5. Waardering van het bewijs
5.1.
Vrijspraak feit 4 (deelname terroristische organisatie)
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
IS(IS) (hierna: “ISIS”) is na de val van de zelfverklaarde Islamitische Staat doorgegaan met de verwezenlijking van haar doel: het vestigen van een Islamitische Staat. ISIS maakt daarbij gebruik van virtuele propaganda, waarbij in mediacampagnes onder meer wordt opgeroepen tot inzameling van gelden voor de ontsnapping van vrouwen en kinderen uit de Syrische gevangenkampen. Hierbij wordt een koppeling gemaakt met het belang van deze vrouwen voor ISIS, waarmee onder meer wordt gedoeld op de opvoeding van de kinderen naar de leefregels van ISIS; de strijders van de toekomst. Uit verschillende bronnen volgt dat een groot aantal van deze vrouwen in de kampen het extremistische gedachtegoed van ISIS aanhangen en dit actief nastreven.
De verdachte heeft zich ingezet om gelden in te zamelen en heeft een prominente, actieve en coördinerende rol vervuld bij de daadwerkelijke ontsnapping van vrouwen en kinderen uit de kampen. Hij is hiermee gestart op het moment waarop de mediacampagne van ISIS om de vrouwen en kinderen te helpen ontsnappen, aanving. De verdachte had onder meer nauwe contacten met leden van ISIS en uit de chats die zijn aangetroffen op de telefoon van de verdachte blijkt dat hij spreekt over ‘broeders en zusters’ en ‘Al Dawla’, waarmee ISIS met een positieve connotatie wordt aangeduid. Hij heeft bovendien enkel vrouwen in de kampen geholpen die minst genomen een sterke ISIS affiliatie hadden en tot het laatste moment in Baghuz – het laatste bolwerk van ISIS – verbleven.
Op zijn digitale gegevensdragers stond ISIS-gerelateerd materiaal en de verdachte heeft een deel van deze bestanden ook doorgestuurd aan anderen.
Daarnaast volgt onder meer uit de interviews die de verdachte had met verschillende mediakanalen dat hij zich (deels) schaart achter de ideologie van ISIS.
Bij dit alles was het voor de verdachte volstrekt duidelijk dat ISIS het oogmerk heeft op het plegen van terroristische misdrijven.
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm, in onderling verband en in samenhang bezien, moeten worden aangemerkt als zozeer gericht op het deelnemen aan ISIS, het daarin een aandeel hebben en het verwezenlijken van het oogmerk van die organisatie, dat het niet anders kan zijn dan dat het opzet van de verdachte hierop was gericht. Daarmee is er wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte heeft deelgenomen aan de terroristische organisatie ISIS.
5.1.2.
Beoordeling
Van deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie is sprake indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Daarbij is het voldoende dat een betrokkene in zijn algemeenheid – in de zin van onvoorwaardelijk opzet – weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Uit het dossier en de verklaringen van de verdachte blijkt – kort weergegeven – dat hij in de periode van januari 2018 tot medio juni 2020 geld heeft ingezameld ten behoeve van vrouwen en kinderen in Koerdische opvang- en detentiekampen in Noordoost Syrië. Vanaf begin 2019 heeft de verdachte hiertoe onder meer via Whatsapp (deels ISIS-gerelateerde) mediabestanden doorgestuurd. Daarnaast heeft de verdachte vanaf medio 2020 ontsnappingen uit de kampen gepland en gecoördineerd, waarvoor hij onder meer contact heeft gehad met verschillende personen in Syrië.
Beoordeeld dient te worden of de verdachte deze activiteiten heeft ontplooid ten behoeve van de verwezenlijking van de doelen van ISIS en of hij daardoor ook deelnam aan deze organisatie. Dat de verdachte wist dat ISIS het plegen van (terroristische) misdrijven tot oogmerk heeft, blijkt uit zijn verklaring dat hij op de hoogte was van het gedachtegoed van ISIS en de gruwelijkheden die door deze organisatie werden begaan.
Uit het dossier blijkt dat – door of ten behoeve van ISIS – tussen 2019 en 2020 online campagnes werden gevoerd voor hulp aan vrouwen en kinderen in de gevangenkampen en dat hierbij ook werd opgeroepen om hen te bevrijden. Uit het dossier blijkt ook dat soortgelijke campagnes werden gevoerd door andere partijen dan ISIS.
Volgens de deskundige dr. [naam deskundige 1] waren er honderden webpagina’s en campagnes die werden gerund door verschillende groepen mensen en individuen, waarbij het ook vaak om oplichting ging. In de periode dat de verdachte mediabestanden doorzond via Whatsapp ten behoeve van de inzameling van gelden voor de vrouwen en kinderen in kampen, waren er dus meerdere (online) campagnes met ditzelfde doel. Omdat deze campagnes door uiteenlopende partijen werden opgezet, kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat de verdachte met zijn inzamelingsacties gehoor gaf aan oproepen van ISIS om vrouwen en kinderen te steunen en te bevrijden en in die zin een bijdrage leverde aan de organisatie.
Dit kan ook niet worden afgeleid uit de overige feiten en omstandigheden zoals die uit het dossier naar voren komen. Zo had de verdachte contacten met verschillende personen in Syrië in het kader van zijn activiteiten voor de vrouwen en kinderen, maar op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat deze personen deelnamen aan ISIS of ten behoeve van die organisatie handelden.
Het gebruik in chats van de termen ‘broeders’, ‘zusters’ en ‘Al Dawla’ is onvoldoende om tot een lidmaatschap van ISIS te komen. Het gebruik van ‘broeders’ en ‘zusters’ is algemeen gebruikelijk in de Arabische wereld. In het dossier zijn geen concrete aanwijzingen dat het gebruik van deze woorden door de verdachte een directe relatie heeft met (lidmaatschap van) ISIS. Hoewel het woord Dawla meer door ISIS aanhangers wordt gebruikt, is het gebruiken van dat woord onvoldoende om vast te stellen dat de gebruiker zich achter deze organisatie schaart. Hierbij is van belang dat de verdachte ook het woord ‘Daesh’ gebruikt, dat juist kenmerkend is voor tegenstanders van ISIS.
Dat de verdachte voornamelijk vrouwen hielp die langdurig in ISIS gebied waren geweest, is onvoldoende om vast te stellen dat hij hiermee ook (het oogmerk van) ISIS zou ondersteunen.
5.1.3.
Conclusie
Op basis van dit dossier is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde. Hij zal daarvan dus worden vrijgesproken.
5.2.
Bewijswaardering feiten 1 en 2
5.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, omdat geen sprake is van opzet – ook niet in voorwaardelijke zin – op het geldelijk steunen van ISIS.
De verdachte werd bij zijn handelen – het sturen van geld ten behoeve van vrouwen en kinderen die verbleven in Syrische gevangenkampen – gedreven door humanitaire motieven. Het geld was bestemd voor het levensonderhoud van de vrouwen en hun kinderen, noodzakelijke medische zorg en werd – later – ook aangewend ten behoeve van de ontsnapping van de vrouwen en hun kinderen uit de kampen.
De verdachte had geen aanleiding om te veronderstellen dat de overgemaakte gelden ten goede zouden kunnen komen aan ISIS omdat het Kalifaat inmiddels was gevallen en de vrouwen ten tijde van het versturen van de gelden verbleven in gevangenkampen.
5.2.2.
Beoordeling
Beoordeeld dient te worden of de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het
– kort gezegd – financieren van terrorisme, met andere woorden: heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de gelden die – middellijk – aan de vrouwen ter beschikking werden gesteld uiteindelijk ten behoeve van ISIS zouden komen?
Bij de beantwoording van deze vraag is van belang of de verdachte zich ervan heeft vergewist of de vrouwen die hij hielp geen lid (meer) waren dan wel niet meer waren verbonden met ISIS en/of afstand hadden genomen van het gedachtengoed van ISIS.
Juridisch kader
Artikel 421 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) heeft onder meer als beschermd belang het bestrijden van terrorisme in de meest brede zin van het woord. Zo mag geen financiering plaatsvinden van de terroristische misdrijven als omschreven in het Wetboek van Strafrecht. Ook mag geen financiering plaatsvinden van een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf.
De financieringshandelingen kunnen een veelheid aan verschijningsvormen aannemen.
Het is een ruim begrip in die zin dat het gaat om alle wijzen waarop in financieel en economisch opzicht steun wordt geboden aan het plegen van daden van terrorisme of feiten die daarmee direct verband houden. Met opneming van de zinsneden “geheel of gedeeltelijk” en “onmiddellijk of middellijk” wordt bewerkstelligd dat ook financiering van slechts een deel van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking daarvan, óf financiering die plaatsvindt via andere personen of rechtspersonen, onder de werking van de strafbepaling valt.
Achtergrond
Eind juni 2014 is door ISIS het door haar verklaarde islamitische kalifaat uitgeroepen.
Dit zorgde voor het afreizen van een grote groep moslims naar Syrië (en Irak), ook vanuit Nederland. In november 2017 stelt de AIVD dat sinds 2012 minstens 80 vrouwen zijn
uitgereisd en dat het merendeel van hen zich bij de Islamitische Staat zou hebben aangesloten.1
Tot 2016 kregen de vrouwen dezelfde behandeling na aankomst in Syrië (en Irak). Ze kwamen in een vrouwenhuis van ISIS terecht totdat ze een huwelijkskandidaat hadden gevonden of totdat hun echtgenoot voldoende was getraind.2 In het begin vond het leven van de vrouwen veelal binnenshuis plaats, wat geleidelijk aan veranderde. Het jihadistische netwerk van de vrouwen werd vergroot. De zorg voor de strijdende man was een belangrijk aspect van het bestaan van de vrouwen in het kalifaat. Daarnaast moesten kinderen via de ISIS-doctrine worden opgevoed en moest online propaganda voor ISIS worden gevoerd. Sommige vrouwen namen ook deel aan de vrouwelijke politie van ISIS, droegen wapens of zelfmoordgordels en kregen wapentraining.3 Tegen het einde van het zelfverklaarde kalifaat waren er ook vrouwen die meevochten.4
Met de herovering van het laatste ISIS bolwerk Baghuz op 23 maart 2019, is het zelfverklaarde kalifaat gevallen. Na de val van het kalifaat werden vrouwen en kinderen naar kampen in handen van de Koerden in het noordoosten van Syrië gebracht, waaronder de kampen Al Hol en Al Roj. De mannen zijn gevangen genomen. [naam deskundige 1] zegt over de vrouwen die in de kampen Al Hol en Al Roj zijn terechtgekomen dat zij allemaal daarvóór in het kalifaat hebben verbleven.5
In de Koerdische kampen was ISIS nog altijd actief. Uit diverse interviews met ISISvrouwen gehouden voor en na de val van Baghuz en (enige tijd) na aankomst van de vrouwen in het Al Hol kamp blijkt dat zij (naar buiten) verschillende houdingen aannemen ten aanzien van ISIS.
[naam deskundige 2] zegt hierover dat een deel van de vrouwen nog steeds loyaal is aan ISIS en zich in woord en houding nadrukkelijk schaart achter het gedachtengoed en doelstellingen van de organisatie en hoopt op een terugkeer van het kalifaat. Een ander deel geeft aan graag terug te willen naar hun land van herkomst.6
Hoewel het kalifaat niet meer bestaat, is ISIS volgens de AIVD alles behalve definitief verslagen. ISIS ‘heeft zich omgevormd tot een voor hen vertrouwde ondergrondse beweging. Ze bereiden zich voor op een wederopstanding in een poging de droom van het kalifaat opnieuw te verwezenlijken.’7
[naam deskundige 2] schrijft dat gebleken is dat IS-ers zich langzaamaan vestigen in (de regio) Idlib en dat daar weer een ISIS-bolwerk ontstaat. Hooggeplaatste leden van IS hebben zich in Idlib gevestigd. De hoogste leider van IS bevond zich ook in de Idlib regio ten tijde van zijn dood. ISIS beschikt in Idlib over middelen en faciliteiten.8
Feiten
De verdachte heeft in de periode van januari 2018 tot medio juni 2020 geld ingezameld ten behoeve van vrouwen en kinderen in de Koerdische kampen. Hij is in de zomer van 2018 begonnen met het financieel steunen van [naam medeverdachte 1] en haar kinderen. [naam medeverdachte 1] en haar kinderen bevonden zich op dat moment nog in ISISgebied.
De financiële steun zag in eerste instantie op de eerste basisbehoeften zoals levensmiddelen en later – in 2019 – op de ontsnapping van [naam medeverdachte 1] en haar kinderen uit Baghuz en eenmaal in kamp Al Hol op de eerste levensbehoeften daar. In kamp Al Hol verbleven meer Nederlandse vrouwen.
Na een optreden in de media werd de verdachte vanaf april/mei 2019 benaderd door familieleden van uitgereisde vrouwen met de vraag of zij via de verdachte geld konden versturen naar hun dochters in de kampen.
Vanaf februari 2020 is de verdachte de ontsnappingen van de vrouwen uit de kampen gaan coördineren. Het ging om zowel Nederlandse, als buitenlandse vrouwen. De verdachte zamelde geld in bij familieleden en vrienden van de uitgereisde vrouwen. Ook stuurde hij aan eigen contacten verzoeken om donaties. Het ingezamelde geld werd buiten het reguliere financiële systeem om via geldtransfers verstuurd door middel van hawala’s waarna het terecht kwam bij de vrouwen in de kampen of bij personen die betrokken waren bij de ontsnappingen van de vrouwen en kinderen uit de kampen. Naast het inzamelen van geld bepaalde de verdachte welke vrouwen moesten worden opgehaald, coördineerde hij de ontsnappingen met verschillende tussenpersonen in en om de kampen en regelde hij verblijflocaties voor de vrouwen na de ontsnapping.
De in de tenlastelegging genoemde vrouwen zijn na het uitroepen van het kalifaat in juni 2014 – of kort daarvoor – uit ideologische overwegingen naar Syrië gereisd.
Ze zijn gehuwd (geweest) met (meerdere) ISIS-strijders en woonden in door ISIS gecontroleerd gebied. [naam medeverdachte 1] was gehuwd met [naam medeverdachte 2] , die in 2019 zou zijn omgekomen in het strijdgebied. [naam medeverdachte 3] was gehuwd met [naam medeverdachte 4] , een bekend lid van ISIS. [naam medeverdachte 5] was gehuwd met [naam medeverdachte 6] , een hooggeplaatst lid van ISIS die wordt verdacht van diverse aanslagen. [naam medeverdachte 7] was gehuwd met [naam medeverdachte 8] , veroordeeld voor deelname aan een terroristische organisatie.
Alle vrouwen – op [naam medeverdachte 7] , [naam medeverdachte 9] en [naam medeverdachte 10] na – zijn tot de val van ISIS in het laatste ISIS-bolwerk in Baghuz gebleven. Daarna zijn zij (onvrijwillig) in de Koerdische kampen
Al Hol of Al Roj in Noord-Syrië terecht gekomen terwijl hun mannen gevangen zijn gezet.
Een groot deel van de vrouwen is in 2016 of 2017 geplaatst op de Nationale Sanctielijst Terrorisme.
Zeven vrouwen zijn teruggekeerd naar Nederland. Vier van hen ( [naam medeverdachte 11] [naam medeverdachte 12] , [naam medeverdachte 13] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 14] ) zijn inmiddels onherroepelijk veroordeeld ter zake van de artikelen 140a en 96 lid 2 Sr. De andere drie ( [naam medeverdachte 7] , [naam medeverdachte 10] en [naam medeverdachte 9] ) worden voor die feiten vervolgd. De twee Finse vrouwen [naam medeverdachte 15] en [naam medeverdachte 3] zijn teruggekeerd naar Finland. Tegen de overige vrouwen9 is een Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd. Vermoedelijk bevindt een deel van hen zich in Idlib.
Wetenschap verdachte
De verdachte was op de hoogte van de ontwikkelingen in Syrië en had zich verdiept in het ISIS-gedachtengoed. Hij hielp voornamelijk vrouwen met ISIS-affiliatie: alle vrouwen zijn uitgereisd met het doel zich bij ISIS te voegen, wat zij ook hebben gedaan. De verdachte wist dat bijna alle vrouwen tot het einde in het kalifaat hadden doorgebracht en vanuit Baghuz in de Koerdische gevangenkampen terecht waren gekomen omdat zij bij ISIS hoorden. Uit het dossier blijkt niet dat de vrouwen in de tussenliggende periode niet hebben kunnen vluchten. Ook blijkt uit niets dat zij het ISIS-gebied wilden verlaten en daartoe pogingen hebben ondernomen. Zij zijn uit vrije wil in het kalifaat gebleven. De verdachte kende de echtgenoten van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 7] met wie hij contact onderhield en van wie hij wist dat zij ISISstrijders waren. Ook had de verdachte kennis van de Nationale Sanctielijst terrorisme waarop personen staan die betrokken zijn bij terroristische activiteiten waardoor hij wist welke vrouwen daarop vermeld stonden. Hij wist dat het versturen van geld naar personen die op de lijst staan strafbaar was.
Uit het bovenstaande leidt de rechtbank af dat de verdachte wist dat de betrokken vrouwen lid waren van of verbonden waren met ISIS. Uit niets blijkt dat hij onderzocht heeft of de vrouwen niet meer waren verbonden met en/of afstand hadden genomen van ISIS.
Door onder die omstandigheden die vrouwen financieel te ondersteunen heeft de verdachte minst genomen het risico genomen dat het geld terecht kwam bij vrouwen die geen afstand hadden genomen van ISIS en dus (nog) deel uitmaakten van een terroristische organisatie en daarmee dat het geld terecht is gekomen bij ISIS en gebruikt is voor terroristische gedragingen/handelingen.
5.2.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft gehandeld zodat ook het ten laste gelegde medeplegen bewezen kan worden verklaard.
5.3.
Bewijswaardering feit 3
5.3.1.
Standpunt verdediging
De Sanctieregeling 2007-II moet onverbindend geacht worden omdat deze niet in overeenstemming is met EU-recht. De verdediging heeft ter onderbouwing een opinie van de Europese Commissie overgelegd waarin de Commissie concludeert dat unilaterale nationale bevriezingsmaatregelen om doelen van Buitenlandsbeleid en Veiligheidsbeleid te dienen, niet in overeenstemming zijn met EU-recht. De opinie van de Commissie heeft betrekking op nationale maatregelen om de doelen als omschreven in artikel 215 van het Verdrag betreffende de werking van de EU (hierna: VwEU) te realiseren.
De verdachte moet voorts worden vrijgesproken van het verrichten van financiële diensten omdat zijn handelingen geen bedrijfsmatig karakter in de zin van artikel 4 Richtlijn 2015/2366 hadden.
5.3.2.
Beoordeling
De Sanctieregeling 2007-II
Deze regeling is onder meer gebaseerd op het Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van de Europese Unie van 27 december 2001 (2001/930/GBVB) inzake terrorismebestrijding. In artikel 2 van dit Gemeenschappelijke Standpunt staat dat alle tegoeden en andere financiële of economische middelen van personen die terroristische daden plegen of pogen te plegen, daaraan deelnemen of het plegen van deze daden vergemakkelijken, worden bevroren. Daarnaast is de regeling gebaseerd op VN Resolutie 1373, waarin onder andere staat dat alle staten moeten overgaan tot het bevriezen van tegoeden en andere financiële of economische middelen van personen die terroristische daden plegen, pogen te plegen dan wel daaraan deelnemen of de uitvoering ervan vergemakkelijken.
De personen en organisaties jegens wie de sancties op grond van de Sanctieregeling 2007-II van toepassing zijn, worden door middel van een afzonderlijk besluit aangewezen. Dit gebeurt wanneer er voldoende aanwijzingen zijn dat betrokkenen gerekend kunnen worden tot de kring van personen en organisaties, bedoeld in Resolutie 1373 van de Veiligheidsraad van 28 september 2001 of Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van de Europese Unie van 27 december 2001 (2001/930/GBVB) inzake terrorismebestrijding. Het primaire doel van de plaatsing van personen op de nationale sanctielijst is het bestrijden van terrorisme.
Artikel 215 VwEU heeft betrekking op besluiten tot het verbreken of geheel of gedeeltelijk beperken van economische en financiële betrekkingen met derde landen of personen of organisaties. Wanneer een dergelijk besluit is genomen dient de Raad maatregelen daarvoor vast te stellen. In het Gemeenschappelijk Standpunt 2001/930/GBVB heeft de Raad in artikel 2 dergelijke maatregelen vastgesteld. De Sanctieregeling 2007-II geeft hier uitvoering aan. Er is dan ook geen sprake van eenzijdige nationale maatregelen die onverenigbaar zouden zijn met het Unierecht, zodat er geen aanleiding is de Sanctieregeling 2007-II buiten toepassing te laten
Financiële diensten
De verdachte heeft gelden ingezameld en deze met gebruikmaking van een hawala netwerk naar het buitenland verstuurd. De werkzaamheden van deze hawala-kantoren kunnen worden aangemerkt als bedrijfswerkzaamheden als bedoeld in de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten (richtlijn 2007/64/EG), waarbij de verdachte van deze diensten gebruik maakte. Hij heeft deze betaaldiensten niet zelf verricht. Dat gedeelte van de tenlastelegging kan dan ook niet bewezen worden verklaard.
5.3.3.
Conclusie
De Sanctieregeling 2007-II kan worden toegepast. Het verweer wordt verworpen.
5.3.
Bewijswaardering feiten 5 en 6
5.3.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat geen sprake is van opzet – ook niet in voorwaardelijke zin – op de ten laste gelegde feiten.
5.3.2.
Beoordeling
De verdachte had een administratiekantoor. Hij maakte gebruik van boekhoudsoftware van Exact Online om de administratie van klanten te verwerken. Op 14 april 2020 heeft de verdachte over de telefoon een gesprek met een klant, voor wie hij de administratie verzorgt, over de af te dragen BTW. De klant zegt tegen de verdachte dat hij met iemand gesproken heeft over spookfacturen. De klant wil deze facturen gebruiken om de BTW afdracht te verlagen. De verdachte zegt hem dat hij met een aantal dingen rekening moet houden als hij een dergelijke factuur wil gebruiken en dat het hem allemaal niet uit maakt, als hij de facturen maar op tijd krijgt om aangifte te kunnen doen.
Bij Exact Online is de administratie van het bedrijf van de klant opgevraagd. Hieruit blijkt dat op 27 april 2020 om 17.06 uur een factuur van [naam bedrijf 1] is ingeboekt met mutatiedatum 31 januari 2020, boekingsstuknummer 202001002 en transactienummer 20600180. De factuur heeft betrekking op administratie Q1-2020 voor de periode januari-maart 2020. In de factuur is een bedrag van € 1260,00 aan omzetbelasting opgenomen.
Deze factuur is onder meer verwerkt in de grootboekrekening “Te vorderen BTW”.
Ook is op diezelfde dag in de administratie een kasopname verwerkt met als mutatiedatum 17 maart 2020 en boekingsstuknummer 202001002. De kasopname is afgeboekt op de factuur van [naam bedrijf 1] . De factuur is in het systeem van Exact Online geüpload vanaf het gebruikersadres van de verdachte.
Op 27 april 2020 om 17:14 uur is de aangifte omzetbelasting van de klant over het eerste kwartaal 2020 door de Belastingdienst ontvangen. De aangifte is vanuit software van Exact Online gedaan en om 17.09 uur opgemaakt. Bij “contactpersoon” staat de naam en het telefoonnummer van de verdachte.
Uit onderzoek blijkt dat het bedrijf [naam bedrijf 1] niet bestaat. De laptop van de klant is onderzocht en daarop is de factuur van [naam bedrijf 1] aangetroffen.
De factuur van [naam bedrijf 1] die in de administratie van de klant is aangetroffen is vals. Het bedrijf bestaat niet en de klant heeft verklaard dat dit een proeffactuur was die per abuis door de verdachte in de administratie zou zijn opgenomen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat de verdachte samen met de klant deze factuur heeft gemaakt. Hij heeft de klant wel aanwijzingen gegeven hoe hij hiermee om moest gaan in relatie tot het bedrag, de kas en de tegoeden op zijn bankrekening, maar dat is onvoldoende om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte moet van het ten laste gelegde onder feit 5 primair worden vrijgesproken.
Dat geldt niet voor het onder 5 subsidiair ten laste gelegde. De verdachte wist dat de klant gebruik wilde maken van spookfacturen om de af te dragen omzetbelasting te verlagen. Hij heeft hem hier ook de gelegenheid voor gegeven door te zeggen dat het hem niet uitmaakte. Uit het feit dat de factuur van [naam bedrijf 1] 3 minuten vóór het opmaken van de aangifte omzetbelasting is geüpload en de factuur toen geboekt is op de grootboekrekening “Te Vorderen BTW” volgt dat verdachte deze handelingen verricht moet hebben. Onduidelijk is of de verdachte de factuur gecontroleerd heeft. Van de verdachte mag dat als boekhouder wel worden verwacht. Bij een controle zou hij gezien hebben dat de factuur betrekking had op een administratie. Dit is opmerkelijk aangezien de verdachte de administratie voor het bedrijf verzorgde. De verdachte had moeten zien dat de factuur niet deugde.
Door het niet of onvoldoende controleren van de factuur heeft de verdachte het risico genomen dat de klant inderdaad valse facturen zou gebruiken. Hij moest daarmee rekening houden omdat de klant dit op 14 april had gezegd en de verdachte hem daar niet van heeft weerhouden. Door die factuur vervolgens in de administratie op te nemen heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij door het opnemen van een valse factuur de administratie valselijk zou opmaken.
Door de door de klant aangeleverde valse factuur in de administratie op te nemen en vanuit die administratie aangifte omzetbelasting te doen, zonder de factuur (voldoende) te controleren heeft de verdachte ook de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een onjuiste aangifte deed en dat als gevolg daarvan een te laag bedrag aan af te dragen omzetbelasting werd geheven.
5.3.3.
Conclusie
Het onder 5 subsidiair en 6 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.4.
Bewezenverklaring
In bijlage IV heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 5 subsidiair en 6 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
in de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 juni 2020,
te Rotterdam, Capelle aan den IJssel, Vlaardingen en Turkije en Syrië en Irak,
tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen anderen, te weten:
- [naam medeverdachte 7] ,
- [naam medeverdachte 10] ,
- [naam medeverdachte 9] ,
- [naam medeverdachte 16] ,
- [naam medeverdachte 17] ,
- [naam medeverdachte 18] ,
- [naam medeverdachte 19] ,
- [naam medeverdachte 20] ,
- [naam medeverdachte 21] ,
- [naam medeverdachte 12] ,
- [naam medeverdachte 22] ,
- [naam medeverdachte 23] ,
- [naam medeverdachte 24] ,
- [naam medeverdachte 5] ,
- [naam medeverdachte 25] ,
- [naam medeverdachte 1] ,
- [naam medeverdachte 15] ,
- [naam medeverdachte 26] ,
- [naam medeverdachte 14] ,
- [naam medeverdachte 13] ,
- [naam medeverdachte 27] ,
- [naam medeverdachte 28] ,
- [naam medeverdachte 29] ,
- [naam medeverdachte 3] , en
- ( tussen)personen
opzettelijk middelen heeft verschaft, en opzettelijk voorwerpen heeft verzameld, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en aan voornoemde anderen heeft verschaft, te weten:
- ( een gedeelte van) 4.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 7] , [naam medeverdachte 10] en/of [naam medeverdachte 9] ),
- ( een gedeelte van) 2.500,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 13] en/of [naam medeverdachte 14] ),
- ( een gedeelte van) 20.500,00 EURO
( [naam medeverdachte 16] , ),
- ( een gedeelte van) 20.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 28] , [naam medeverdachte 16] , [naam medeverdachte 13] , [naam medeverdachte 23] , [naam medeverdachte 21] , [naam medeverdachte 17] , [naam medeverdachte 26] , [naam medeverdachte 22] ,
[naam medeverdachte 19] , [naam medeverdachte 27] , [naam medeverdachte 20] , [naam medeverdachte 25] , [naam medeverdachte 24] , [naam medeverdachte 5] en/of [naam medeverdachte 29] , ),
- ( een gedeelte van) 7.500,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 18] , ),
- ( een gedeelte van) 5.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 21] ),
- ( een gedeelte van) 10.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 21] , ),
- ( een gedeelte van) 2.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 12] , ),
- ( een gedeelte van) 13.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 23] , ),
- ( een gedeelte van) 11.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 5] ),
- ( een gedeelte van) 2.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 1] , ),
- ( een gedeelte van) 8.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 1] , ),
- ( een gedeelte van) 10.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 1] , ),
- ( een gedeelte van) 13.000,00 EURO of US Dollar
( [naam medeverdachte 15] , AMB-120, ),
- ( een gedeelte van) 2.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 26] , ), en/of
- ( een gedeelte van) 12.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 3] , )
die geheel en/of gedeeltelijk, onmiddellijk en/of middellijk dienden om geldelijke steun te verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf en/of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83 en/of artikel 83b van het Wetboek van Strafrecht en/of aan het plegen van een misdrijf omschreven in artikel 421 lid 1 onder b van het Wetboek van Strafrecht;
2.
hij
in de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 juni 2020,
te Rotterdam, Capelle aan den IJssel, Vlaardingen en Turkije en Syrië en Irak,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk in strijd met het krachtens artikel 2 en/of 3 van de Sanctiewet 1977
vastgestelde verbod van artikel 2 van de Sanctieregeling ISIS en AL-Qaida 2016 jo. artikel 2, tweede lid van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van de Europese Unie van
27 mei 2002 heeft gehandeld door aan of ten behoeve van /ISI/Islamic State in Iraq and the Levantzijnde een groep of entiteit als bedoeld in artikel 2 lid 2 van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2002,
indirect tegoeden ter beschikking te stellen, te weten:
- ( een gedeelte van) 4.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 7] , [naam medeverdachte 10] en/of [naam medeverdachte 9] ),
- ( een gedeelte van) 2.500,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 13] en/of [naam medeverdachte 14] ),
- ( een gedeelte van) 20.500,00 EURO
(V-017-02, [naam medeverdachte 16] ),
- ( een gedeelte van) 20.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 28] , [naam medeverdachte 16] , [naam medeverdachte 13] , [naam medeverdachte 23] , [naam medeverdachte 21] , [naam medeverdachte 17] , [naam medeverdachte 26] , [naam medeverdachte 22] , [naam medeverdachte 19] , [naam medeverdachte 27] , [naam medeverdachte 20] ,
[naam medeverdachte 25] , [naam medeverdachte 24] , [naam medeverdachte 5] en/of [naam medeverdachte 29] ),
- ( een gedeelte van) 7.500,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 18] ),
- ( een gedeelte van) 5.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 21] ),
- ( een gedeelte van) 10.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 21] ),
- ( een gedeelte van) 2.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 12] ),
- ( een gedeelte van) 13.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 23] ),
- ( een gedeelte van) 11.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 5] ),
- ( een gedeelte van) 2.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 1] ),
- ( een gedeelte van) 8.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 1] ),
- ( een gedeelte van) 10.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 1] ),
- ( een gedeelte van) 13.000,00 EURO of US Dollar
(, , [naam medeverdachte 15] ),
- ( een gedeelte van) 2.000,00 US Dollar
(, [naam medeverdachte 26] ), en/of
- ( een gedeelte van) 12.000,00 US Dollar
( [naam medeverdachte 3] )
;
3.
hij
in de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 juni 2020,
te Rotterdam, Capelle aan den IJssel, Vlaardingen en Turkije en Syrië en Irak,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk in strijd met het krachtens artikel 2 en/of 3 van de Sanctiewet 1977
vastgestelde verbod van artikel 2, vierde lid, van de Sanctieregeling terrorisme 2007-II jo.
Resolutie 1373 (2001) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
middellijk middelen, te weten:
- ( een gedeelte van) 4.000,00 US Dollar ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 7] , [naam medeverdachte 10] en/of [naam medeverdachte 9] ,
- ( een gedeelte van) 20.500,00 EURO ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 16] (),
- ( een gedeelte van) 20.000,00 US Dollar ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 16] , [naam medeverdachte 23] , [naam medeverdachte 21] , [naam medeverdachte 17] , [naam medeverdachte 22] , [naam medeverdachte 19] , [naam medeverdachte 20] , [naam medeverdachte 25] , [naam medeverdachte 24] en/of [naam medeverdachte 5] (),
- ( een gedeelte van) 7.500,00 US Dollar ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 18] (),
- ( een gedeelte van) 5.000,00 US Dollar ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 21] (),
- ( een gedeelte van) 10.000,00 US Dollar ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 21] (),
- ( een gedeelte van) 2.000,00 US Dollar ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 12] (),
- ( een gedeelte van) 13.000,00 US Dollar ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 23] (),
- ( een gedeelte van) 10.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag, ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 1] ()
- [naam medeverdachte 7] bij besluit van 25 april 2017,
- [naam medeverdachte 10] bij besluit van 7 december 2016,
- [naam medeverdachte 9] bij besluit van 2 november 2017,
- [naam medeverdachte 16] bij besluit van 7 december 2016,
- [naam medeverdachte 17] bij besluit van 24 maart 2017,
- [naam medeverdachte 18] bij besluit van 7 december 2016,
- [naam medeverdachte 19] bij besluit van 25 april 2017,
- [naam medeverdachte 20] bij besluit van 20 juli 2017,
- [naam medeverdachte 21] bij besluit van 24 februari 2017,
- [naam medeverdachte 12] bij besluit van 7 december 2016,
- [naam medeverdachte 22] bij besluit van 25 april 2017,
- [naam medeverdachte 23] bij besluit van 24 maart 2017,
- [naam medeverdachte 24] bij besluit van 24 maart 2017,
- [naam medeverdachte 25] bij besluit van 7 december 2016
- [naam medeverdachte 1] bij besluit van 5 maart 2020
door de Minister van Buitenlandse Zaken en in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Financiën zijn aangewezen als personen jegens wie de Sanctieregeling terrorisme 2007-II van toepassing is;
12. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 83/058827-22 ten laste gelegde feit (in het vonnis aangeduid als feit 4) en het onder parketnummer 83/058851-22 feit 1 primair (in het vonnis aangeduid als feit 5 primair) heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 83/165263-20 en 83/058851-22 ten laste gelegde feiten (in het vonnis aangeduid als feiten 1, 2, 3, 5 subsidiair en 6), zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1: € 6.150 en € 500;
- gelast de teruggave aan verdachte van:
- € 950,
- laptop, merk HP,
- laptop, merk Dell,
- mobiele telefoon, merk I-phone X,
- mobiele telefoon, merk Samsung.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 31 augustus 2022.
Tekst (nader omschreven) tenlastelegging
Parketnummer 83/165263-20
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 juni 2020,
te Rotterdam, Capelle aan den IJssel, Vlaardingen en/of (elders) in Nederland en/of Turkije en/of Syrië en/of Irak,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, zich en/of een of meer anderen, te weten:
- [naam medeverdachte 7] ,
- [naam medeverdachte 10] ,
- [naam medeverdachte 9] ,
- [naam medeverdachte 16] ,
- [naam medeverdachte 17] ,
- [naam medeverdachte 18] ,
- [naam medeverdachte 19] ,
- [naam medeverdachte 20] ,
- [naam medeverdachte 21] ,
- [naam medeverdachte 12] ,
- [naam medeverdachte 22] ,
- [naam medeverdachte 23] ,
- [naam medeverdachte 24] ,
- [naam medeverdachte 5] ,
- [naam medeverdachte 31] ,
- [naam medeverdachte 25] ,
- [naam medeverdachte 1] ,
- [naam medeverdachte 15] ,
- [naam medeverdachte 26] ,
- [naam medeverdachte 14] ,
- [naam medeverdachte 13] ,
- [naam medeverdachte 27] ,
- [naam medeverdachte 28] ,
- [naam medeverdachte 29] ,
- [naam medeverdachte 3] , en/of
- één of meer andere (tussen)personen
opzettelijk middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, en/of opzettelijk voorwerpen heeft verzameld, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of aan een/voornoemde ander(en) heeft verschaft, te weten:
- ( een gedeelte van) 4.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
( [naam medeverdachte 7] , [naam medeverdachte 10] en/of [naam medeverdachte 9] , DOC-103),
- ( een gedeelte van) 2.500,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
( [naam medeverdachte 13] en/of [naam medeverdachte 14] , DOC-103),
- ( een gedeelte van) 20.500,00 EURO, althans enig geldbedrag
( [naam medeverdachte 16] , V-017-02, DOC-103),
- ( een gedeelte van) 20.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
( [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 28] , [naam medeverdachte 16] , [naam medeverdachte 13] , [naam medeverdachte 23] , [naam medeverdachte 21] , [naam medeverdachte 17] , [naam medeverdachte 26] , [naam medeverdachte 22] ,
[naam medeverdachte 19] , [naam medeverdachte 27] , [naam medeverdachte 20] , [naam medeverdachte 31] , [naam medeverdachte 25] , [naam medeverdachte 24] , [naam medeverdachte 5] en/of [naam medeverdachte 29] , DOC-103),
- ( een gedeelte van) 7.500,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
( [naam medeverdachte 18] , DOC-103),
- ( een gedeelte van) 5.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
( [naam medeverdachte 21] DOC-103),
- ( een gedeelte van) 10.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
( [naam medeverdachte 21] , DOC-103),
- ( een gedeelte van) 2.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
( [naam medeverdachte 12] , DOC-103),
- ( een gedeelte van) 13.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
( [naam medeverdachte 23] , DOC-103),
- ( een gedeelte van) 11.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
( [naam medeverdachte 5] DOC-103),
- ( een gedeelte van) 2.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
( [naam medeverdachte 1] , DOC-103),
- ( een gedeelte van) 8.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
( [naam medeverdachte 1] , DOC-103),
- ( een gedeelte van) 10.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
( [naam medeverdachte 1] , DOC-103),
- ( een gedeelte van) 13.000,00 EURO of US Dollar, althans enig geldbedrag
( [naam medeverdachte 15] , AMB-120, DOC-103),
- ( een gedeelte van) 2.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
( [naam medeverdachte 26] , DOC-103), en/of
- ( een gedeelte van) 12.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
( [naam medeverdachte 3] , DOC-103)
althans een of meer geldbedragen,
die geheel en/of gedeeltelijk, onmiddellijk en/of middellijk dienden om geldelijke steun te verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf en/of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83 en/of artikel 83b van het Wetboek van Strafrecht en/of aan het plegen van een misdrijf omschreven in artikel 421 lid 1 onder b van het Wetboek van Strafrecht;
2.
hij
in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 juni 2020,
te Rotterdam, Capelle aan den IJssel, Vlaardingen en/of (elders) in Nederland en/of Turkije en/of Syrië en/of Irak,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, al dan niet opzettelijk in strijd met het krachtens artikel 2 en/of 3 van de Sanctiewet 1977 vastgestelde verbod van artikel 2 van de Sanctieregeling ISIS en AL-Qaida 2016 jo. artikel 2, tweede lid van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2002 heeft gehandeld door aan of ten behoeve van Islamic State of Iraq/ISI/Islamic State in Iraq and the Levant en/of Al-Qaida/Al-Qaida in Iraq, dan wel een groep of entiteit die hieraan is gelieerd, zijnde een groep of entiteit als bedoeld in artikel 2 lid 2 van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2002, direct of indirect tegoeden ter beschikking te stellen, te weten:
- ( een gedeelte van) 4.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
(DOC-103, [naam medeverdachte 7] , [naam medeverdachte 10] en/of [naam medeverdachte 9] ),
- ( een gedeelte van) 2.500,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
(DOC-103, [naam medeverdachte 13] en/of [naam medeverdachte 14] ),
- ( een gedeelte van) 20.500,00 EURO, althans enig geldbedrag
(V-017-02, DOC-103, [naam medeverdachte 16] ),
- ( een gedeelte van) 20.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
(DOC-103, [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 28] , [naam medeverdachte 16] , [naam medeverdachte 13] , [naam medeverdachte 23] , [naam medeverdachte 21] , [naam medeverdachte 17] , [naam medeverdachte 26] , [naam medeverdachte 22] , [naam medeverdachte 19] , [naam medeverdachte 27] , [naam medeverdachte 20] ,
[naam medeverdachte 31] , [naam medeverdachte 25] , [naam medeverdachte 24] , [naam medeverdachte 5] en/of [naam medeverdachte 29] ),
- ( een gedeelte van) 7.500,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
(DOC-103, [naam medeverdachte 18] ),
- ( een gedeelte van) 5.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
(DOC-103, [naam medeverdachte 21] ),
- ( een gedeelte van) 10.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
(DOC-103, [naam medeverdachte 21] ),
- ( een gedeelte van) 2.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
(DOC-103, [naam medeverdachte 12] ),
- ( een gedeelte van) 13.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
(DOC-103, [naam medeverdachte 23] ),
- ( een gedeelte van) 11.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
(DOC-103, [naam medeverdachte 5] ),
- ( een gedeelte van) 2.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
(DOC-103, [naam medeverdachte 1] ),
- ( een gedeelte van) 8.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
(DOC-103, [naam medeverdachte 1] ),
- ( een gedeelte van) 10.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
(DOC-103, [naam medeverdachte 1] ),
- ( een gedeelte van) 13.000,00 EURO of US Dollar, althans enig geldbedrag
(AMB-120, DOC-103, [naam medeverdachte 15] ),
- ( een gedeelte van) 2.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
(DOC-103, [naam medeverdachte 26] ), en/of
- ( een gedeelte van) 12.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag
(DOC-103, [naam medeverdachte 3] )
althans een of meer geldbedragen;
3.
hij
in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 juni 2020,
te Rotterdam, Capelle aan den IJssel, Vlaardingen en/of (elders) in Nederland en/of Turkije en/of Syrië en/of Irak,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal al dan niet opzettelijk in strijd met het krachtens artikel 2 en/of 3 van de Sanctiewet 1977 vastgestelde verbod van artikel 2, derde lid, van de Sanctieregeling terrorisme 2007-II jo. Resolutie 1373 (2001) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft gehandeld doordat hij en/of zijn mededader(s) financiële diensten, te weten één of meerdere betalingsdienst(en) (geldtransfer(s)) heeft/hebben verricht voor of ten behoeve van één of meerdere begunstigde(n), te weten:
- [naam medeverdachte 7] ,
- [naam medeverdachte 10] ,
- [naam medeverdachte 9] ,
- [naam medeverdachte 16] ,
- [naam medeverdachte 17] ,
- [naam medeverdachte 18] ,
- [naam medeverdachte 19] ,
- [naam medeverdachte 20] ,
- [naam medeverdachte 21] ,
- [naam medeverdachte 12] ,
- [naam medeverdachte 22] ,
- [naam medeverdachte 23] ,
- [naam medeverdachte 24] ,
- [naam medeverdachte 5] ,
- [naam medeverdachte 31] ,
- [naam medeverdachte 25] en/of
- [naam medeverdachte 1]
door van (één of meer) betaler(s) geldmiddelen te ontvangen met als enig doel het daarmee corresponderende bedrag over te maken aan die (genoemde) begunstigde(n) of aan een andere, voor rekening van die begunstigde(n) handelende betalingsdienstaanbieder
terwijl
- [naam medeverdachte 7] bij besluit van 25 april 2017,
- [naam medeverdachte 10] bij besluit van 7 december 2016,
- [naam medeverdachte 9] bij besluit van 2 november 2017,
- [naam medeverdachte 16] bij besluit van 7 december 2016,
- [naam medeverdachte 17] bij besluit van 24 maart 2017,
- [naam medeverdachte 18] bij besluit van 7 december 2016,
- [naam medeverdachte 19] bij besluit van 25 april 2017,
- [naam medeverdachte 20] bij besluit van 20 juli 2017,
- [naam medeverdachte 21] bij besluit van 24 februari 2017,
- [naam medeverdachte 12] bij besluit van 7 december 2016,
- [naam medeverdachte 22] bij besluit van 25 april 2017,
- [naam medeverdachte 23] bij besluit van 24 maart 2017,
- [naam medeverdachte 24] bij besluit van 24 maart 2017,
- [naam medeverdachte 5] bij besluit van 5 maart 2020,
- [naam medeverdachte 31] bij besluit van 24 februari 2017,
- [naam medeverdachte 25] bij besluit van 7 december 2016, en/of
- [naam medeverdachte 1] bij besluit van 5 maart 2020
door de Minister van Buitenlandse Zaken en in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Financiën is/zijn aangewezen als personen
jegens wie de Sanctieregeling terrorisme 2007-II van toepassing is;
en/of
in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 juni 2020,
te Rotterdam, Capelle aan den IJssel, Vlaardingen en/of (elders) in Nederland en/of Turkije en/of Syrië en/of Irak,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal al dan niet opzettelijk in strijd met het krachtens artikel 2 en/of 3 van de Sanctiewet 1977 vastgestelde verbod van artikel 2, vierde lid, van de Sanctieregeling terrorisme 2007-II jo. Resolutie 1373 (2001) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties rechtstreeks dan wel middellijk middelen, te weten:
- ( een gedeelte van) 4.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag, ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 7] , [naam medeverdachte 10] en/of [naam medeverdachte 9] (DOC-103),
- ( een gedeelte van) 20.500,00 EURO, althans enig geldbedrag, ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 16] (V-017-02, DOC-103),
- ( een gedeelte van) 20.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag, ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 16] , [naam medeverdachte 23] , [naam medeverdachte 21] , [naam medeverdachte 17] , [naam medeverdachte 22] , [naam medeverdachte 19] , [naam medeverdachte 20] , [naam medeverdachte 31] , [naam medeverdachte 25] , [naam medeverdachte 24] en/of [naam medeverdachte 5] (DOC-103),
- ( een gedeelte van) 7.500,00 US Dollar, althans enig geldbedrag, ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 18] (DOC-103),
- ( een gedeelte van) 5.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag, ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 21] (DOC-103),
- ( een gedeelte van) 10.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag, ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 21] (DOC-103),
- ( een gedeelte van) 2.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag, ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 12] (DOC-103),
- ( een gedeelte van) 13.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag, ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 23] (DOC-103),
- ( een gedeelte van) 11.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag, ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 5] (DOC-103),
- ( een gedeelte van) 8.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag, ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 1] (DOC-103), en/of
- ( een gedeelte van) 10.000,00 US Dollar, althans enig geldbedrag, ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 1] (DOC-103)
- [naam medeverdachte 7] bij besluit van 25 april 2017,
- [naam medeverdachte 10] bij besluit van 7 december 2016,
- [naam medeverdachte 9] bij besluit van 2 november 2017,
- [naam medeverdachte 16] bij besluit van 7 december 2016,
- [naam medeverdachte 17] bij besluit van 24 maart 2017,
- [naam medeverdachte 18] bij besluit van 7 december 2016,
- [naam medeverdachte 19] bij besluit van 25 april 2017,
- [naam medeverdachte 20] bij besluit van 20 juli 2017,
- [naam medeverdachte 21] bij besluit van 24 februari 2017,
- [naam medeverdachte 12] bij besluit van 7 december 2016,
- [naam medeverdachte 22] bij besluit van 25 april 2017,
- [naam medeverdachte 23] bij besluit van 24 maart 2017,
- [naam medeverdachte 24] bij besluit van 24 maart 2017,
- [naam medeverdachte 5] bij besluit van 5 maart 2020,
- [naam medeverdachte 31] bij besluit van 24 februari 2017,
- [naam medeverdachte 25] bij besluit van 7 december 2016 en/of
- [naam medeverdachte 1] bij besluit van 5 maart 2020
door de Minister van Buitenlandse Zaken en in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Financiën is/zijn aangewezen als pers(o)on(en jegens wie de Sanctieregeling terrorisme 2007-II van toepassing is.