Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2019:4885

Rechtbank Rotterdam
19-06-2019
10-07-2019
7771256 VZ VERZ 19-10484
Civiel recht
Beschikking

ontbindingsverzoek op de g-grond (verstoorde arbeidsverhouding wegens samenwerkingsproblemen) afgewezen nu niet gebleken is van zorgvuldig verbetertraject

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2019-0751
VAAN-AR-Updates.nl 2019-0751

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 7771256 VZ VERZ 19-10484

Uitspraak: 19 juni 2019

Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

SYNLAB ANALYTICS & SERVICES B.V., hierna: ‘Synlab’,

gevestigd te Rotterdam,

verzoekster,

gemachtigde: mr. E.H. de Joode te Rotterdam,

tegen

[verweerster] , hierna: ‘ [verweerster] ’,

wonende te [woonplaats verweerster] ,

verweerster,

gemachtigde: mr. E.M.F. Prickartz te Rotterdam.

1 Het verloop van de procedure

1.1

Het procesverloop blijkt uit de volgende processtukken:

  • -

    het op 14 mei 2019 ontvangen verzoekschrift, met producties;

  • -

    het verweerschrift, met producties;

  • -

    de brief van 3 juni 2019 van de gemachtigde van [verweerster] , met producties;

  • -

    de brief van 5 juni 2019 van de gemachtigde van Synlab, met producties.

1.2

De mondelinge behandeling van het onderhavige verzoek heeft plaatsgehad ter zitting van 7 juni 2019, tezamen met de mondelinge behandeling van een door [verweerster] jegens Synlab aanhangig gemaakte kort geding procedure, strekkende (tot veroordeling van Synlab) tot wedertewerkstelling van [verweerster] (zaaknummer [zaaknummer] ). Aan de zijde van Synlab zijn verschenen mevrouw [naam 1] , mevrouw [naam 2] en de heer [naam 3] , met de gemachtigde van Synlab voornoemd. Voorts zijn [verweerster] in persoon en haar gemachtigde voornoemd verschenen.

1.3

De gemachtigden van partijen hebben ieder het eigen standpunt mondeling toegelicht, waarbij de gemachtigde van Synlab zich heeft bediend van door hem overgelegde pleitnotities, die aan het procesdossier zijn toegevoegd. Ook partijen zelf zijn in de gelegenheid gesteld een mondelinge toelichting te geven. Van hetgeen (overigens) ter zitting is verhandeld, heeft de griffier aantekening gehouden.

1.4

De datum voor deze uitspraak is door de kantonrechter op heden bepaald.

2 De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten, nu deze enerzijds zijn gesteld danwel uit de overgelegde producties blijken en anderzijds zijn erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd zijn bestreden:

2.1

[verweerster] , geboren op 28 mei 1958, is met ingang van 6 december 1982 in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) Synlab. De arbeidsovereenkomst geldt thans voor onbepaalde tijd.

2.2

De functie van [verweerster] is die van ‘Senior Medewerker Quality, Health, Safety and Environment’, tegen een bruto maandsalaris van € 3.262,28 exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten, dit op basis van een arbeidsomvang van 32 uur per week.

2.3

Op 15 november 2018 heeft Synlab [verweerster] een brief overhandigd met de volgende inhoud:

“(…)

Vandaag hebben wij u in een persoonlijk gesprek geïnformeerd over het volgende. Door verschillende oorzaken hebben wij in de afgelopen maanden geconstateerd dat de winstgevendheid van de onderneming onder druk is komen te staan. Dit heeft op lokaal en internationaal niveau binnen Synlab al enige tijd onze aandacht. Wij zullen de bedrijfsprocessen moeten verbeteren en een kwaliteitsslag moeten maken om de continuïteit te waarborgen. De concurrentie in de markt leidt ertoe dat we voldoende onderscheidend moeten zijn in onze dienstverlening. Hiertoe worden op internationaal en nationaal niveau plannen gemaakt.

In de afgelopen drie maanden is de situatie helaas verslechterd en is er thans sprake van een maandelijks verlieslatende situatie, waardoor het noodzakelijk is om op korte termijn kostenbesparende maatregelen te treffen. Deze besparingen zullen ook het personeel treffen, mede omdat de kosten hiervan te hoog zijn in verhouding tot de omzet. (…) Wij streven ernaar deze maatregelen zo gelijkelijk mogelijk binnen de organisatie door te voeren en dus ook zo evenwichtig mogelijk over de verschillende stafdiensten te verdelen. Daarbij hebben wij tevens de opdracht om de kwaliteit van onze dienstverlening zo optimaal mogelijk te houden.

U bent voor Synlab werkzaam in de functie van medewerker QHSE sr. binnen de stafafdeling ‘QHSE’. Gezien de gelijke verdeling van maatregelen zal ook deze stafdienst worden getroffen. Naast een andere (jr.) medewerker van deze afdeling is ervoor gekozen uw functie te laten vervallen, nu u geen specifieke rol vervult in uw functie in vergelijking met collega medewerkers QHSE sr. Synlab hecht uitdrukkelijk aan behoud van de specifieke aanvullende rollen binnen de functie om te voldoen aan de organisatie breed gestelde opdracht om de kwaliteit van de dienstverlening te optimaliseren. In dat verband komt uw functie te vervallen.

Het spijt ons zeer u aldus te moeten informeren. Gezien de ontwikkelingen zijn er geen mogelijkheden tot herplaatsing binnen de organisatie. Dat houdt in dat wij zullen streven naar beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dat doen wij bij voorkeur in goed onderling overleg. Reden waarom wij u een voorstel doen om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. Dit voorstel is opgenomen in de concept beëindigingsovereenkomst, die u bijgevoegd aantreft. Voor eventuele juridisch advies is in het voorstel een vergoeding opgenomen. (…)

In ieder geval vernemen wij graag binnen zeven dagen na heden of u met dit voorstel akkoord gaat. Tot dat moment zullen wij u vrijstellen van werk onder doorbetaling van het gebruikelijke salaris. Dat geeft u de tijd om goed over dit voorstel na te denken.

(…)”.

2.4

Bij brief van 22 november 2018 heeft de gemachtigde van [verweerster] namens haar dit voorstel van Synlab van de hand gewezen. Daarbij heeft deze ook kenbaar gemaakt dat [verweerster] zich niet herkent in de gestelde bedrijfseconomische noodzaak, dat zij ook niet kan nagaan of aan de uitvoeringsregels bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen is voldaan en dat zij haar werkzaamheden weer wil hervatten.

2.5

In de periode daarna heeft [verweerster] meerdere malen vergeefs aangedrongen op werkhervatting (in haar eigen functie) en heeft de door Synlab opgelegde maatregel van vrijstelling van werkzaamheden voortgeduurd.

3. Het geschil

3.1

Synlab heeft verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 sub a jo. 7:669 lid 1 en 3 sub g BW, onder toekenning van een transitievergoeding van € 81.000,- bruto, met veroordeling van [verweerster] in de kosten van de procedure.

3.2

Ter toelichting op het verzoek heeft Synlab -naast voormelde feiten en samengevat en voor zover thans van belang- het volgende aangevoerd.

3.2.1

Vanwege bedrijfseconomische redenen heeft Synlab zich in de tweede helft van 2018 genoodzaakt gezien enerzijds kosten te besparen en anderzijds een kwaliteitsslag te maken. De afdeling QHSE, die bestond uit vier medewerkers QHSE en drie senior medewerkers QHSE, kon daarbij niet buiten schot blijven. Voor beide functiegroepen gold dat van één medewerker afscheid genomen diende te worden. Vanwege de vereiste kwaliteitsslag heeft Synlab, voor wat betreft de senior medewerkers QHSE, de keuze op [verweerster] laten vallen. Enerzijds omdat [verweerster] , anders dan haar twee collega’s, geen specifieke aanvullende rol binnen het team vervulde, terwijl Synlab aan het behoud van zulke rollen en de bijbehorende knowhow hecht om de noodzakelijke verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening te kunnen verwezenlijken. Anderzijds is, om méér kwaliteit met minder personeel te (kunnen) leveren, een goede effectieve en efficiënte samenwerking essentieel. Omdat [verweerster] zich de afgelopen jaren structureel heeft onttrokken aan het groepsproces en de samenwerking met haar collega’s erg moeizaam verliep, heeft Synlab moeten concluderen dat de doelstelling van de reorganisatie niet kon worden gerealiseerd als [verweerster] onderdeel van het QHSE team zou blijven uitmaken. In verband hiermee heeft zij, onder verwijzing naar de door haar in het geding gebrachte verklaringen van collega’s, toegelicht dat [verweerster] zéér formeel, precies, inflexibel en minutieus is en dat zij door haar wijze van communiceren een negatieve invloed heeft op de sfeer op de afdeling. Haar collega’s hebben het gevoel op eieren te lopen en zijn bang haar tegen de haren in te strijken, gaan confrontaties met haar uit de weg en zijn heel voorzichtig met nieuwe ideeën en initiatieven, uit angst voor de reactie van [verweerster] . Indien zaken niet op haar manier verlopen, wordt [verweerster] boos, wijst zij collega’s terecht en negeert zij hen, soms zelfs dagenlang, hetgeen tot een gespannen sfeer op de afdeling leidt. In de loop der jaren hebben zich herhaaldelijk medewerkers van de afdeling QHSE over de samenwerking met [verweerster] beklaagd. Synlab heeft zich ingespannen om de samenwerking tussen [verweerster] en haar collega’s te verbeteren. Zo heeft mevrouw [naam 1] , de leidinggevende van [verweerster] , vanaf maart 2017 tot haar boventallig-verklaring in november 2018 maandelijks één-op-één-gesprekken met haar gevoerd en ook heeft Synlab, om de samenwerking en de communicatie binnen het team te verbeteren, het team een plenaire training ‘effectief communiceren’ aangeboden onder begeleiding van een extern organisatieadviseur. Deze training heeft echter niet tot een verbetering van de sfeer en de onderlinge samenwerking geleid.

3.2.2

In de periode vanaf de boventallig-verklaring van [verweerster] heeft Synlab de door haar opgelegde vrijstelling van werkzaamheden gehandhaafd omdat zij het onwenselijk vond dat [verweerster] op de werkvloer aanwezig was terwijl er onderhandelingen over de beëindiging van het dienstverband gaande waren. In die periode heeft [verweerster] tot twee maal toe een beëindigingsvoorstel van Synlab van de hand gewezen, zonder overigens een tegenvoorstel te doen, en heeft zij nimmer aangekondigd wedertewerkstelling te zullen vorderen in kort geding noch is zij daartoe eerder overgegaan. Synlab vertrouwde er dan ook op dat [verweerster] wel degelijk bereid was over een regeling na te denken en dat zij slechts uit strategische overwegingen aandrong op wedertewerkstelling. Dit heeft tot een impasse geleid en om daaruit te geraken heeft Synlab [verweerster] uitgenodigd voor een gesprek over een terugkeer op de werkvloer op 21 maart 2019. Nu de functie van [verweerster] was komen te vervallen en er geen overeenstemming kon worden bereikt over een beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden, heeft Synlab haar in dat gesprek gevraagd welke andere functies zij binnen de organisatie zou willen bekleden en heeft zij haar ondersteuning aangeboden bij het zoeken naar een andere baan buiten de organisatie. Ook heeft Synlab [verweerster] op 9 april 2019 een andere, passende functie aangeboden maar op dit alles is [verweerster] niet ingegaan. Zij heeft, integendeel, onverkort aanspraak gemaakt op wedertewerkstelling in haar oude en inmiddels vervallen functie.

3.2.3

Aan die eis kan Synlab echter onmogelijk voldoen. Niet alleen omdat de functie van [verweerster] is komen te vervallen maar ook omdat haar keuze afscheid van [verweerster] te nemen de juiste is gebleken. Thans is de sfeer in het team veel beter, krijgt het team méér gedaan met minder mensen en komen de medewerkers weer met plezier naar het werk, waartoe Synlab wijst op de inhoud van de door haar overgelegde verklaringen van haar medewerkers. Uit die verklaringen blijkt dat er in het team geen enkel draagvlak voor een terugkeer van [verweerster] meer aanwezig is, dat medewerkers niet meer met haar willen samenwerken en een vertrek overwegen indien [verweerster] op de afdeling terugkeert en zij gedwongen worden met haar samen te werken.

3.2.4

Synlab meent dat de arbeidsovereenkomst thans op de zogeheten g-grond dient te worden ontbonden. Er is immers sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsrelatie dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Zij heeft getracht de problemen in de samenwerking tussen [verweerster] en haar collega’s te verbeteren, doch zonder resultaat, terwijl [verweerster] ook niet ingegaan is op het haar door Synlab na de boventallig-verklaring gedane aanbod tot herplaatsing in een passende andere functie. Bij toewijzing van het ontbindingsverzoek dient [verweerster] een transitievergoeding van € 81.000,- bruto te worden toegewezen.

3.3

[verweerster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat zich -eveneens voor zover thans van belang- als volgt laat samenvatten.

3.3.1

Zij stelt voorop dat er tot 15 november 2018 geen vuiltje aan de lucht was. Op dat moment was zij ruim 36 jaar in dienst en verrichtte zij haar werkzaamheden met plezier en naar tevredenheid. De sfeer op de afdeling was goed en [verweerster] speelde daarin, door haar ervaring en kennis, een belangrijke en positieve rol. Van enige aanwijzing dat haar positie in het geding zou zijn, laat staan wegens een verstoorde arbeidsrelatie, was geen sprake. Eén en ander wordt ook gestaafd door de meest recente beoordeling van [verweerster] d.d. 27 maart 2018, die eenvoudigweg goed was, ook qua samenwerking en teamprocessen. Van een jarenlang bestaande, structureel onhoudbare situatie, zoals Synlab doet voorkomen, was dus geen sprake. Op het punt van de samenwerking en teamprocessen was juist sprake van een positieve ontwikkeling, zelfs zodanig dat er aanleiding bestond [verweerster] twee stappen boven gemiddeld te beoordelen. Hierbij merkt [verweerster] op dat deze beoordeling geen uitzonderlijk positieve beoordeling was. Ook haar eerdere beoordelingen vanaf 2006, sinds zij de onderhavige functie bekleedt, waren goed tot zeer goed, in verband waarmee [verweerster] wijst op de inhoud van de door haar overgelegde beoordelingen over al deze jaren. Ook in de maanden na de laatste beoordeling was de samenwerking en de sfeer op de afdeling onverminderd positief. [verweerster] wijst in dat verband tevens op de inhoud van het verslag van het op 30 oktober 2018 gehouden één-op-één gesprek met haar leidinggevende, mevrouw [naam 1] : “(…) Het gaat goed. De sfeer onder elkaar is goed. [verweerster] heeft een en ander opgepakt van [naam 1] en daar is [naam 1] dankbaar voor. Op de afdeling zoekt men elkaar steeds vaker op en helpt elkaar. [verweerster] wordt ook ingeschakeld voor haar kennis. (…)”.

3.3.2

Zeer verrast was [verweerster] dan ook toen zij op 15 november 2018 zonder enige vooraankondiging van haar werkplek werd weggeroepen en te horen kreeg dat Synlab voornemens was haar dienstverband te beëindigen. Daarbij, en dat blijkt ook uit de (onder 2.3 genoemde) brief die [verweerster] toen is meegegeven, is als reden slechts opgegeven dat haar functie wegens bedrijfseconomische redenen zou moeten komen te vervallen. Met geen woord is erover gerept dat daarnaast ook andere omstandigheden, zoals een verstoorde arbeidsverhouding of de samenwerking met collega’s, zouden spelen. Van begin af aan, en op professionele en nette wijze, heeft [verweerster] in de periode nadien aan Synlab kenbaar gemaakt dat zij haar standpunt ten aanzien van de bedrijfseconomische noodzaak voor haar ontslag niet deelt, dat er daarnaast ook geen zwaarwegend belang aanwezig is haar niet tot het werk toe te laten en dat zij, bij gebreke van een redelijke grond voor ontslag, geen aanleiding ziet te onderhandelen over beëindiging van het dienstverband en daarvoor ook uitdrukkelijk niet openstaat. [verweerster] meende dat Synlab, na enige discussie, zich hierbij neerlegde toen zij haar uitnodigde voor een gesprek op 21 maart 2019 over terugkeer naar de werkvloer. [verweerster] ging er vanuit dat dit gesprek over hervatting van haar eigen werkzaamheden zou gaan, maar tijdens het gesprek bleek dat Synlab niet voornemens was [verweerster] in haar eigen functie te laten terugkeren. Op 4 april 2019 heeft [verweerster] Synlab een laatste keer verzocht haar op te roepen voor haar eigen werk. Daarop is op 9 april 2019 afwijzend gereageerd, waarbij Synlab kenbaar heeft gemaakt dat de functie van [verweerster] in de oude vorm niet meer zou bestaan en dat op de afdeling QHSE geen vacatures openstaan. Opnieuw werd daarbij met geen woord gerept over andere dan bedrijfseconomische redenen. Vervolgens heeft [verweerster] op 29 april 2019 een datum voor een kort geding aangevraagd.

3.3.3

Synlab is toen, op 14 mei 2019, overgegaan tot indiening van het onderhavige ontbindingsverzoek, waardoor [verweerster] opeens en voor het eerst ervan kennisnam dat Synlab niet langer de beëindiging van het dienstverband nastreeft op grond van bedrijfseconomische redenen maar op grond van een vermeende verstoring van de arbeidsrelatie. Aldus handelt Synlab ernstig in strijd met het goed werkgeverschap. Het kan immers niet zo zijn dat [verweerster] eerst onder het mom van aankondiging van ontslag wegens bedrijfseconomische redenen maandenlang de toegang tot het werk wordt ontzegd zonder dat door Synlab überhaupt een ontslagaanvraag bij het UWV is gedaan, Synlab daarna op haar schreden terugkeert maar [verweerster] ondanks toezegging niet laat terugkeren op de werkvloer, zij daarna de beëindiging van het dienstverband nastreeft maar niet op grond van bedrijfseconomische redenen maar op een heel andere en niet eerder genoemde grondslag, namelijk die van een verstoorde arbeidsrelatie, en Synlab ter onderbouwing van die vermeende verstoorde arbeidsrelatie dan slechts feiten en omstandigheden aanvoert die eigenlijk thuishoren in een discussie over afwijking van het afspiegelingsbeginsel en/of functioneren en zij aldus de grondslag ‘verstoorde arbeidsrelatie’ in feite oneigenlijk opvoert. Op die wijze heeft Synlab [verweerster] maandenlang onder valse danwel oneigenlijke voorwendselen van het werk geweerd, kennelijk met het doel haar onnodig en moedwillig te beschadigen en een terugkeer op het werk zo lang mogelijk te frustreren.

3.3.4

Bovenal is van een daadwerkelijk ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie geen sprake en heeft Synlab in ieder geval niets gedaan om de vermeende verstoorde arbeidsrelatie werkbaar te houden of te normaliseren, bijvoorbeeld door het gesprek met [verweerster] aan te gaan, mediation in te zetten of gebruik te maken van de (interne) middelen van de vertrouwenspersoon en de ‘gedragscode ongewenste omgangsvormen’. Bij klachten over de samenwerking binnen een team is de normale gang van zaken dat de werkgever met alle betrokkenen in gesprek gaat en de problemen, waar nodig, samen met de leiding en het team probeert op te lossen. Dat is hier niet gebeurd. Jegens [verweerster] is het uitermate oneerlijk en onbillijk dat haar collega’s zich voor het eerst in een procedure en op deze wijze over haar uitlaten. Op de door hen afgelegde verklaringen, die volgens [verweerster] bol staan van de onjuistheden, is geen hoor en wederhoor toegepast. Ze staan ook haaks op de genoemde beoordelingen en het verslag van het één-op-één-gesprek van 30 oktober 2018, waaruit blijkt dat er voor 15 november 2018 binnen het team helemaal geen samenwerkingsproblemen aan de orde waren en de sfeer juist goed was. Deze zijn achteraf en duidelijk ten behoeve van deze procedure opgesteld zodat getwijfeld moet worden aan de betrouwbaarheid ervan. Overigens spreekt Synlab zichzelf tegen op het punt van de volgens haar verstoorde arbeidsrelatie, daar waar zij [verweerster] enerzijds neerzet als werkneemster met wie al jarenlang niet zou zijn samen te werken, maar zij [verweerster] anderzijds een andere (duo)functie binnen haar organisatie heeft aangeboden waarbij zij per definitie intensief met een collega zou moeten samenwerken. Wel degelijk beschikt [verweerster] over samenwerkingsvaardigheden en onderhoudt zij, ook nu nog, met veel collega’s warme contacten, en ook neemt zij wel degelijk deel aan groepsprocessen, in verband waarmee [verweerster] een aantal voorbeelden heeft genoemd.

3.3.5

[verweerster] betwist voorts dat haar functie is komen te vervallen. De functie van Senior Medewerker QHSE bestaat immers nog steeds en collega’s van [verweerster] zijn nog immer werkzaam in die functie. De vraag of er bedrijfseconomische redenen zijn die tot verval van de functie van [verweerster] moeten leiden, hoort bovendien niet thuis in deze procedure maar dient door het UWV beantwoord te worden. Ter zake heeft [verweerster] er ook op gewezen dat zij onverkort de gestelde bedrijfseconomische noodzaak voor ontslag bestrijdt alsook de correcte toepassing van het afspiegelingsbeginsel.

3.3.6

[verweerster] concludeert dan ook primair tot afwijzing van het verzoek. Subsidiair, voor het geval de arbeidsovereenkomst zou worden ontbonden, meent [verweerster] dat haar een transitievergoeding van € 81.000,- bruto dient te worden toegekend en daarnaast een billijke vergoeding van € 266.556,- bruto, zowel primair als subsidiair met veroordeling van Synlab in de kosten van de procedure.

3.4

Op hetgeen partijen overigens nog naar voren hebben gebracht, voor zover althans van belang voor de uitkomst van de procedure, wordt hierna teruggekomen.

4 De beoordeling

4.1

Synlab heeft onweersproken gesteld dat de door haar verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod. De kantonrechter heeft ook geen reden daarover anders te oordelen.

4.2

Vooropgesteld wordt dat uit artikel 7:671b BW jo. artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat een arbeidsovereenkomst alleen ontbonden kan worden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.

4.3

Synlab heeft haar verzoek jegens [verweerster] op de zogeheten g-grond gebaseerd: op de voet van artikel 7:671b lid 1 sub a BW jo. artikel 7:669 lid 3 sub g BW kan een werkgever de ontbinding van een arbeidsovereenkomst verzoeken wegens een verstoorde arbeidsverhouding zodanig dat van de werkgever niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het moet dan gaan om een ernstig én duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, hetgeen met zich brengt dat het aan de werkgever is om aannemelijk te maken dat er serieuze pogingen zijn ondernomen om de verhoudingen te verbeteren, bijvoorbeeld met gesprekken of mediation, en dat die pogingen niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.

4.4

Overwogen wordt dat uit de door [verweerster] overgelegde beoordelingen over de (vele) jaren waarin zij haar functie heeft uitgeoefend tot 15 november 2018, bepaald niet blijkt dat Synlab jegens haar kenbaar heeft gemaakt dat er sprake was van ernstige samenwerkingsproblemen tussen [verweerster] en haar collega’s, en wel van dien aard dat indien (substantiële) verbetering binnen een bepaalde termijn zou uitblijven, dit tot het einde van de arbeidsrelatie zou kunnen leiden. Zo staat in de meest recente beoordeling van 27 maart 2018 -immers- onder meer te lezen: “ is in het team een hele goede toevoeging. Haar sterke punten, statistiek, kritische instelling en grote kennis zetten we zeker in. Het afgelopen jaar hebben we hard gewerkt aan het team en haar plek in het team. Het gaat zeker een stuk beter, iedereen heeft hier hard aan gewerkt en er is veel over gesproken. Ik ben blij dat het zo is gegaan, ook jij bedankt voor je inzet hierin. Je beoordeling is nu 2 stappen boven het gemiddelde (…) = goed omdat je een goede ontwikkeling als teamlid hebt laten zien en je ook kwetsbaar hebt opgesteld (...)”.

4.5

Van nog meer recente datum, ruim twee weken voordat Synlab [verweerster] vrijstelde van werkzaamheden en haar een beëindigingsvoorstel deed, is het één-op-één-gesprek dat haar leidinggevende, mevrouw [naam 1] , op 30 oktober 2018 met [verweerster] had. In het verslag daarvan werd onder meer opgenomen: “(…) Het gaat goed. De sfeer onder elkaar is goed. [verweerster] heeft een en ander opgepakt van [naam 1] en daar is [naam 1] dankbaar voor. Op de afdeling zoekt men elkaar steeds vaker op en helpt elkaar. [verweerster] wordt ook ingeschakeld voor haar kennis. (…)”. Ook dit duidt bepaald niet, integendeel, op het bestaan van de door Synlab geschetste ernstige samenwerkingsproblemen tussen [verweerster] en haar collega’s, laat staan dat dit [verweerster] voldoende kenbaar was.

4.6

Aan de door Synlab in dit verband genoemde omstandigheden dat mevrouw [naam 1] vanaf maart 2017 maandelijks één-op-één-gesprekken met [verweerster] voerde en dat zij een plenaire training ‘effectief communiceren’ heeft aangeboden, komt in dit verband geen bijzondere betekenis toe, nu [verweerster] onweersproken heeft gesteld dat mevrouw [naam 1] zulke gesprekken maandelijks met al haar teamleden voerde en overigens niet gebleken is dat bedoelde training door Synlab juist werd aangeboden om de gestelde ernstige samenwerkingsproblemen aan te pakken.

4.7

Bovenal is niet gebleken dat Synlab, gegeven de volgens haar bestaande ernstige en onvoldoende verbeterende samenwerkingsproblemen tussen [verweerster] en haar collega’s, haar kritiek op de rol van [verweerster] daarin behoorlijk en voldoende concreet aan haar heeft kenbaar gemaakt en met haar concrete verbeterpunten, eventueel onder aanbieding van cursussen of trainingen, heeft be- en afgesproken. Daarbij past dan ook, gegeven dat het hier gaat om interactie tussen [verweerster] en haar collega’s en een verstoorde relatie tussen collega’s onderling niet automatisch een verstoorde arbeidsverhouding met de werkgever meebrengt, dat Synlab aannemelijk maakt dat zij er alles aan heeft gedaan om de samenwerkingsproblemen op te lossen, bijvoorbeeld door met de medewerkers in kwestie samenwerkingsafspraken te maken en/of mediation in te zetten, en dat dit niet voldoende resultaat heeft geleid. Dit klemt te meer vanwege de lengte van onderhavig dienstverband en de verder niet bestreden (goede) staat van dienst van [verweerster] . Niet gebleken is echter dat Synlab aan deze verplichting behoorlijk invulling heeft gegeven.

4.8

Anders dan Synlab is de kantonrechter van oordeel dat aan de door haar overgelegde schriftelijke verklaringen van de andere medewerkers van de afdeling QHSE geen beslissende betekenis kan worden gehecht. Die medewerkers laten zich weliswaar in zeer negatieve bewoordingen uit over de samenwerking met [verweerster] , doch [verweerster] heeft de juistheid van die verklaringen gemotiveerd weersproken. Zo al van de juistheid van die verklaringen uitgegaan zou moeten worden, geldt dat van de werkgever, zeker ten aanzien van een werknemer die vanaf 1982 onafgebroken bij haar c.q. haar rechtsvoorgangster in dienst is verwacht mag worden niet alleen dat hij die werknemer in duidelijke bewoordingen confronteert met de problemen in de samenwerking, maar bovendien de werknemer ook een redelijke termijn biedt om die samenwerkingsproblemen op te lossen en daarbij ook de nodige steun en begeleiding biedt aan die werknemer. Zoals hiervoor ook al overwogen is dat in dit geval allemaal niet gebeurd door Synlab, zodat aan de schriftelijke verklaringen van de collega’s van [verweerster] in dit verband geen verdere betekenis toekomt.

4.9

Hoewel een procedure als deze in zijn algemeenheid de relatie tussen partijen geen goed doet en dat in dit geval des te meer geldt, gezien de negatieve verklaringen van de andere medewerkers van de afdeling QHSE, kan wel worden vastgesteld dat de door Synlab gestelde problemen in de samenwerking tussen [verweerster] en haar collega’s door haar thans zijn geëxpliciteerd, hetgeen een opmaat kan vormen voor het (alsnog) houden van (mediation)gesprekken om de mogelijkheden van verbetering van de samenwerking serieus te onderzoeken. Daarbij betrekt de kantonrechter ook dat [verweerster] heeft verklaard altijd met veel plezier voor Synlab te hebben gewerkt en erg aan haar baan te hechten, waaruit de kantonrechter begrijpt dat zij ook bereid is mee te werken aan een dergelijk traject.

4.10

Het voorgaande betekent dat het verzoek de arbeidsovereenkomst op de g-grond te ontbinden wordt afgewezen, nu niet gebleken is dat de arbeidsverhouding ernstig én duurzaam is verstoord in de hiervoor onder 4.3 omschreven zin.

4.11

Bij deze uitkomst past dat Synlab in de kosten van de procedure wordt veroordeeld.

5 De beslissing

De kantonrechter:

 wijst het door Synlab verzochte af;

 veroordeelt Synlab in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] vastgesteld op € 480,- aan salaris voor haar gemachtigde;

 verklaart deze beschikking voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

654

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.