeel dat de rechter-commissaris in redelijkheid niet tot haar oordeel om tot doorzoeking over te gaan heeft kunnen komen. Het binnentreden en doorzoeken van de woning van de verdachte heeft daarom onrechtmatig plaatsgevonden.

Ondanks dat deze onrechtmatigheid geen onherstelbaar vormverzuim oplevert in de zin van artikel 359a Sv omdat het verzuim jegens de verdachte niet is begaan bij het voorbereidend onderzoek tegen hem (het opsporingsonderzoek was immers gericht op [persoon A] en niet op de verdachte), wordt aanleiding gezien om aan dit verzuim wel een rechtsgevolg te verbinden. De doorzoeking is van bepalende invloed geweest op het verloop van het opsporingsonderzoek naar en/of de (verdere) vervolging van de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit.

Rechtsgevolg

De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld welk rechtsgevolg dit moet zijn.

Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het recht van de verdachte op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM door de gang van zaken niet is geschonden. Na het ontstaan van de verdenking jegens de verdachte door aantreffen van het wapen in zijn woning, heeft het recht voor de verdachte immers zijn beloop gekregen. De rechtbank is wel van oordeel dat het in artikel 8 EVRM gegarandeerde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte is geschonden. De woning van de verdachte is betreden en doorzocht zonder dat daarvoor voldoende grond bestond. Hiermee is een forse inbreuk gemaakt op de privacy van de verdachte. Dit is een ernstig verzuim dat nadeel voor de verdachte heeft meegebracht. Met de enkele constatering van het vormverzuim kan dan ook niet worden volstaan.

Het is evenwel de vraag of het verzuim dient te leiden tot bewijsuitsluiting, zoals door de verdediging verzocht, of dat ook kan worden volstaan met strafvermindering. De Hoge

Raad1 neemt als uitgangspunt dat de omstandigheid dat de verkrijging van onderzoeksresultaten gepaard is gegaan met een vormverzuim dat betrekking heeft op een ander strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel dan het recht op een eerlijk proces, niet eraan in de weg staat dat die resultaten voor het bewijs van het tenlastegelegde feit worden gebruikt. Daarbij moet acht worden geslagen op de negatieve effecten die aan bewijsuitsluiting zijn verbonden, gelet op de zwaarwegende belangen van waarheidsvinding, van de vervolging en berechting van (mogelijk zeer ernstige) strafbare feiten en in voorkomend geval van de rechten van slachtoffers. Ook moet acht worden geslagen op het belang van de verdachte dat is geschonden, waarbij opmerking verdient dat het belang om niet te worden betrapt, geen rechtens te respecteren belang is.

Het bezit van een vuurwapen met (gevuld) patroonmagazijn betreft een zeer ernstig strafbaar feit, zodat het belang van waarheidsvinding en het belang van vervolging en berechting in dit soort zaken evident is. Gelet hierop dient het vastgestelde vormverzuim niet tot bewijsuitsluiting te leiden. De resultaten van de doorzoeking in de woning kunnen derhalve voor het bewijs worden gebruikt. De rechtbank zal volstaan met een vermindering van de straf in de mate als hierna weer te geven onder 7. Het tot vrijspraak strekkende verweer van de raadsman wordt verworpen.

4.2.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

hij op 17 september 2024 te Rotterdam

een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te

weten een pistool, van het merk Glock, type 19 gen 5, kaliber 9mm

zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool

voorhanden heeft gehad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5 Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Het feit is dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straf en maatregel

7.1.

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2.

Feit waarop de straf is gebaseerd

De verdachte heeft in zijn woning een vuurwapen met een patroonmagazijn voorzien van munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie leidt veelal tot het plegen van ernstige geweldsdelicten en voedt gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke voorwerpen.

7.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

7.3.1.

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ook heeft de rechtbank gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte op Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba niet eerder is veroordeeld.

7.3.2.

Besprokene ter zitting

Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij heeft gewerkt als lasser, maar dat dit vanwege rugklachten op dit moment niet meer mogelijk is. De verdachte heeft op eigen initiatief via de gemeente een begeleider gekregen. Deze begeleider helpt hem met de post, huisvesting, toeslagen en werk.

7.4.

Conclusies van de rechtbank

Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting die als uitgangspunt kunnen dienen en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Op basis hiervan zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden in beginsel een passende en geboden reactie zijn.

De omstandigheden waaronder het pistool is aangetroffen, zouden evenwel aanleiding vormen om een zwaardere straf aan de verdachte op te leggen. Het pistool lag voor het grijpen, onder het matras van de verdachte, terwijl in de woning van de verdachte ook een patroonhouder is aangetroffen, met daarin 31 kogelpatronen geschikt om te worden verschoten met het aangetroffen vuurwapen. De rechtbank zal afzien van het opleggen van een zwaardere straf, gelet op het hiervoor geconstateerde verzuim, en volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Daarmee krijgt de verdachte aldus een lagere straf dan hij zou hebben gekregen indien geen sprake zou zijn geweest van een verzuim.

Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, acht de rechtbank begeleiding van de reclassering en bijzondere voorwaarden niet noodzakelijk, omdat de verdachte via de gemeente wordt begeleid en er geen hulpvraag bestaat voor de reclassering.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8 In beslag genomen voorwerpen

8.1.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen vuurwapen en de patroonhouder te onttrekken aan het verkeer. De officier van justitie heeft gevorderd drie in beslag genomen telefoons terug te geven aan de verdachte. Van de Google Pixel-telefoon heeft de verdachte op de zitting afstand gedaan.

8.2.

Beoordeling

Het in beslag genomen vuurwapen en de patroonhouder (met munitie) zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en met het algemeen belang. Het bewezen feit is met betrekking tot voornoemd voorwerp begaan.

Ten aanzien van de in beslag genomen telefoons, niet zijnde de Google Pixel-telefoon waarvan de verdachte op de zitting afstand heeft gedaan, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11 Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

beslist ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:

vuurwapen (pistool), Glock 19 Gen 5, goednummer [goednummer 1] ;

patroonmagazijn, Glock, goednummer [goednummer 2] ;

- gelast de teruggave aan verdachte van:

3 mobiele telefoons (niet zijnde de Google Pixel-telefoon);

heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf.

Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. de Veld, voorzitter,

en mrs. P.C. Tuinenburg en S. Zuidwijk, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 9 december 2024.

De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

hij op of omstreeks 17 september 2024 te Rotterdam

een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te

weten een pistool, van het merk Glock, type 19 gen 5, kaliber 9mm

zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool

voorhanden heeft gehad.

1 Hoge Raad 23 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:975

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.