beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap
HVO MEAT B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
verzoekster,
tevens verweerster,
gemachtigde: mr. J.C. Brökling,
tegen
[verweerder]
,
wonende te [plaatsnaam],
verweerder,
tevens verzoeker,
gemachtigde: P. Sium te Rijswijk.
Partijen worden hierna verder aangeduid als ‘HVO’ en ‘[verweerder]’.
1 Het verloop van de procedure
Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
-
het verzoekschrift met producties, ontvangen op 23 maart 2018;
-
het verweerschrift met producties, ontvangen op 26 april 2018;
-
de bij brief van 7 mei mei 2018 overgelegde productie aan de zijde van [verweerder];
-
de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen aan de zijde van HVO.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 mei 2018. Namens HVO is ter zitting verschenen de heer [J.] (directeur) bijgestaan door de gemachtigde. [verweerder] is in persoon ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Van hetgeen ter zitting is verhandeld heeft de griffier aantekening gehouden.
De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beschikking is nader bepaald op heden.
2 De feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
HVO is een groothandel in (niet levend) vlees, wild, gevogelte en vleeswaren.
2.2.
[verweerder], geboren op [geboortedatum] 1967, is sinds 1 oktober 1999 bij HVO in dienst, laatstelijk in de functie van vleesbewerker. [verweerder] heeft (officieel) een dienstverband van 14 uur per week en krijgt voor het overige een WIA-uitkering.
2.3.
Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen is de CAO voor de vleessector van toepassing.
2.4.
HVO heeft per aangetekende post op 12 september 2017 een brief naar [verweerder] verzonden met de volgende inhoud:
Geachte heer [verweerder],
Tijdens ons gesprek van 8 september 2017 hebben wij geconstateerd dat u zich in beschonken toestand op de werkvloer heeft begeven.
Door uw handelen leeft u de gedragscode van onze organisatie niet na en levert u een gevaar op voor uzelf en voor uw collega’s.
Wij hebben u met onmiddellijke ingang de toegang tot de werkvloer ontzegd voor de duur van één dag. De gemiste arbeidsuren van deze dage zullen worden ingehouden op uw vakantietegoed.
Wij gaan ervan uit dat u met dezer officiële waarschuwing de ernst van het gebeuren inziet en wij verzoeken u dringend de gedrags- en veiligheidsvoorschriften nauw na te leven. als u aan deze waarschuwing geen gevolg geeft, zijn wij genoodzaakt over te gaan tot zwaardere maatregelen.
Wij gaan er echter van uit dat u zult laten blijken dat dit niet nodig is.
(…)
Met vriendelijke groet,
HVO Meat B.V.
[J.], directeur
2.5.
HVO heeft per aangetekende post op 16 maart 2018 een brief naar [verweerder] verzonden met de volgende inhoud:
Geachte heer [verweerder],
Voor de goede orde bevestigen wij u hierbij dat u vandaag met onmiddellijke ingang op non actief ben gesteld.
Reden daarvoor is de volgende.
U bent er diverse malen op aangesproken dat u onder invloed van alcohol op uw werk komt. Mede omdat u gevaarlijk werk doet is dat onacceptabel voor de veiligheid van uw collega’s.
U hebt hiervoor zelfs op 12 september 2017 een schriftelijke waarschuwing ontvangen met de toevoeging dat als dit gedrag nog een keer wordt geconstateerd en dan zwaardere sancties volgen. Wij hebben u destijds aangegeven dat u zich onder behandeling moest stellen, wij hebben u zelfs aangeboden daarbij te helpen, hetgeen u hebt afgewimpeld met de opmerking dat u daar zelf mee bezig zou zijnen dat u het ook niet echt nodig vond.
Vandaag kwam u weer na gebruik van alcohol op uw werk. Wij hebben u van het werk gehaald en gevraagd of u bereid was om mee te werken aan een blaastest. Daarin hebt u toegestemd en het resultaat was dat u teveel alcohol had gedronken.
Voor ons is de hoeveelheid niet van belang, belangrijk is dat u wederom onder invloed op uw werk bent gekomen, terwijl u duidelijk bent gewaarschuwd dit niet meer te laten voorkomen. Dat betekent dat wij het niet langer mogelijk en verantwoord achten dat u bij ons blijft werken. We zullen de rechter gaan vragen de arbeidsovereenkomst met u te ontbinden wegens uw verwijtbaar handelen.
Tot de uitkomst van die procedure bent u niet meer welkom op het bedrijf en bent u op non actief gesteld. Wij achten het in belang van de veiligheid van u en onze andere medewerkers dat u niet meer op het werk komt.
(…)
Met vriendelijke groet,
HVO Meat B.V.
[J.], Directeur
2.6.
[verweerder] heeft zich op 13 april 2018 ziekgemeld bij HVO.
2.7.
De psychiater van Bavo Europoort, specialist in psychiatrie heeft naar aanleiding van een consult op 16 april 2018 [verweerder] doorverwezen naar Bouman GGZ middels een brief met - voorzover van belang - de volgende inhoud:
(…)
Dhr. Is op 16-04-2018 op intake geweest bij Bavo GGZ via doorverwijzing huisarts. Tijdens de intake blijkt dat dhr. zijn alcoholproblematiek op de voorgrond staat, daarom verwijzen we door naar Bouman GGZ.
(…)
Beschrijvende diagnose
50 jarige alleenstaande man, met in de voorgeschiedenis NAH (infarct hersenstam) 6 jaar geelden met concentratieproblemen, depressieve klachten waarvoor citalopram door HA en 3 jaar geleden poliklinische behandeling Bouman verslavingskliniek voor alcoholmisbruik. Vorige week is patiënt ontslagen waardoor er suicïdegedachten zijn ontstaan bij langer bestaande vitaal depressieve klachten, met slaapproblemen, verminderde eetlust en afvallen. Echtscheiding van vrouw een jaar geleden is een luxerende factor. Alcoholmisbruik is tevens toegenomen. Suïcidaliteit wordt laag ingeschat. Patiënt staat open voor hulp, ook voor de alcoholproblematiek.
Dhr. geeft aan verward te zijn in zijn hoofd, dit heeft hij eerder ervaren door alcoholproblematiek. Na behandeling alcoholproblematiek namen de klachten van verwardheid in sterke mate af. Dhr. geeft mede daarom aan gebaat te zijn bij behandeling van de verslaving. Dhr. geeft aan op dit moment 15/16 flesjes bier per dag te nuttigen, het aantal neemt toe naar mate problemen toenemen en/of stemming verslechterd.
Ons behandelbeleid is
Verwijzen naar Bouman GGZ –team vanwege langer bestaand en terugval in alcoholmisbruik. (…).
2.8.
[verweerder] is op 2 mei 2018 verschenen op het spreekuur van [K.] (werkend onder supervisie van de bedrijfsarts). Van dit bezoek is een verslag gemaakt met - voor zover van belang - de volgende inhoud:
(…)
Huidige stand van zaken
Verloop: uw medewerker is voorlopig niet belastbaar met zijn eigen werk of aangepast werk wegens beperkingen die voortkomen uit een medisch probleem.
Behandeling: hij is via zijn behandelaar doorverwezen naar een deskundige die hem heeft aangemeld voor een adequate behandeling.
Beperkingen
Beperkingen: aandacht- en concentratiebeperkingen, in algemene zin een beperkte energie.
Mogelijkheden: er zijn op dit moment niet of nauwelijks werkmogelijkheden.
Prognose: moeilijk in te schatten. Zijn behandeling moet nog van start gaan waardoor er nu geen uitspraak te doen is over wanneer hij weer voldoende hersteld is om het eigen werk volledig te hervatten.
Advies
Op dit moment kunt u geen werkafspraken met uw medewerker maken. Ik adviseer de heer [verweerder] over een aantal weken opnieuw uit te laten nodigen om de probleemanalyse te laten opstellen.
3. Het verzoek en de grondslag daarvan
3.1.
HVO heeft verzocht de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden per een zo vroeg mogelijke datum en daarbij voor recht te verklaren dat HVO aan [verweerder] geen transitievergoeding verschuldigd is, met veroordeling van [verweerder] in de kosten van het geding.
3.2.
HVO heeft aan haar verzoek naast de hiervoor genoemde vaststaande feiten het volgende - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - ten grondslag gelegd.
[verweerder] is in het verleden enkele malen onder invloed van alcohol op zijn werk verschenen wat heeft geresulteerd in een schriftelijke waarschuwing op 12 september 2017. [verweerder] is desondanks op 16 maart 2018 wederom onder invloed van alcohol op het werk verschenen, waarna hij op non actief is gesteld. Bij HVO wordt met messen en gevaarlijke machines gewerkt en het gebruik van alcohol daarbij is onacceptabel. [verweerder] handelt hiermee in strijd met de bedrijfsregels van HVO en vormt daardoor niet alleen een gevaar voor zichzelf maar ook voor zijn collega’s. Dit handelen van [verweerder] is verwijtbaar in die zin dat van HVO in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren en daarbij is het in strijd met hetgeen van een goed werknemer mag worden verlangd. Er is derhalve reden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 onder e BW (e-grond). Bovendien levert dit handelen (subsidiair) een volledig aan [verweerder] te verwijten omstandigheid op die leidt tot een duurzame verstoorde relatie die op grond van artikel 7:669 lid 3 onder g BW (g-grond) eveneens aan de ontbinding ten grondslag gelegd kan worden.
3.3.
Het handelen van [verweerder] is ook aan te merken als ernstig verwijtbaar zodat op grond van artikel 7:673 lid 7 BW door HVO geen transitievergoeding verschuldigd is.
3.4.
HVO heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat zij via het verweerschrift kennis heeft genomen van het feit dat [verweerder] in de periode van 9 december 2015 tot en met 7 juli 2016 onder behandeling is geweest voor een alcoholverslaving. Dit was tot dat moment onbekend bij HVO. Nu er bij [verweerder] kennelijk sprake is van een terugval in alcoholgebruik kan van HVO niet worden verlangd de arbeidsovereenkomst nog langer te laten voortduren.
4 Het verweer en het zelfstandig verzoek van [verweerder]
4.1.
Het verweer strekt primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair, in het geval van toewijzing van het ontbindingsverzoek, tot toekenning van een transitievergoeding van € 7.841 bruto en een billijke vergoeding van € 75.000 bruto aan [verweerder] ten laste van HVO, één en ander met vermeerdering met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van de opeisbaarheid van de genoemde vergoedingen en de veroordeling van HVO in de proceskosten. Voorts heeft Uerbefeldt verzocht om, in het geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de voor de werkgever geldende opzegtermijn zonder aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van dagtekening van de ontbindingsbeschikking.
4.2.
[verweerder] heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd. [verweerder] is langdurig verslaafd aan alcohol en dit betreft volgens hem een ziekte die hem ongeschikt maakt voor het verrichten van arbeid. Er is sprake van een opzegverbod tijdens ziekte. HVO heeft nagelaten om vanuit oogpunt van goed werkgeverschap steun en begeleiding te bieden aan [verweerder] bij zijn alcoholverslaving en zij heeft er voor gekozen om escalatie van het alcoholgebruik af te wachten om vervolgens een blaastest af te dwingen bij [verweerder]. HVO heeft hiermee misbruik gemaakt van de beperkingen van [verweerder] en ernstig verwijtbaar gehandeld tegenover hem.
4.3.
[verweerder] heeft niet ernstig verwijtbaar gehandeld en heeft op grond van artikel 7:673 lid 1 BW recht op een transitievergoeding van € 7.841,00 indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden.
4.4.
Gelet op het eerder genoemde ernstig verwijtbaar handelen van HVO maakt [verweerder] ook aanspraak op een billijke vergoeding van € 75.000,00. De hoogte hiervan ziet op het salaris dat [verweerder] over de gehele periode, ook van de WIA-wachttijd zou verdienen. Tevens is hierin verdisconteerd dat de kans dat [verweerder], gezien zijn medische beperkingen, waaronder zijn hersenletsel, en leeftijd nog ander (vergelijkbaar) werk zal vinden minimaal is.
5 De beoordeling
5.1.
Gelet op het verweer van [verweerder] dient allereerst beoordeeld te worden of het opzegverbod van artikel 7:670 lid 1 BW geldt. In dit artikel is onder meer bepaald dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet kan opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot verrichten van zijn arbeid wegens ziekte.
5.2.
[verweerder] heeft onweersproken gesteld dat hij kampt met een alcoholverslaving.
Tussen partijen is niet in geschil dat volgens vaste rechtspraak een alcoholverslaving als ziekte kan worden aangemerkt.
5.3.
Vaststaat dat [verweerder] zich niet eerder dan op 13 april 2018 heeft ziekgemeld, derhalve nadat het verzoekschrift tot ontbinding bij de kantonrechter is ingediend. Hoewel er dan strikt genomen geen sprake is van een opzegverbod in de zin van artikel 7:671b lid 7 BW, zou dat in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de kantonrechter een onredelijke uitkomst zijn. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.4.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen partijen over en weer hebben gesteld, staat voorts vast dat [verweerder] eerder met succes met behulp van zijn vrouw is behandeld voor alcoholverslaving. Hij is in april 2017 teruggevallen in alcoholmisbruik nadat zijn vrouw heeft aangekondigd van hem te willen scheiden. De alcoholverslaving heeft zich toen weer ten volle geopenbaard, aldus [verweerder]. Ook uit het verslag van de psychiater (zie hiervoor onder 2.7) volgt dat het vertrek van de echtgenote ontwrichtend heeft gewerkt en dat er sprake is van forse alcoholproblematiek met een (minimale) inname van 15/16 flesjes bier per dag (!). De inhoud van dit rapport sluit aan bij hetgeen zich in de door HVO geschetste omgang tussen HVO en [verweerder] heeft geopenbaard vanaf april 2017, namelijk dat [verweerder] vanaf toen steeds vaker naar alcohol rook en dat hij daar ook steeds vaker op werd aangesproken door medewerkers binnen HVO. Bij de mondelinge behandeling heeft daarnaast de directeur van HVO meegedeeld dat ook hij zich heeft afgevraagd wat te doen met het vermoeden van alcoholmisbruik, maar dat hij hier verder geen concrete actie in heeft ondernomen, anders dan het te sanctioneren met een schriftelijke waarschuwing en [verweerder] uiteindelijk op non actief stellen.
5.5.
Op grond van het bovenstaande is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan dat er al langere tijd, in ieder geval vanaf april 2017, sprake is van een alcoholverslaving bij [verweerder] die zich laat kwalificeren als ziekte. Deze vaststelling rechtvaardigt de conclusie dat er de facto ten tijde van het indienen van het verzoekschrift sprake was van ziekte zodat reflexwerking van het opzegverbod naar het oordeel van de kantonrechter op de plaats is.
5.6.
Dit geldt temeer nu het verzoek direct verband houdt met de (gevolgen van de) verslavingsproblematiek. In dit kader wordt nog geoordeeld dat hoewel HVO terecht van oordeel is dat de werksituatie maakt dat het door [verweerder] getoonde gedrag niet valt te tolereren, het op de weg van HVO had gelegen om [verweerder], die meer dan 18 jaar in dienst is, te ondersteunen en hem hulp te bieden in plaats van het aan te zien, zoals kennelijk is gebeurd, en hem te sanctioneren. HVO wist van zijn privé situatie en had kunnen zien dat [verweerder] de situatie niet in de hand had. Bovendien heeft [verweerder] te kampen met een verstandelijke beperking, hetgeen ook bij HVO bekend is.
5.7.
Het bovenstaande leidt ertoe dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst dan ook wordt afgewezen. Gelet hierop wordt aan hetgeen partijen overigens nog naar voren hebben gebracht niet toegekomen.
5.8.
De kantonrechter ziet in de onderliggende situatie aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
6 De beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek tot ontbinding af;
compenseert de proceskosten.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.M.J. Smits en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
32107
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: