Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2019:110

Rechtbank Rotterdam
09-01-2019
09-01-2019
C/10/548802 / HA ZA 18-414
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2020:2246, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Zaak tegen gemeente Rotterdam en voormalig gemeenteraadslid. Grondrechten. Politieke situatie in Turkije.

Rechtspraak.nl
PS-Updates.nl 2019-0061

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/548802 / HA ZA 18-414

Vonnis van 9 januari 2019

in de zaak van

de rechtspersoon naar vreemd recht

TURKUVAZ ATV SABAH GMBH,

gevestigd te Frankfurt am Main, Duitsland,

eiseres in conventie, verweerster in reconventie,

advocaat mr. E. Köse te Rotterdam,

tegen

1. de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTE ROTTERDAM, in het bijzonder de gemeenteraad,

zetelend te Rotterdam,

2. [gedaagde sub 2],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagden in conventie, eisers in reconventie,

advocaat mr. S.M. Kingma te 's-Gravenhage.

Partijen zullen hierna Sabah Duitsland en de Gemeenteraad c.s. (in mannelijk enkelvoud) genoemd worden. Gedaagden in conventie, eisers in reconventie zullen elk voor zich [gedaagde sub 2] en de Gemeenteraad worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding d.d. 9 april 2018 met producties;

- de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie, met producties;

  • -

    het tussenvonnis van 27 juni 2018;

  • -

    de akte wijziging van eis (in reconventie), met productie;

  • -

    de conclusie van antwoord in reconventie, met productie;

  • -

    het proces-verbaal van de comparitie van 19 oktober 2018 alsmede de bij die gelegenheid van beide zijden overgelegde spreekaantekeningen en nadere producties.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

[gedaagde sub 2] was van 2014 tot 2018 gemeenteraadslid voor het CDA in Rotterdam. In 2017 heeft hij zijn taken als zodanig enige maanden neergelegd.

2.2

[gedaagde sub 2] is tussen 2001 en 2006 lid geweest van het bestuur van stichting Akyazili Nederland.

In een interview dat [gedaagde sub 2] heeft gegeven aan het AD d.d. 9 september 2016 is opgenomen:

“Ten eerste wordt mijn naam één op één in verband gebracht met de Fetullah Terreur Organisatie. Ik ken die hele beweging niet eens, laat staan dat ik daar lid van zou zijn. (...) Ik ben geen Gülenist, ik laat mij inspireren door Gülen maar evengoed door Erasmus en Lubbers. “

2.4

Sabah Duitsland geeft een (online) krant uit, die ook in Nederland veel gelezen wordt. Op 12, 15 en 23 maart 2017 heeft Sabah Duitsland artikelen gepubliceerd op haar website (www.sabah.de en sabah.com.tr) waarin [gedaagde sub 2] wordt genoemd. Deze hebben in de online versie van de krant van Sabah Duitsland nog enige tijd op de website gestaan.

In deze artikelen staat (in de Nederlandse vertaling) voor zover thans van belang:

12 maart 2017

Zie hier de Nederlandse structuur van FETÖ

[gedaagde sub 2] (…, namen, opm rb) De handlangers van de vijandschap ten opzichte van Turkije zijn deze verraders!

[gedaagde sub 2] , Imam voor Nederland

De imam voor Nederland is een FETÖ-verrader, genaamd [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 2] , wiens naam genoemd wordt in de zaak van de oplichting van een aantal migranten via het Akyazili Fonds, is gemeenteraadslid in Nederland. [gedaagde sub 2] heeft bij de Nederlandse verkiezingen van 15 maart de racistische partij PVV met FETÖ in contact gebracht en is sinds ongeveer 5 jaar werkzaam als zogenaamde imam voor Nederland. De FETÖ-verraders, die via de krant Zaman Nederland een hetze voeren tegen Turkije, zijn lange tijd bezig geweest om het bezoek van de ministers aan Nederland te saboteren.

Ziehier de andere FETÖ-verraders in Nederland

[gedaagde sub 2] treedt op als imam van de verradersbende van FETÖ in Nederland en mensen als (volgen namen, opm rb) zijn z’n assistenten. De Terroristische Gülen-beweging, die met name via scholen en maatschappelijke organisaties contacten onderhoudt met de Nederlandse bureaucratie, regisseert vanaf de couppoging van FETÖ van 17/25 december tot nu toe de vijandschap jegens Turkije in Nederland.

Het betreft een zeer uitvoerig artikel met meerdere foto’s, waaronder twee herkenbare portretfoto’s van [gedaagde sub 2] , waarin uitgebreid wordt bericht over Fetullah Gülen, die als FETÖ-voorman wordt aangeduid, over vijandschap tussen Turkije en Nederland en banden met de als racistisch gekenschetste PVV, scholen, verenigingen en maatschappelijke organisaties.

15 maart 2017

Dit is een kort artikel met de titel Zaman Nederland maakt onze burgers tot doelwit. Zaman Nederland is een in Nederland uitgegeven krant die zich richt op een uit Turkije afkomstig en/of Turks lezend publiek.

Dit artikel luidt voor zover van belang als volgt:

”(…) De verradersbende van Gülen, gebruikmakend van hun democratische rechten in Nederland heeft als een inlichtingendienst de namen en foto’s van door honden aangevallen burgers van ons land één voor één geregistreerd en via hun officiële account doorgeklikt aan de fascistische Nederlandse politie.

Aan het hoofd van de operatie staat de imam voor Nederland

De imam voor Nederland van de organisatie, [gedaagde sub 2] , heeft deze hele operatie in het land gecoördineerd. De naam van deze verrader, die via Zaman Nederland onze burgers heeft aangegeven, dook ook op in de zaak waarbij veel migranten zijn opgelicht via de Stichting Akyazili. De Nederlandse structuur van de verradersorganisatie was de dag ervoor onthuld door SABAH.com.tr. (…)

23 maart 2017

Dit artikel betreft een besluit van de voorzitter van het Europese Parlement over een verbod op de verspreiding van de Daily Sabah in dat parlement op initiatief van een Nederlandse politicus. De passage aangaande [gedaagde sub 2] luidt: “(naam, opm rb) die de krant beschuldigde van haatzaaien vanwege het bericht “de structuur van FETÖ in Nederland” beweert dat de pijlen gericht zijn op [gedaagde sub 2] , van wie wordt gezegd dat hij de imam voor Nederland is van FETÖ. [gedaagde sub 2] , wiens naam werd genoemd in de zaak van het oplichten van een groot aantal migranten via de Stichting Akyazili is afgetreden als lid van de Gemeenteraad van de stad Rotterdam. Nederlandse Turken zeggen dat het [gedaagde sub 2] met zijn aftreden, ondanks dat zijn partij bij de verkiezingen van 15 maart won, slechts een slachtofferrol speelt en de aandacht op hemzelf wil vestigen (…)”

2.5

[gedaagde sub 2] en de gemeente(raad) hebben Sabah Duitsland (en een tot hetzelfde concern behorende Turkse rechtspersoon) gedagvaard in kort geding aangaande twee van deze artikelen. Tegen Sabah Duitsland is verstek verleend. Bij kort geding vonnis d.d. 29 juni 2017 (C/10/525901/KGZA 17-457, gepubliceerd als ECLI:NL:RBROT:2017:4816) is als volgt beslist:

“(…) Voor wat betreft het belang van de gemeente Rotterdam in deze, hebben eisers aangevoerd dat de negatieve berichten over [gedaagde sub 2] op het internet mede verband houden met [gedaagde sub 2] in zijn hoedanigheid van gemeenteraadslid van de gemeente Rotterdam en dat [gedaagde sub 2] als gevolg van de smaad en laster gedwongen is geweest zijn functie van gemeenteraadslid (tijdelijk) neer te leggen. De Hoge Raad heeft bepaald dat aan de werkgever de bevoegdheid toekomt tot het instellen van een vordering uit hoofde van een eigen belang bij de bescherming van zijn werknemers alsook ter bescherming van die werknemers, mede op grond van goed werkgeverschap (HR 31 maart 2017, ECLI:NL:HR: 2017:569). Naar analogie oordeelt de voorzieningenrechter dat een gemeentelijke instantie in rechte kan optreden in het geval dat een gemeenteraadslid wordt gehinderd in zijn functioneren bij de gemeente als gevolg van smaad en laster. De gemeente Rotterdam is wezenlijk in haar belangen aangetast door de handelwijze van gedaagden, zodat zij in die zin belang heeft bij toewijzing van de vorderingen.

De vorderingen

3.14.

De vorderingen komen er onder meer op neer dat gedaagden een rectificatie in de Turkse taal dienen te plaatsen, zowel bij de betreffende artikelen op de site van gedaagden als op de homepagina van hun website. Bij het petitum hebben eisers als voetnoot de Nederlandse vertaling van de door hen gewenste rectificatie vermeld.

De gewenste rectificatie bij de artikelen luidt als volgt: (…)

De gewenste rectificatie op de homepagina luidt als volgt: (…)

3.15.

(…)3.16.Het gevorderde onder punten 7 en 8 ligt als na te melden voor toewijzing gereed. De dwangsommen zullen worden beperkt en gemaximeerd.

(…)4 De beslissing

De voorzieningenrechter:

4.1.verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagden;

(4.2-4.4 betreffen de Turkse gedaagde, opm rb)

4.5.veroordeelt Sabah Duitsland om binnen 24 uur na betekening van het vonnis aan de tekst van het item op haar website van 15 maart 2017 met titel “Zaman Hollanda vatandașlarımızı hedef gösteriyor” (momenteel gepubliceerd op http://www.sabah.de/gundem/2017/03/15/zaman-hollanda-vatandaslarimizi-hedef-gosteriyor-1489589262) toe te voegen, in een opvallende banner bovenaan het bericht, en daar toegevoegd te houden zolang het artikel op de website blijft staan, zonder verder commentaar daaraan toe te voegen, in hetzelfde lettertype en dezelfde lettergrootte, maar vet en met het woord “RECTIFICATIE” in het rood, de door eisers aan te leveren beëdigde vertaling in het Turks van de volgende rectificatie-tekst:

“RECTIFICATIE: in deze en andere publicaties hebben wij het Rotterdamse gemeenteraadslid [gedaagde sub 2] ten onrechte in verband gebracht met terrorisme, oplichting en het verraden van Turkse Nederlanders. Deze beschuldigingen hebben ernstige gevolgen gehad voor het privéleven en het als gemeenteraadslid functioneren van de heer [gedaagde sub 2] . Voor deze beschuldigingen bestond geen grond en die hadden wij dan ook niet mogen plaatsen. De voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam heeft onze beschuldigingen inmiddels als onrechtmatig beoordeeld en heeft ons bevolen deze rectificatie te plaatsen.”

4.6.veroordeelt Sabah Duitsland om binnen 24 uur na betekening van het vonnis aan de tekst van het item op haar website van 23 maart 2017 met titel “AP’den utanç verici Daily Sabah kararı” (momenteel gepubliceerd op

http://www.sabah.de/gundem/2017/03/23/apden-utanc-verici-daily-sabah-karari) toe te voegen, in een opvallende banner bovenaan het bericht, en daar toegevoegd te houden zolang het artikel op de website blijft staan, zonder verder commentaar daaraan toe te voegen, in hetzelfde lettertype en dezelfde lettergrootte, maar vet en met het woord

“RECTIFICATIE” in het rood, de door eisers aan te leveren beëdigde vertaling in het Turks van de volgende rectificatie-tekst:

“RECTIFICATIE: in deze en andere publicaties hebben wij het Rotterdamse gemeenteraadslid [gedaagde sub 2] ten onrechte in verband gebracht met terrorisme, oplichting en het verraden van Turkse Nederlanders. Deze beschuldigingen hebben ernstige gevolgen gehad voor het privéleven en het als gemeenteraadslid functioneren van de heer [gedaagde sub 2] . Voor deze beschuldigingen bestond geen grond en die hadden wij dan ook niet mogen plaatsen. De voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam heeft onze beschuldigingen inmiddels als onrechtmatig beoordeeld en heeft ons bevolen deze rectificatie te plaatsen.”

4.7.veroordeelt Sabah Duitsland om bovenaan de homepagina van de website www.sabah.de, binnen 24 uur na betekening van het vonnis, de volgende tekst te plaatsen, zonder verder commentaar daaraan toe te voegen, en deze tekst gedurende 7 dagen te laten staan:

“RECTIFICATIE: onlangs hebben wij het Rotterdamse gemeenteraadslid [gedaagde sub 2] ten onrechte in verband gebracht met terrorisme, oplichting en het verraden van Turkse Nederlanders. Deze beschuldigingen hebben ernstige gevolgen gehad voor het privéleven en het als gemeenteraadslid functioneren van de heer [gedaagde sub 2] . Voor deze beschuldigingen bestond geen grond en die hadden wij dan ook niet mogen plaatsen.

De voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam heeft onze beschuldigingen inmiddels als onrechtmatig beoordeeld en heeft ons bevolen deze rectificatie te plaatsen.”

4.8.verbiedt gedaagden om in de toekomst opnieuw uitlatingen te doen (hetzij online, hetzij op papier) over [gedaagde sub 2] waarin [gedaagde sub 2] in verband wordt gebracht met terreur, een terroristische organisatie, het regisseren van vijandschap ten opzichte van Turkije, het verraden van Turken aan de Nederlandse overheid, of het oplichten van in Nederland wonende Turken;

4.9.veroordeelt ieder van gedaagden om aan eisers een dwangsom te betalen van € 1.000,- per dag of deel daarvan voor elke keer dat zij niet of niet tijdig aan elk van de voorgaande bevelen of verboden voldoet (dus: per overtreding, per dag), met een maximum van

€ 100.000,- voor iedere gedaagde;

(…)wijst het meer of anders gevorderde af. (…)”

Het onder 2.5 bedoelde kort geding vonnis (hierna: het kort geding vonnis) is op 8 augustus 2017 naar behoren aan Sabah Duitsland betekend. Zij heeft geen verzet ingesteld.

2.7

De beide artikelen van 15 en 23 maart 2017 waarop het kort geding vonnis ziet zijn na betekening door Sabah Duitsland van haar website verwijderd. De banner en rectificaties bij de artikelen en de rectificatie op de homepagina (kort geding vonnis, rov.4.7) zijn niet geplaatst.

2.8

In de zaak met rolnr. 18-116, tussen deze partijen bij deze rechtbank aanhangig, die tot inzet heeft of wegens overtreding van het kort geding vonnis dwangsommen zijn verbeurd of niet, is op 12 september 2018 een tussenvonnis gewezen. De zaak is aangehouden in afwachting van de beslissing in deze zaak. Daaromtrent is voor zover thans van belang overwogen:

“(…) 4.6 Het doel en de strekking van de veroordeling onder 4.7 (van bedoeld kort geding vonnis, opm rb) is echter duidelijk. De voorzieningenrechter heeft de artikelen onrechtmatig geacht. Daarom heeft hij bevel gegeven om binnen 24 uur na betekening van het vonnis de rectificatie bovenaan de homepagina te plaatsen. Het doel daarvan is dat de lezers van Sabah Duitsland meteen bij het raadplegen van de website, bovenaan de homepagina, kennis nemen van de omstandigheid dat een rechter de beide artikelen onrechtmatig heeft geacht, zodat zij gerectificeerd moeten worden. Dat is een ander, en verderstrekkend, doel dan louter het verwijderen van de artikelen of het, bij de artikelen, vermelden van de rectificatie. Het gaat hier om een zelfstandig bevel. Om te bereiken dat Sabah Duitsland ook daadwerkelijk en tijdig die rectificatie zou plaatsen is in rov. 4.9 een dwangsom opgelegd. Zij is veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 1.000 per dag voor elke keer dat zij niet of niet tijdig aan elk van de voorgaande bevelen of verboden voldoet (dus: per overtreding, per dag). Het vonnis is betekend op 8 augustus 2017. Elke dag daarna opnieuw heeft Sabah Duitsland aan het onder rov. 4.7 gegeven bevel niet voldaan. Dat heeft meer dan 100 dagen geduurd (de rectificatie is immers helemaal niet geplaatst), zodat meer dan € 100.000 aan dwangsommen verbeurd zou zijn, als de voorzieningenrechter niet een maximum van € 100.000 per gedaagde had vastgesteld.

Op die wijze ging van de dwangsom (gedurende in elk geval 100 dagen) een prikkel uit om aan het bevel te voldoen en de rectificatie te plaatsen.

4.7

De genoemde termijn van zeven dagen heeft geen andere betekenis dan het vastleggen van de minimumtijd dat deze rectificatie op de site moet blijven staan. Dat blijkt uit rov. 3.15 van het kort geding vonnis. Daaraan ligt kennelijk de gedachte ten grondslag dat het niet nodig was om die rectificatie meer dan 7 dagen op de website te laten staan, omdat de lezers na die 7 dagen voldoende geïnformeerd zouden zijn. Daaruit kan, gelet op het voorgaande, niet worden afgeleid dat de voorzieningenrechter van oordeel was dat het slechts gedurende de zeven dagen na betekening nodig was om de lezers te informeren. Voor een dergelijke uitleg biedt het kort geding vonnis geen aanknopingspunten. Die is ook moeilijk te rijmen met de omstandigheid dat het vonnis op 29 juni 2017 gewezen is, terwijl de artikelen meer dan drie maanden daarvoor verschenen waren. Uit de inhoud en aard van de rectificatie blijkt dat het niet gaat om mededelingen die slechts zeer kort actueel zijn. De veroordeling onder rov. 4.8, die op de toekomst slaat, geeft juist aan dat het hier om onrechtmatige mededelingen ging die langere tijd van belang werden geacht.

Nu vast staat dat Sabah Duitsland de rectificatie nooit geplaatst heeft wordt aan de vraag of zij die rectificatie voldoende lang heeft laten staan niet toegekomen. Dat in de tekst van de rectificatie het woord “onlangs” voorkomt mist om diezelfde reden belang; als Sabah Duitsland de rectificatie wel had geplaatst, maar in de ogen van eisers te laat, zou dat woord relevant kunnen zijn, maar in de huidige situatie niet.

Ook dit verweer faalt; Sabah Duitsland heeft in beginsel € 100.000 verbeurd.

4.8

Sabah Duitsland voert verder aan dat eisers, alle omstandigheden in aanmerking genomen, misbruik van recht maken door nu aanspraak te maken op betaling van verbeurde dwangsommen.

Omdat in de andere bodemprocedure (opm. rb: bedoeld is onderhavige procedure) aspecten van het geschil aan de orde kunnen komen en beslissingen kunnen worden genomen die als relevante omstandigheden in deze context hebben te gelden heeft Sabah Duitsland gevraagd om aanhouding tot na de zitting, dan wel het vonnis, in die zaak. Eisers hebben daartegen bezwaar.

De rechtbank overweegt als volgt. Ook als geen sprake is van een kennelijke misslag of van een als gevolg van nieuwe feiten optredende noodtoestand kan het onder bijzondere omstandigheden zo zijn dat het recht om aanspraak te maken op verbeurde dwangsommen wordt misbruikt. In dat verband kan van belang zijn dat het kort geding vonnis bij verstek gewezen is en dat het hier gaat om een botsing van grondrechten, mede in aanmerking nemend de positie van Sabah Duitsland, die een krant uitgeeft.

De rechtbank acht het tegen die achtergrond, mede gelet op het feit dat de comparitie in de zaak met rolnr. 18-414 op 19 oktober 2018 is voorzien, uit een oogpunt van behoorlijke rechtspleging aangewezen om die zitting en de in die zaak te nemen beslissingen af te wachten voordat op dit verweer wordt beslist. De vertraging die daaruit voortvloeit is niet zodanig dat dit proceseconomisch onverantwoord is.

Daarbij is meegewogen dat de beslissingen in die zaak ook van belang kunnen zijn voor de in deze zaak gevorderde verklaringen voor recht, waarbij eisers kennelijk menen belang te hebben naast de veroordeling tot betaling van € 100.000 aan verbeurde dwangsommen.

4.9

De zaak zal daarom naar de rol worden verwezen, opdat partijen elk een akte kunnen nemen over de wijze waarop de dan bekende beslissingen in de zaak met rolnr. 18-414 kunnen en/of moeten meewegen in het kader van dit geschil.(..)”

Een bericht van Anadolu Ajansi, het Turkse staatspersbureau, van 29 augustus 2016 houdt onder meer in:

“De organisatiestructuur van FETÖ in Nederland.

(…) Politici die lid zijn van de organisatie

[gedaagde sub 2] (…)”

2.10

Met ingang van 6 februari 2018 is Turkuvaz Haberlesme ve Yayincilik AS te Turkije (Turkuvaz AS) houdster van de domeinnaam sabah.de. Sabah Duitsland publiceert haar online krant nog steeds op de site www.sabah.de.

3 Het geschil

Sabah Duitsland vordert in conventie samengevat en naar de rechtbank begrijpt - een verklaring voor recht dat haar artikelen van 12, 15 en 23 maart 2017, op haar website www.sabah.de niet onrechtmatig waren, een en ander uitvoerbaar bij voorraad en met hoofdelijke veroordeling van de Gemeenteraad c.s. in de proceskosten.

De Gemeenteraad c.s. voert in conventie gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing met kostenveroordeling.

In reconventie vordert hij, na eiswijziging en kort samengevat, het plaatsen van rectificaties (in de Turkse taal) bovenaan de homepage van de website www.sabah.de en in alle edities van de papieren krant van Sabah Duitsland die in Nederland worden gedistribueerd, het plaatsen van een rectificatie op de voorpagina, alsmede een verbod op bepaalde uitlatingen in de toekomst, een en ander op straffe van een dwangsom, uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling in de proceskosten.

Sabah Duitsland voert in reconventie gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing met kostenveroordeling.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

In conventie en in reconventie

4.1

toepasselijk recht

Sabah Duitsland is een Duitse vennootschap, die vanuit Duitsland in het Turks haar internet-krant met de litigieuze berichten uitgaf. Vast staat, dat deze berichten (tenminste mede) bedoeld waren voor de Nederlandse markt in de zin dat ze waren gericht op in Nederland wonende of verblijvende mensen die een Turkse achtergrond hebben. Door (een deel van) die groep (naar schatting ca. 400.000 mensen) zijn ze ook gelezen.

Het toepasselijk recht moet worden vastgesteld aan de hand van art. 10:159 BW en art. 4 lid 1 Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (PbEU 2007, L 199/40; Rome II). Het centrum van de belangen van de Gemeenteraad c.s. bevindt zich in Nederland (ECLI:NL:HR:2016:1054). Daarmee is Nederlands recht van toepassing op de (gestelde) onrechtmatige daad, nu bij vorderingen als de onderhavige het begrip ‘het land waar de schade zich voordoet’ van art. 4 lid 1 Rome II op dezelfde wijze moet worden uitgelegd als het begrip ‘plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen’ van art. 5, aanhef en onder 3, EEX-Vo. Dat een en ander wellicht vanuit Turkije werd aangestuurd en de inhoud van de berichten doet daaraan niet af en brengt niet mee dat Turks recht toepasselijk is, omdat daaruit niet een kennelijk nauwere band met Turkije in de zin van art. 4 lid 3 Rome II blijkt.

4.2

ontvankelijkheid van de Gemeenteraad

Sabah Duitsland heeft in conventie de Gemeenteraad mede gedagvaard omdat hij in de procedure die geleid heeft tot het onder 2.5 bedoelde kort geding vonnis mede partij was. Zij heeft de ontvankelijkheid van de Gemeenteraad in zijn reconventionele vordering betwist. Zij heeft in dat verband aangevoerd dat [gedaagde sub 2] geen werknemer van de gemeente Rotterdam is en dat een eigen belang ontbreekt, nu het enige tijd niet als Gemeenteraadslid optreden van [gedaagde sub 2] niet geacht kan worden het functioneren van de Gemeenteraad belemmerd te hebben.

4.3

De rechtbank overweegt als volgt.

[gedaagde sub 2] maakte als democratisch gekozen politicus deel uit van de Gemeenteraad. [gedaagde sub 2] was, als Gemeenteraadslid, niet bij de gemeente Rotterdam en evenmin bij de Gemeenteraad in dienst, maar functioneerde als lid van de Gemeenteraad en kreeg als zodanig uit de middelen van de gemeente Rotterdam een vergoeding voor zijn activiteiten in die hoedanigheid. De Gemeenteraad heeft geen eigen civielrechtelijke rechtspersoonlijkheid, maar moet in staats-/bestuursrechtelijk opzicht worden beschouwd als een onafhankelijk politiek lichaam binnen de gemeente Rotterdam.

In die situatie bestaat materieel een band tussen [gedaagde sub 2] en de Gemeenteraad die in hoge mate vergelijkbaar is met de band tussen werkgever en werknemer als het gaat om de vraag of de Gemeenteraad -mede- voor [gedaagde sub 2] ’s belangen kan opkomen; het zou van ongerechtvaardigd formalisme getuigen om de gemeente Rotterdam - de rechtspersoon waaronder de Gemeenteraad civielrechtelijk ressorteert - niet te ontvangen in haar vordering. Daarbij komt nog, dat de uitlatingen gelet op de aard daarvan en het daarin expliciet noemen van de politieke functie van [gedaagde sub 2] , de Gemeenteraad in zoverre ook rechtstreeks regarderen. Daarvan zou minst genomen een ongewenst chilling effect kunnen worden gevreesd als het gaat om discussies binnen de Raad. Dat/of het functioneren van de Gemeenteraad door het enige maanden niet verschijnen van [gedaagde sub 2] niet in gevaar is gekomen doet daaraan niet af.

Het verweer wordt gepasseerd.

4.4

achtergrond

De achtergrond van dit geschil is gelegen in de politieke situatie in Turkije. Op 15 juli 2016 heeft in Turkije een mislukte gewelddadige coup plaatsgevonden. De Turkse autoriteiten houden de beweging van Fetullah Gülen, die wordt aangeduid als FETÖ (Fetullah Terreur Organisatie) verantwoordelijk voor die poging. Turkse gerechten, inclusief het hoogste rechtscollege in Turkije, hebben beslissingen in die zin genomen en ook de aanduiding FETÖ als aanduiding voor de beweging geaccepteerd.

Het Turkse staatpersbureau heeft de naam van [gedaagde sub 2] op een lijst geplaatst van Nederlandse organisaties en personen die gelieerd zouden zijn aan de Gülen beweging (zie 2.9). Op 11 maart 2017, kort voor het eerste artikel, had zich voorts een diplomatiek incident voorgedaan waarbij het een Turkse minister verboden werd om in Nederland campagne te voeren.

4.5

toetsingskader

Het betreft hier een botsing tussen twee grondrechten, de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid aan de ene kant en het recht op respect voor de persoonlijke levenssfeer aan de andere kant.

Zowel Turkije, Duitsland als Nederland zijn partij bij het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). In artikel 10 lid 1 EVRM is het grondrecht van een ieder op vrijheid van meningsuiting neergelegd. In Nederland geldt voor Sabah Duitsland, ook al is zij een buitenlandse krant, voorts de daarvan afgeleide (en in de grondwet van Nederland verankerde) persvrijheid. De controverse tussen aanhangers van Gülen en aanhangers van de huidige regering in Turkije was, kort na de mislukte coup, in maart 2017, en is nu nog steeds, een kwestie die grote nieuwswaarde had (heeft), met name voor Turken, in Nederland en elders. Dat Sabah Duitsland als krant ruime en herhaalde aandacht besteedde aan die controverse paste bij haar rol. Sabah Duitsland moet zich in haar krant kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend kunnen uitlaten over kwesties die de samenleving raken, zodat het publiek niet onkundig blijft. Dat geldt zeker ook voor in Nederland te verspreiden berichten omtrent de opvattingen van een zittend politicus in Nederland. Dat zij daarbij een duidelijk standpunt innam stond haar op zichzelf vrij. Onder art. 10 EVRM dient zij een ruime vrijheid te hebben bij dergelijke berichtgeving, zelfs als de betrokken berichten niet iedereen welgevallig zijn. Het recht op vrijheid van meningsuiting kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de rechtbank tot het oordeel komt dat de uitlatingen onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW), in welk geval Sabah Duitsland ook op de voet van artikel 6:167 BW, al dan niet op straffe van een dwangsom, tot rectificatie kan worden veroordeeld.

Anderzijds komt aan [gedaagde sub 2] op basis van art. 8 EVRM het recht op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer toe en mag hij verwachten dat zijn eer en goede naam niet beschadigd worden door krantenberichten. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat publieke figuren meer hebben te dulden dan andere personen, maar niet vogelvrij zijn.

De Gemeenteraad c.s. stelt en onderbouwt dat de uitlatingen onrechtmatig zijn omdat zij onjuist en ongegrond zijn en op ontoelaatbare wijze inbreuk maken op [gedaagde sub 2] ’s grondrecht op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer en een aantasting vormen van zijn eer en goede naam. Hij is, zo stelt hij, als gevolg daarvan, langdurig, veelvuldig en ernstig bedreigd (met name via sociale media) en uiteindelijk heeft hij zelfs zijn taken als Gemeenteraadslid enige tijd moeten neerleggen. Daardoor is ook het functioneren van de Gemeenteraad in Rotterdam ongunstig beïnvloed. Het rechtmatig belang van [gedaagde sub 2] (en ook de Gemeenteraad) is erin gelegen dat [gedaagde sub 2] niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan voor hem ongewenste negatieve publiciteit, met schade aan eer en goede naam en bedreigingen en beknotting van zijn vrijheid als politicus als gevolg.

4.6

Bij de beoordeling van de vorderingen over en weer moet de rechtbank dus een afweging maken tussen twee grondrechten. Dat hier, vanwege de dwangsommen die in beginsel verbeurd zijn ingevolge het niet volledig nakomen van de veroordeling in kort geding, Sabah Duitsland een verklaring voor recht vraagt dat haar uitlatingen niet onrechtmatig zijn (en niet de Gemeenteraad c.s. een verklaring dat zij dat wel zijn) maakt voor de afweging als zodanig geen verschil. De rechtbank zal echter, gelet op het partijdebat, ervan uitgaan dat voor zover de concrete verwijten in reconventie niet opgaan, de artikelen niet onrechtmatig zijn.

4.7

Welk van deze rechten het zwaarste weegt, hangt af van de omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang beschouwd, waarbij onder meer relevant is de aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die verdenkingen betrekking hebben, de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand welke de publicatie aan de kaak beoogt te stellen, de mate waarin ten tijde van de publicatie de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal, de totstandkoming en inkleding van de verdenkingen, bezien in verhouding tot de hiervoor bedoelde omstandigheden, het gezag dat het medium geniet en de maatschappelijke positie van de betrokken persoon. Genoemde omstandigheden wegen niet zonder meer alle even zwaar. Welke omstandigheden van toepassing zijn en welk gewicht aan toepasselijke omstandigheden moet worden gehecht hangt af van het concrete geval. (vgl. EHRM 13.11.2003, ECLI:NL:XX:2003:AP0736, EHRM 17.12.2004, 22.10.2007, 29.07.2008 en HR 31.03.2017, ECLI:NL:HR:2017:569).

4.8

concrete situatie

De Gemeenteraad c.s. noemt meerdere verwijten die zij onrechtmatig acht. De verwijten laten zich in twee groepen verdelen. In de eerste plaats acht de Gemeenteraad c.s. onrechtmatig dat [gedaagde sub 2] in de artikelen ervan is beticht dat hij geestelijk leider was van een terroristische organisatie, regisseur van vijandschap ten opzichte van Turkije en verrader, dit alles in de context dat hem wordt aangewreven dat hij een aanhanger van Gülen was en een lid van de beweging van Gülen, aangeduid als FETÖ. Die benaming FETÖ op zich is, zo stelt hij, diffamerend, omdat daarin besloten ligt dat het hier een terroristische organisatie betreft. Het taalgebruik is bovendien nodeloos grievend en beledigend.

In de tweede plaats wordt [gedaagde sub 2] verweten een operatie te coördineren waarbij namen van Turkse demonstranten zouden zijn doorgegeven aan de Nederlandse politie, en wordt hij als oplichter afgeschilderd. Bij al deze verwijten ontbreekt een behoorlijke basis in de feiten respectievelijk zijn de bronnen kennelijk niet geverifieerd, is [gedaagde sub 2] geen gelegenheid tot weerwoord geboden noch is zijn zienswijze verwoord en wordt nodeloos gebruik gemaakt van een sterk negatieve en beledigende terminologie, zodat geen sprake is van afgewogen berichtgeving. [gedaagde sub 2] wordt tot doelwit gemaakt en in het middelpunt geplaatst van gebeurtenissen waar hij niets mee te maken heeft.

Sabah Duitsland is met name ingegaan op de eerste groep verwijten. Zij stelt dat de vermelding van de naam van [gedaagde sub 2] op een lijst van aanhangers van Gülen en leden van FETÖ afkomstig is van het Turkse staatspersbureau en van de wettige Turkse regering. De Turkse hoogste rechter is tot het oordeel gekomen dat de Gülen-beweging FETÖ een criminele, terroristische organisatie is. Die benaming kon zij dus als aanduiding gebruiken. Voorts is over de Gülen-beweging en haar rol uitgebreid ook in de pers buiten Turkije gepubliceerd. Zij meent dat zij, gelet op die bronnen, voor de juistheid van haar berichten voldoende onderbouwing had. Omdat het ging om materiaal uit gezaghebbende openbare bronnen achtte zij het niet nodig om [gedaagde sub 2] te vragen om zijn visie te geven. Van [gedaagde sub 2] was bovendien uit zijn eigen uitlatingen (vgl. het onder 2.3 geciteerde interview) bekend dat hij geïnspireerd werd door Gülen, een wijze van uitdrukken die, blijkens eerder genoemde publicaties, typisch is voor aanhangers van Gülen en die binnen de Gülen beweging wordt opgelegd althans aangemoedigd. Zij acht het taalgebruik stevig, doch niet onrechtmatig gelet op de tijd waarin deze berichten werden geplaatst, het gewone taalgebruik in haar krant en de hoog oplopende emoties.

Voor de tweede groep verwijten wijst zij erop dat [gedaagde sub 2] zelf heeft toegegeven, ook in deze procedure, dat hij lid is geweest van het bestuur van de stichting Akyazili, waarvan vast staat dat die banden heeft met de Gülen-beweging.

4.9

toetsing

Partijen bleken het er ter zitting over eens te zijn dat de in dit geding overgelegde vertaling in het Nederlands van de betrokken Turkse teksten niet alleen wat betreft de inhoud, maar ook wat betreft de toon accuraat is. Daarvan gaat de rechtbank dus uit.

De rechtbank zal zich eerst richten op de eerste groep verwijten. Op zichzelf staat tussen partijen niet ter discussie dat het een belangrijk onderwerp betreft. Weliswaar staan partijen lijnrecht tegenover elkaar als het gaat om de -hier niet voorliggende- vraag wie in het conflict tussen de Turkse overheid en de Gülen-beweging gelijk heeft, maar zij delen de opvatting dat het een vanuit maatschappelijk oogpunt belangrijk conflict betreft. De rechtbank onderschrijft die visie. Dat betekent, dat het besteden van aandacht aan dat conflict en het berichten omtrent personen die in dat verband als relevant worden gezien tot de kerntaken van Sabah Duitsland als krant behoort.

Hoewel Sabah Duitsland de ernst van de gevolgen van de artikelen voor [gedaagde sub 2] in twijfel trekt acht de rechtbank die ernst evident. Zowel in het Nederlandse als in het Europese parlement zijn de artikelen en de daarin geuite beschuldigingen aan de orde geweest; dat [gedaagde sub 2] daarvan ook in zijn persoonlijk en politiek leven negatieve effecten heeft ondervonden is deugdelijk onderbouwd en onvoldoende betwist. Daaraan doet niet af dat een deel van de reacties op sociale media vooral afkomstig lijkt te zijn van tegenstanders van Gülen. Die reacties lijken niet zozeer op de krantenartikelen te zijn gebaseerd, maar meer op het vermoeden dat [gedaagde sub 2] een Gülenist is. Dat op zichzelf doet niet ter zake; de artikelen hebben dat vermoeden, dat door de lijst en/of het onder 2.3 bedoelde interview wellicht al bestond, immers versterkt en onder de aandacht gebracht.

De Gemeenteraad c.s. houdt Sabah Duitsland ook verantwoordelijk voor bedreigingen jegens [gedaagde sub 2] . De artikelen zetten echter op geen enkele wijze aan tot dergelijke acties. Voor zover sprake was en is van bedreigingen aan het adres van [gedaagde sub 2] als gevolg van deze artikelen betreft het eigen, mogelijk strafbare initiatieven van individuen. Sabah Duitsland heeft die in deze procedure veroordeeld. Uit de artikelen zelf maar ook uit de stellingen en onderbouwing van de Gemeenteraad c.s. blijkt niet dat Sabah Duitsland in haar krant dergelijke acties heeft gesteund, vergoelijkt of anderszins positief heeft bejegend. Die acties kunnen Sabah Duitsland dan ook niet worden aangerekend, zij is daarvoor niet verantwoordelijk.

4.10

Wat de steun in het feitenmateriaal betreft is de rechtbank met Sabah Duitsland van oordeel dat die ten tijde van het publiceren in voldoende mate aanwezig was als het gaat om het noemen van [gedaagde sub 2] als lid van de Gülen-beweging. Een krant die zich mede richt op de Nederlandse markt kan niet zonder meer volstaan met het overschrijven van persberichten van het staatspersbureau in Turkije, doch het bestaan van dat persbericht betekent wel, dat zij in beginsel de daarin opgenomen informatie mag overnemen. [gedaagde sub 2] heeft voorts zelf, in het onder 2.3 geciteerde interview, op de omstandigheid dat zijn naam op de lijst van Gülen- aanhangers staat gereageerd met de mededeling dat hij door Gülen geïnspireerd wordt. In combinatie met de uit openbare bronnen kenbare voorkeur van Gülen en zijn sympathisanten om niet te spreken van aanhangen of volgen maar van geïnspireerd zijn waarnaar Sabah Duitsland verwijst, acht de rechtbank dit alles tezamen een voldoende deugdelijke feitelijke basis voor de vermeldingen in de berichten dat [gedaagde sub 2] tot de beweging van Gülen behoorde. Dat [gedaagde sub 2] in datzelfde interview zegt ook door Erasmus en Lubbers geïnspireerd te zijn doet daaraan niet af. [gedaagde sub 2] moest zich, als politicus, bewust zijn van de wijze waarop deze uitlatingen zouden kunnen overkomen. In zijn bericht op zijn openbare facebookpagina van 19 maart 2017 heeft hij zich gedistantieerd van de couppoging, van elke organisatie die strafbare feiten beoogt en van Wilders, maar niet van Gülen.

Met betrekking tot het beginsel van hoor en wederhoor wordt vooropgesteld dat geen sprake is van een op zichzelf staand en in rechte afdwingbaar recht, waarvan de schending steeds rechtsgevolg moet hebben. In het bijzonder bestaat geen recht op het tevoren kennis nemen van een voorgenomen artikel, om daarop te kunnen reageren. Dat Sabah Duitsland [gedaagde sub 2] niet om een reactie heeft gevraagd acht de rechtbank weliswaar in strijd met hetgeen in het algemeen van een krant mag worden verwacht, maar in deze context slechts van beperkt belang. [gedaagde sub 2] had immers op de vraag hoe hij tegenover Gülen stond in het bewuste interview al antwoord gegeven.

4.11

Dat [gedaagde sub 2] ‘de imam voor Nederland’ van FETÖ zou zijn heeft Sabah Duitsland niet kunnen baseren op het door haar genoemde materiaal. In het bericht van het staatspersbureau wordt daarover niets opgemerkt; van [gedaagde sub 2] wordt slechts opgenomen dat hij naar voren komt als politicus die lid is van de organisatie, dat hij lid is van het CDA en gemeenteraadslid in Rotterdam. Ook de overige bronnen geven geen steun aan deze bewering. Of er sprake is geweest van eigen onderzoek op dit punt kon Sabah Duitsland ter zitting niet nader toelichten. Hoewel ‘imam’ een op zichzelf niet beledigend woord is heeft de Gemeenteraad c.s. heeft zijn bezwaren op dit punt zo toegelicht dat het onrechtmatig is om [gedaagde sub 2] ervan te betichten dat hij de geestelijk leider van een terroristische organisatie is. Sabah Duitsland heeft niet weersproken dat imam in dit verband door de lezer redelijkerwijs begrepen zal worden als geestelijk leider.

4.12

De wijze waarop de berichten zijn geformuleerd is uitgesproken en hier en daar scherper dan voor het overbrengen van de boodschap noodzakelijk was, met name het gebruik van de termen ‘verrader’ en ‘regisseren van de vijandschap’. De rechtbank acht de aanduiding van de Gülen-organisatie als FETÖ op zichzelf echter niet beledigend of diffamerend; ook een afkorting van een op zichzelf negatieve aanduiding van een organisatie die algemeen gebruikt wordt is, als zij gebruikt wordt door een krant, niet als beledigend per se of onrechtmatig te beschouwen. Dat geldt zeker nu de hoogste rechter in Turkije de organisatie als terroristisch had aangemerkt. Dat van de Gülen-beweging in bepaalde kringen in Turkije en elders werd vermoed dat zij te maken had met de couppoging is reeds in vele andere (kranten)berichten vermeld en op zichzelf, jegens [gedaagde sub 2] , niet beledigend te achten, nu de artikelen [gedaagde sub 2] zelf niet in verband brengen met de mislukte coup. Dat in verband met die coup wordt gesproken van [gedaagde sub 2] als regisseur van vijandschap valt niet te lezen; dat wordt van de mensen achter Zaman respectievelijk van de Gülen-beweging als geheel gezegd, maar niet van [gedaagde sub 2] als persoon.

Het gebruik van het woord ‘verrader’ voor aanhangers van Gülen in het algemeen en ook van [gedaagde sub 2] in het bijzonder kan als beledigend worden beschouwd. Het betreft hier echter een, op dat moment, uiterst beladen onderwerp waarover de emoties aan beide zijden hoog opliepen. In dat licht en in de context van de artikelen acht de rechtbank het gebruik van dat woord niet onrechtmatig, omdat het, op emotionele wijze, wordt gebruikt om de positie van de Gülen-beweging tegenover de Turkse staat te kenschetsen. Dat blijft binnen de overdrijving die de krant mocht gebruiken.

4.13

Het gezag van Sabah Duitsland is groot als het gaat om haar lezerspubliek, doch beide partijen gaan ervan uit dat van Sabah Duitsland bekend is dat zij in politieke zin aan de kant van de huidige regering in Turkije staat. Dat betekent dat haar gezag als onafhankelijke, onpartijdige en neutrale nieuwsbron betrekkelijk beperkt is.

4.14

[gedaagde sub 2] als zittende politicus diende, meer dan de gemiddelde mens, rekening te houden met berichtgeving over hem in kranten, ook van negatieve aard. Door zelf, onder meer in meerbedoeld interview, ook in de openbaarheid te treden met zijn opvattingen over deze heikele politieke kwestie heeft hij voorts het risico op berichten daarover vergroot.

4.15

Alles bijeengenomen acht de rechtbank de berichten op het punt van de banden met de Gülen-beweging en het [gedaagde sub 2] in dat verband aanduiden als verrader, gelet op het grote belang van persvrijheid, de onwenselijkheid van het aan banden leggen van het aan een groter publiek berichten over een maatschappelijk zeer relevant onderwerp en de omstandigheid dat het hier gaat om de opvattingen van een zittend politicus niet onrechtmatig jegens [gedaagde sub 2] . Weliswaar zijn zijn belangen hierdoor geschaad, maar gelet op zijn eigen mededeling over dat onderwerp weegt dat aspect, ten aanzien van deze berichten aangaande zijn banden met de Gülen-beweging onvoldoende zwaar.

Ook jegens de Gemeenteraad acht de rechtbank de artikelen niet onrechtmatig. De Gemeenteraad wordt alleen genoemd in de context van de rol van [gedaagde sub 2] als Gemeenteraadslid.

Wel onrechtmatig acht de rechtbank de vermelding dat [gedaagde sub 2] de imam voor Nederland van FETÖ zou zijn, nu daarvoor elke feitelijke onderbouwing ontbreekt.

4.16

de tweede groep verwijten

De berichten refereren voorts aan [gedaagde sub 2] als oplichter en coördinator/doorgeefluik van namen aan de als fascistisch gekenschetste politie. Voor die ernstige beschuldigingen heeft Sabah Duitsland geen behoorlijke feitelijke onderbouwing kunnen geven, ook niet toen daarom op de zitting expliciet was gevraagd. Er werd slechts in algemene zin verwezen naar een, niet overgelegd, bericht in de Volkskrant van oktober 2016. Het bericht van het Turkse nationaal persbureau vermeldt op dit punt niets. Het enige vast staande gegeven is dat [gedaagde sub 2] enige jaren bestuurslid is geweest van een stichting die banden met de Gülen-beweging zou hebben. Dat die stichting iets te maken heeft met oplichting is niet onderbouwd. Het gaat wat betreft het woord ‘oplichter’ kennelijk om een geldstroom in het kader van de Gülen beweging en die stichting. Op zichzelf zou een dergelijke geldstroom en de betrokkenheid van een Gemeenteraadslid daarbij in beginsel kunnen behoren tot maatschappelijk relevante kwesties waarover Sabah Duitsland vrijelijk moest kunnen berichten, maar nu zij kennelijk niet beschikte over materiaal waaruit zelfs maar een serieus vermoeden van concrete betrokkenheid zou kunnen blijken gaat dat niet op. Bovendien had zij, alvorens de berichten te publiceren, op dit punt aan [gedaagde sub 2] de kans moeten geven om op haar vermoedens te reageren. Haar aanbod dat nu, na ruim anderhalf jaar, alsnog te doen is te laat. Dat haar taalgebruik als het gaat om de kwalificatie oplichter voorzichtiger is (naam dook op, naam wordt genoemd) doet er niet aan af dat ze stelt dat de naam van [gedaagde sub 2] opdook in een zaak waar veel migranten zijn opgelicht terwijl zij voor die beschuldiging kennelijk over geen enkele feitelijke onderbouwing beschikte.

Van de beschuldiging over het doorgeven van namen aan de Nederlandse politie is een toelichting of onderbouwing in het geheel uitgebleven, zodat het voorgaande des te sterker geldt. Ook op dit punt is [gedaagde sub 2] geen gelegenheid tot reactie geboden, terwijl hij daarover zelf geen standpunt in het openbaar had ingenomen.

4.17

Nu het wat deze berichten betreft gaat om ernstige beschuldigingen en (reputatie)schade als gevolg hiervan zonder meer aannemelijk is acht de rechtbank de berichten in dit opzicht onrechtmatig. Het publieke karakter van de positie van [gedaagde sub 2] als Gemeenteraadslid doet in dit verband niet ter zake in die zin dat deze berichten geheel los staan van zijn functie als politicus en dat hij zelf hierover de publiciteit niet gezocht heeft. Zijn functie brengt niet mee dat hij niet onderbouwde beschuldigingen van strafbare feiten als hier aan de orde zou moeten accepteren. Deze functie doet wel ter zake in de zin dat de Gemeenteraad er een rechtens te respecteren belang bij heeft dat zijn lid niet zonder enige feitelijke onderbouwing van strafbare feiten worden beticht.

In zoverre zijn de berichten dus onrechtmatig jegens zowel [gedaagde sub 2] als de Gemeenteraad.

4.18

in conventie voorts

De hiervoor onrechtmatig geoordeelde delen van de berichten zijn zozeer verweven met de niet-onrechtmatige delen dat de artikelen als geheel niet als rechtmatig zijn aan te merken, zodat de gevorderde verklaring voor recht niet zal worden gegeven.

Het voorgaande leidt tot de conclusie, dat de vorderingen zullen worden afgewezen.

Sabah Duitsland wordt veroordeeld in de proceskosten.

4.19

in reconventie voorts

Gelet op art. 6:167 lid 1 BW acht de rechtbank een veroordeling tot rectificatie van de berichten voor zover zij onrechtmatig en feitelijk ongegrond zijn passend en geboden, hoewel het inmiddels reeds geruime tijd geleden is dat de gewraakte mededelingen gepubliceerd werden.

Na wijziging van eis vordert de Gemeenteraad c.s. een rectificatie (in het Turks) van de volgende (Nederlandse) inhoud: RECTIFICATIE: in maart 2017 hebben wij het Rotterdamse gemeenteraadslid [gedaagde sub 2] ten onrechte in verband gebracht met terrorisme, oplichting en het verraden van Turkse Nederlanders. Deze beschuldigingen hebben ernstige gevolgen gehad voor het privéleven en het als gemeenteraadslid functioneren van de heer [gedaagde sub 2] . Voor deze beschuldigingen bestond geen grond en die hadden wij dan ook niet mogen plaatsen.

De rechtbank Rotterdam heeft deze beschuldiging onrechtmatig geoordeeld en ons bevolen deze rectificatie te plaatsen.

(dan wel een rectificatie door de rechtbank in goede justitie te bepalen).

Deze vordering is op grond van voorgaande overwegingen toewijsbaar, maar louter voor zover het gaat om de beschuldiging van oplichting en de beschuldiging van verraad in de context van het doorgeven van namen aan de politie. De berichten brengen [gedaagde sub 2] immers niet op onrechtmatige wijze in verband met terrorisme en het gebruik van de term verrader in het kader van het zijn van aanhanger van de Gülen-beweging is niet onrechtmatig.

De tweede zin van de rectificatie die de Gemeenteraad c.s. voorstelt ziet op de gevolgen. De rechtbank gaat er vanuit, gelet op hetgeen daaromtrent door [gedaagde sub 2] zelf is medegedeeld en op de gedingstukken, dat de gevolgen voor het privéleven en het functioneren als raadslid voornamelijk moeten worden toegeschreven aan de niet onrechtmatige referenties aan de banden van [gedaagde sub 2] met de Gülen-beweging en aan de bedreigingen van derden waarvoor Sabah Duitsland niet verantwoordelijk is. Daarom is er voor een rectificatie in dit opzicht geen grond.

4.20

Voorts acht de rechtbank, mede gelet op het tijdsverloop, geen gronden aanwezig voor het plaatsen van een rectificatie op een andere plaats dan de website www.sabah.de. De Gemeenteraad c.s. heeft op dit punt geen concrete stellingen betrokken die meebrengen dat de noodzaak daartoe bestaat. Partijen zijn het erover eens dat er weliswaar in Nederland destijds een Turkstalige editie van Sabah Europa in Nederland werd gedistribueerd waarvoor Sabah de verantwoordelijkheid droeg (pleitaantekeningen, 13), maar dat daarin de onderhavige artikelen niet verschenen zijn. Juist de website wordt kennelijk veel bekeken en de gewraakte artikelen stonden ook daar, zodat zoveel mogelijk hetzelfde publiek wordt bereikt.

Dat kennelijk een ander inmiddels rechthebbende is van de domeinnaam van die website doet er niet aan af dat Sabah Duitsland, naar vast staat, die site nog steeds gebruikt om haar krant uit te geven. Zij moet dus in staat worden geacht om ook deze rectificatie daarop te plaatsen.

De termijn zal daarbij ruimer genomen worden dan gevorderd, nu geen sprake meer is van haast. Voorts zal de tekst ook in het Nederlands gesteld dienen te zijn. Het gaat weliswaar om een Duitse website die wordt bezocht door personen die de Turkse taal machtig zijn uit allerlei landen, maar deze rectificatie ziet op een specifiek Nederlandse aangelegenheid. Wat de Turkse vertaling betreft dient Sabah Duitsland door een beëdigd vertaler een vertaling van de Nederlandse tekst te laten maken en deze te plaatsen.

4.21

Gelet op de omstandigheid dat Sabah Duitsland de beslissing in kort geding tot het plaatsen van een rectificatie naast zich neer heeft gelegd acht de rechtbank een eenmalige forse dwangsom als na te melden geëigend.

Het verbod om in de toekomst wederom uitlatingen te doen zal worden afgewezen. Gelet op de in een democratische samenleving belangrijke rol van de pers, de wenselijkheid van het voorkomen van een chilling effect, het sedert meer dan een jaar uitblijven van nieuwe, soortgelijke berichten van de zijde van Sabah Duitsland over [gedaagde sub 2] en de omstandigheid dat een significant deel van de eerdere uitlatingen hiervoor niet onrechtmatig is geoordeeld acht de rechtbank een dergelijk verbod niet toewijsbaar.

4.23

Nu partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld worden de proceskosten gecompenseerd aldus dat elke partij de eigen kosten draagt.

5 De beslissing

De rechtbank

In conventie

5.1

wijst de vorderingen af;

5.2

veroordeelt Sabah Duitsland in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de Gemeenteraad c.s. begroot op € 626,= aan verschotten en op € 904,= aan advocaatkosten;

5.3

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

In reconventie

5.4

veroordeelt Sabah Duitsland om binnen 4 (vier) weken na betekening van dit vonnis bovenaan de homepagina van de website www.sabah.de de volgende tekst in het Nederlands en in het Turks te (doen) plaatsen in een opvallende lettergrootte van tenminste 12 punten, zonder daaraan commentaar toe te voegen en deze tekst gedurende 7 (zeven) dagen te laten staan:

RECTIFICATIE: in maart 2017 hebben wij het Rotterdamse gemeenteraadslid [gedaagde sub 2] ten onrechte in verband gebracht met oplichting en het doorgeven van namen van Turkse Nederlanders aan de politie. Voor deze beschuldigingen bestond geen grond en die hadden wij niet mogen plaatsen.

De rechtbank Rotterdam heeft deze beschuldiging onrechtmatig geoordeeld en ons bevolen deze rectificatie te plaatsen.

5.5

veroordeelt Sabah Duitsland tot betaling van een eenmalige dwangsom van € 25.000,= (vijfentwintig duizend euro) indien zij de onder 5.4 opgenomen tekst niet overeenkomstig het in 5.4 bepaalde plaatst en handhaaft;

5.6

compenseert de proceskosten zo, dat elke partij de eigen kosten draagt;

5.7

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2019.1

1 106/1582

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.