Uitspraken

De man heeft de minderjarigen sedert eind april 2023 niet meer gezien, hetgeen een wijziging van omstandigheden betreft.

De man stelt dat bij vonnis in kort geding van 1 december 2023 zijn vordering voor een doorverwijzing naar het hulpverleningstraject omgangsbegeleiding is afgewezen. Door de voorzieningenrechter is destijds geoordeeld dat omgang in de huidige omstandigheden niet in het belang van de minderjarigen is en dat – hoewel het contact tussen de man en de minderjarigen moet worden hersteld - contactherstel pas kan op het moment dat de minderjarigen daaraan toe zijn.

De man acht het thans het moment daar dat in het belang van de minderjarigen het contact tussen hen wordt hervat. Hij is ervan op de hoogte dat de minderjarigen in behandeling gaan maar gaat ervan uit dat er bij de minderjarigen binnen enkele maanden ruimte zal zijn om het contact met hem te hervatten en op te bouwen.

Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen blijkt dat partijen ondanks het vonnis van de voorzieningenrechter van 1 december 2023 toch nog hebben geprobeerd om de zorgregeling opnieuw inhoud te geven. Vervolgens is dit binnen heel korte tijd wederom geëscaleerd, omdat de man zich meerdere malen tegen de minderjarige [minderjarige 1] op een zeer grievende manier over de vrouw en haar familie heeft uitgelaten en [minderjarige 1] tevens heeft gebruikt als doorgeefluik naar de vrouw om vervelende berichten door te geven. De man volhardt in het communiceren via de minderjarigen terwijl meerdere malen is meegedeeld dat de communicatie via de advocaten dient te verlopen. De man weigert dat, althans hij heeft tweemaal telefonisch contact gezocht met de advocaat van de vrouw, waarbij de man de advocaat van de vrouw de eerste keer uitgescholden heeft. Ook de advocaat van de vrouw kan niet met de man communiceren, aangezien de man zich direct intimiderend uitlaat en ongegronde eisen stelt. De man heeft de minderjarigen sinds 23 maart 2024 niet meer gezien. Daarbij is er ook al enkele maanden geen contact meer te krijgen met de man. De vrouw weet niet waar de man verblijft. Uit de BRP-registratie blijkt dat het adres van de man in Rotterdam in onderzoek is. De mogelijkheid bestaat dat de man gedetineerd is in het buitenland.

Gegeven de bovenstaande omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de man dient te worden afgewezen, omdat de rechtbank het verzoek van de man in strijd met het belang van de minderjarigen acht.

De rechtbank wijst het verzoek toe, omdat dit verzoek niet is weersproken en de rechtbank van oordeel is dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarigen klem of verloren zullen raken tussen de ouders en niet is te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. Ook acht de rechtbank wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk.

Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat de vrouw al een aantal keer, hetzij via de rechter hetzij via een sluipweg vervangende toestemming is verleend. Dit betreft dan bijvoorbeeld vervangende toestemming voor behandeling van de minderjarigen door een psycholoog, welke vervangende toestemming aan de vrouw is verleend door de rechtbank bij beschikking van 22 januari 2024. Ook is de vrouw vervangende toestemming verleend door de rechtbank om met de minderjarigen op vakantie te gaan. De rechtbank acht het belangrijk dat er rust komt in de thuissituatie van de vrouw en de minderjarigen en dat de minderjarigen de nodige hulp kunnen krijgen, zonder het risico dat daar weer onenigheid over komt. Daarbij is er op dit moment een situatie ontstaan waarbij het niet mogelijk is contact op te nemen met de man omdat niet bekend is waar de man verblijft.