4 Aanleiding onderzoek
Op 30 juli 2015 is door het openbaar ministerie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: AIVD) een ambtsbericht ontvangen waarvan de inhoud als volgt luidde:
“In het kader van zijn wettelijke taakuitvoering beschikt de AIVD over de volgende betrouwbare informatie met betrekking tot: [verdachte] (geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Irak), (…)
Aangaande [verdachte] is eerder - op 26-10-2012 en op 25-03-2015 - een ambtsbericht uitgebracht (kenmerk 4890422/01) ter zake zijn voornemen om uit te reizen naar Syrië om deel te nemen aan de gewelddadige jihad.
Betrokkene hangt (nog steeds) een jihadistische ideologie aan en heeft (nog immer) de wens om uit te reizen naar ISIS gecontroleerd gebied om daar deel te nemen aan de gewapende jihadistische strijd. Tevens tracht hij anderen hierbij te faciliteren en/of radicaliseren.
De AIVD beschikt over informatie dat betrokkene op korte termijn met een vals reisdocument opnieuw wil uitreizen. [verdachte] heeft aangegeven als martelaar te willen sterven.
Indien zijn aanstaande uitreispoging niet slaagt, wil [verdachte] 'iets doen in Nederland'. Tevens zou hij een wapenhandelaar hebben gevonden (…).”.
Dit ambtsbericht van de AIVD, gecombineerd met de vaststelling dat de verdachte reeds eerder schuldig is bevonden aan een terroristisch misdrijf, leidde tot een uitgebreid en diepgaand onderzoek waarbij vergaande opsporingsmiddelen werden ingezet.
Op 17 augustus 2015 werd door het openbaar ministerie wederom een ambtsbericht van de AIVD ontvangen. De inhoud van dit ambtsbericht luidde:
“In het kader van zijn wettelijke taakuitvoering beschikt de AIVD, in aanvulling op het uitgebrachte ambtsbericht op 30 juli 2015 (ref 86364a15), over de volgende betrouwbare informatie.
[verdachte] (geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Irak) zou via [betrokkene] (geboren op [geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats] ) over het nummer kunnen (gaan) beschikken van een persoon die hem aan een automatisch vuurwapen kan helpen. Betrokkene zou hierover met [betrokkene] hebben gesproken. Betrokkene vindt een dergelijk wapen geschikt voor het uitvoeren van een 'Lone wolf' actie, door hemzelf en/of anderen.”
Na ontvangst van dit bericht zijn nog verdergaande opsporingsmiddelen ingezet. Zo werd een fysieke politiële stelselmatige informatie-inwinner in de directe omgeving van de verdachte gebracht en werd hij (uiteindelijk) geleid naar een woning die voorzien was van afluisterapparatuur.
De verdachte is uiteindelijk op 9 oktober 2015 aangehouden, omdat hij mogelijk (opnieuw) met behulp van een (ver)vals(t) paspoort zou uitreizen naar het strijdgebied in Syrië of Irak.
9 Voorbereiding en/of bevordering van terroristische misdrijven
Juridisch kader
De tekst van artikel 96 Sr luidt als volgt:
1. De samenspanning tot een der in de artikelen 92-95a omschreven misdrijven wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. Dezelfde straf is toepasselijk op hem die, met het oogmerk om een der in de artikelen 92-95a omschreven misdrijven voor te bereiden of te bevorderen:
1°. een ander tracht te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen;
2°. gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich of anderen tracht te verschaffen.
3°. voorwerpen voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf;
4°. plannen voor de uitvoering van het misdrijf, welke bestemd zijn om aan anderen te worden medegedeeld, in gereedheid brengt of onder zich heeft;
5°. enige maatregel van regeringswege genomen om de uitvoering van het misdrijf te voorkomen of te onderdrukken, tracht te beletten, te belemmeren of te verijdelen.
Met de inwerkingtreding van de Wet Terroristische Misdrijven op 10 augustus 2004, is het bereik van artikel 96 lid 2 Sr sterk uitgebreid. Het is van toepassing op in ieder geval alle terroristische misdrijven waarop een levenslange gevangenisstraf is gesteld zoals moord, doodslag en ook opzettelijke brandstichting indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
De persoon die met het oogmerk om - voor zover hier van belang gelet op de aan de verdachte verweten gedragingen - de in artikel 176b lid 1 (waaronder artikel 157 jo. artikel 176a lid 1 Sr), artikel 288a en artikel 289 Sr (begaan met een terroristisch oogmerk zoals bepaald in artikel 289a lid 1 Sr) genoemde misdrijven voor te bereiden of te bevorderen:
2°. gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich of anderen tracht te verschaffen;
3°. voorwerpen voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf;
4°. plannen voor de uitvoering van het misdrijf, welke bestemd zijn om aan anderen te worden medegedeeld, in gereedheid brengt of onder zich heeft;
is ingevolge het bepaalde in artikel 96 lid 2 Sr jo. artikel 176b lid 2 respectievelijk artikel 289a lid 2 Sr strafbaar.
Met de invoering van voorbereidings- en bevorderingshandelingen in artikel 96 lid 2 Sr is door de wetgever destijds een belangrijke stap gezet en is het oorspronkelijke Wetboek van Strafrecht principieel ingrijpend veranderd.
Anders dan de gerechtshoven Arnhem-Leeuwarden1 en Den Haag2, gaat de rechtbank ten aanzien van artikel 96 lid 2 Sr niet uit van de wetsgeschiedenis zoals die is geschreven voor de inhoud van de artikelen 92 tot en met 95a Sr waarop artikel 96 lid 1 Sr betrekking heeft. Immers, de artikelen 176b en 289a Sr verwijzen voor de definiëring van de handelingen zelf uitsluitend naar artikel 96 lid 2 Sr. De materiële normen van artikel 96 lid 1 Sr (ter zake samenspanning) en de eisen die daaraan worden gesteld doen in de onderhavige zaak naar het oordeel van de rechtbank derhalve niet ter zake, nu die (samenspannings)handelingen zien op misdrijven tegen de staat c.q. het staatshoofd (het voorbereiden van revolutie, Handelingen Tweede Kamer 1919-1920, 15 juni 1920, 428, pagina 2713) waaraan door de wetgever andere eisen worden gesteld dan aan de voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen van overige (ook terroristische) misdrijven. Gelet daarop dient voor de concreetheid van de voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen waarover discussie bestaat, eerder aanknoping te worden gezocht bij recentere wetgeving zoals artikel 46 Sr. Ook de wetgever gaat daarvan uit blijkens de totstandkoming van de Wet Terroristische Misdrijven, te weten de Nota naar aanleiding van het nader verslag, waarin wordt vermeld: “De eisen, te stellen aan de concreetheid van het voorgenomen misdrijf, zijn daarbij vergelijkbaar met de eisen, te stellen aan de concreetheid van het misdrijf in de context van de strafbare voorbereidingshandelingen (artikel 46 Sr).”3.
Maar ook artikel 10a van de Opiumwet en de uitleg daarvan speelt een rol nu de wetgever bij de totstandkoming van voormelde wet in genoemde Nota op pagina 21/22 heeft aangegeven dat de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen (i.c. artikel 96 lid 2 Sr) en samenspanning (artikel 96 lid 1 Sr) elkaar aanvullen. Daarvoor wordt teruggegrepen op de wetsgeschiedenis van artikel 10a van de Opiumwet die wordt geciteerd op pagina 21 van genoemde Nota. Ter onderbouwing van het invoeren van voorbereidingshandelingen werd onder meer betoogd dat voor samenspanning geldt: “dat in zo’n geval bewezen zou moeten worden dat de verdachten waren overeengekomen juist dat bepaalde aangewezen delict te plegen (…).” Verder zou wat de verdachten precies zijn overeengekomen veelal moeilijker te bewijzen zijn dan bepaalde daadwerkelijke handelingen ter voorbereiding en kan/kon samenspanning slechts worden bewezen bij twee of meer verdachten.
Aldus is van belang dat de Hoge Raad in zijn arrest van 13 maart 2001, NJ 2001, 338, r.o. 4.6., heeft geoordeeld dat voor de verwezenlijking van voorbereidingshandelingen in de Opiumwet niet is vereist dat van de handelingen reeds bekend is ter voorbereiding of bevordering van welk concreet misdrijf (als bedoeld in lid 4 of 5 van artikel 10) deze dienen. Indien de voorbereidings- of bevorderingshandelingen wèl gericht zijn op een misdrijf dat in de voorstelling van de verdachte concrete vormen heeft aangenomen, ontneemt het enkele feit dat de voorbereidingshandelingen niet meer kunnen dienen om het begaan van juist dat concrete misdrijf voor te bereiden of te bevorderen omdat inmiddels ingetreden omstandigheden aan de verwezenlijking van dat misdrijf in de weg staan, aan die handelingen niet hun zelfstandig strafbare karakter. Dat geldt ook als met die voorbereidings- of bevorderingshandelingen een begin is gemaakt nadat die verhinderende omstandigheid zich heeft voorgedaan, zoals bijvoorbeeld door de inbeslagneming van de in dit artikel bedoelde Opiumwetdelicten.
De (nog) recentere wetgeving en jurisprudentie ten aanzien van artikel 46 Sr geeft geen wezenlijk ander beeld dan het vorenstaande, zodat voormelde gerechtshoven naar het oordeel van de rechtbank te strenge, en onjuiste, eisen stellen aan het concreetheidsvereiste van voorbereidings- of bevorderingshandelingen in zaken zoals de onderhavige, namelijk die ter zake samenspanning.
Het verweer van de verdediging op dit punt, inhoudende dat het dossier onvoldoende concreet is, zulks in navolging van de opvatting van de beide gerechtshoven, wordt derhalve verworpen. De rechtbank overweegt hierbij - ten overvloede - dat de door de verdediging verlangde concreetheid in deze zaak overigens blijkt uit de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen 1, 13, 17, 18 en 21 alsmede uit hetgeen hierna (‘Beoordeling van het tenlastegelegde’) wordt overwogen.
Gelet op de tekst van artikel 96 lid 2 Sr is vereist dat de verdachte de gedragingen heeft verricht met het oogmerk het betreffende terroristische misdrijf voor te bereiden of te bevorderen. Anders dan bij de strafbare voorbereiding van artikel 46 Sr volstaat voorwaardelijk opzet op de voorbereiding of bevordering van een terroristisch misdrijf niet.
Voornoemde gedragingen zijn strafbaar ongeacht of de voorbereidende of bevorderende gedragingen resulteren in het plegen van het beoogde misdrijf.
Beoordeling van het tenlastegelegde
De verdachte is in het kader van de strafbaarstelling van artikel 96 lid 2 Sr ten laste gelegd een aantal gedragingen die strekken tot het opzettelijk met het oogmerk voorbereiden en/of bevorderen van het plegen van de in de artikelen 157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en of 288a omschreven misdrijven.
Die gedragingen ter voorbereiding en/of ter bevordering zijn feitelijk omschreven onder E. tot en met I. en worden ingekleurd door de handelingen als omschreven onder A. tot en met D., welke zien op het (terroristisch) oogmerk van de verdachte.
Uit de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen komt genoegzaam naar voren dat bij de verdachte niet alleen de vurige wens leefde om naar het strijdgebied in Syrië of Irak uit te reizen om zich aldaar bij de terroristische organisatie IS aan te sluiten en te gaan deelnemen aan de gewapende Jihadstrijd, maar dat hij tevens het voornemen had om binnen twee weken door middel van een (ver)vals(t) Nederlands paspoort daadwerkelijk uit te reizen om vervolgens in Syrië of Irak voornoemde terroristische misdrijven te plegen. Daartoe is met name illustratief dat blijkens een opgevangen OVC-gesprek op 19 september 2015 door de verdachte is gezegd: “(…) ik wil vechten, ik wil moorden, ik wil zijn.”.
Het is algemeen bekend dat de jihadistische strijdgroepen in Syrië en Irak om hun doel te bereiken dagelijks dood en verderf zaaien onder ieder die hun extreem fundamentalistische geloof niet deelt. Het geweld dat deze groepen gebruiken, heeft mede de uitdrukkelijke bedoeling grote delen van de bevolking ernstige vrees aan te jagen. Voor de verdachte, die een grote belangstelling had voor de ontwikkelingen in Syrië en Irak en op de hoogte was van de daar actieve jihadistische terroristische organisaties, moet dit alles volstrekt duidelijk zijn geweest voordat hij naar Syrië of Irak wilde uitreizen om zich daar bij IS aan te sluiten teneinde zijn bijdrage te leveren aan de gewelddadige jihad. Deelname aan de gewelddadige jihad betekent in de praktijk deelname aan gevechtshandelingen, het doden van mensen, brandstichten en het teweegbrengen van ontploffingen (eveneens) met het doel tegenstanders te doden en (het risico) burgers te doden. Het deelnemen aan de gewapende Jihadstrijd kan naar het oordeel van de rechtbank derhalve worden gekwalificeerd als brandstichting, teweegbrengen van ontploffingen, moord en doodslag met een terroristisch oogmerk.
De onder A. tot en met I. opgenomen handelingen leiden - in onderling verband en samenhang bezien - tot de conclusie dat de verdachte het oogmerk had de ten laste gelegde delicten brandstichting en/of ontploffingen teweegbrengen en/of moord en/of doodslag voor te bereiden. Hoewel bijvoorbeeld de zoekslagen op internet en de vurige wens zich aan te sluiten bij de gewapende Jihad, op zichzelf geen strafbare voorbereiding opleveren, kan uit de combinatie van alle handelingen en het gedachtegoed van de verdachte tezamen het oogmerk van de verdachte op het voorbereiden van voormelde (terroristische) misdrijven worden afgeleid. De rechtbank volgt in dit verband het arrest van het gerechtshof Den Haag van 27 januari 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:83, te kennen uit Hoge Raad 31 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:1011.
Gelet op voormelde jurisprudentie wordt het verweer van de verdediging, inhoudende dat de verdachte van de feitelijke gedragingen onder A., B., C., D. en I. dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat deze gedragingen op zich niet strafbaar zijn, verworpen.
De rechtbank komt gelet op het vorenstaande tot de conclusie dat de verdachte zich gelegenheid, middelen en inlichtingen heeft trachten te verschaffen tot het plegen van brandstichting en/of teweegbrengen van ontploffingen en/of moord en/of doodslag met een terroristisch oogmerk, in alle betekenissen die in artikel 83a Sr zijn omschreven.
Uit het dossier blijkt onvoldoende dat de verdachte dit tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft gedaan. De verdachte zal in zoverre dan ook worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde medeplegen.
10 Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud opgenomen van de wettige bewijsmiddelen die zien op de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt. Op grond daarvan en op grond van bovenstaande bewijsoverwegingen, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op tijdstip(pen) in de periode van 30 juli 2015 tot en met 09 oktober 2015, te Maastricht, in elk geval in Nederland, opzettelijk met het oogmerk om ter voorbereiding van de te plegen misdrij (ven) omschreven in artikel 157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten,
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands
dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
- gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan
zich en een ander heeft trachten te verschaffen immers heeft verdachte (telkens) ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd, in welke strijd brandstichtingen, het teweeg brengen van
ontploffingen, moorden en doodslagen worden gepleegd met een terroristisch
oogmerk,
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd
met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie
Islamic State (IS) dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), eigen gemaakt en
B. (documenten of afbeeldingen op) gegevens/informatiedragers voorhanden gehad met daarop informatie betreffende het Jihadistisch gedachtegoed en
C. website(s) bezocht waarop informatie over de (gewapende) Jihad en/of martelaarschap en/of de gewapende strijd en/of oorlogsmaterialen wordt gedeeld en zoekvragen gesteld en
D. zich geuit over zijn wens zich te begeven (via Turkije) naar Syrië of Irak en zich aan te sluiten bij de gewapende strijd en/of gewapende Jihad (door onder meer te spreken over het willen vechten en moorden) en
E. een of meer chatsessies gehad en plannen gemaakt met derde(n) met betrekking tot het financieren en/of plannen van (een datum van vertrek van) voornoemde reis naar het strijdgebied en
F. informatie ingewonnen en verkregen voor het (heimelijk) aanvragen en verkrijgen van een (Nederlands) (vervalst) paspoort en
G. geldbedrag(en) ingezameld en overgemaakt en voorhanden heeft gehad ten behoeve van de reis en (valselijk) te verkrijgen reisdocument (Nederlands paspoort) naar het strijdgebied in Syrië of Irak en
H. een of meer person (en) trachten te bewegen om een (Nederlands) paspoort voor hem, verdachte, te regelen en die person(en) ten behoeve van het verkrijgen van voornoemd paspoort, geld in het vooruitzicht heeft gesteld en geld en (pas)foto’s heeft overgedragen en instructies heeft gegeven met betrekking tot het voorzien van voornoemd paspoort van (valse) gegevens en
I. een perso(o)n trachten te bewegen om (te trouwen en vervolgens als partner) mee te gaan naar voornoemd strijdgebied.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
13 Motivering straf en maatregel
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft geprobeerd uit te reizen naar Syrië of Irak teneinde zich bij de terroristische organisatie IS aan te sluiten en te gaan deelnemen aan de gewapende Jihadstrijd. Hoewel de verdachte niet daadwerkelijk heeft deelgenomen aan de gewapende strijd in Syrië of Irak en dus (nog) geen geweld tegen mensenlevens of dreiging daarmee heeft gepleegd ligt het verwijtbare en strafwaardige van verdachtes handelen in het feit dat hij aldus een bijdrage heeft beoogd te leveren aan die strijd en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen gericht op het plegen van brandstichting, teweegbrengen van ontploffingen, moord en doodslag met een terroristisch oogmerk.
Strijdgroepen als IS hebben tot doel het vestigen van een islamitische staat, waarin de rechten van andersdenkenden op zeer gewelddadige wijze worden geschonden. Door deze strijdgroepen worden op grote schaal ernstige mensenrechtenschendingen begaan zoals standrechtelijke executies, moord, marteling en verminking van krijgsgevangenen en burgers. Veel van die misdrijven worden bovendien gepleegd met het uitdrukkelijke doel de bevolking in deze gebieden vrees aan te jagen en zijn daarmee ontegenzeggelijk terroristische misdrijven. Terrorisme wordt internationaal gezien als één van de ernstigste misdrijven.
De verdachte is hieraan geheel voorbij gegaan en heeft totaal geen oog gehad voor het onbeschrijfelijke leed dat velen in het strijdgebied treft. Integendeel, de verdachte heeft gruwelijke filmpjes actief met anderen gedeeld, vaak begeleid van jubelende teksten en hoe jammer hij het vindt dat hij die gruwelijkheden op dat moment niet zelf kon uitvoeren.
De strafoplegging dient ertoe de verdachte ervan bewust te maken dat zijn handelen strafbaar en strafwaardig is, zeker nu niet valt uit te sluiten dat hij opnieuw naar Syrië of Irak zal willen uitreizen. Van de strafoplegging dient in deze zaak echter ook een niet mis te verstaan signaal van afschrikking uit te gaan aan anderen die voornemens zijn dit te doen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 december 2015(vul de feitaanduidingen in), waaruit blijkt dat de verdachte zich in oktober 2012 eerder schuldig heeft gemaakt aan een terroristisch misdrijf.
Rapportages en verklaringen van de deskundigen op de terechtzitting van 4 augustus 2016
Psychiater A.E. Grochowska, GZ-psycholoog R. Haveman en forensisch milieuonderzoeker M. van Reijsen, hebben een zogenoemde triple rapportage over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 april 2016. Dit rapport houdt - kort samengevat - het volgende in.
Op basis van de beschikbare informatie over zijn levensloop kan bij de verdachte worden gesproken van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Deze gebrekkige ontwikkeling bereikt echter niet het niveau van een persoonlijkheidsstoornis.
In het huidige onderzoek worden ernstige psychiatrische ziektebeelden uitgesloten.
Op grond van de huidige IQ afname en de daaruit vloeiende klinische indruk moet de verdachte worden gezien als een laag begaafde man die intellectueel gezien aan de grens van zwakbegaafdheid functioneert. De intellectuele beperkingen zijn echter niet van dien aard dat ze grote gevolgen hebben voor het dagelijkse functioneren. Het is pas wanneer situaties ingewikkeld worden dat de verdachte problemen kan ervaren om ze te overzien.
Ook identificeert de verdachte zich sterk met mensen (zoals burgers in Syrië) die slachtoffer zijn van onrecht en vervolging. De verdachte heeft in het verleden tweemaal zijn bereidheid geuit om voor een hoger doel (als martelaar) te sterven. Hoewel de verdachte behoefte heeft om bij een groep te horen en gevoelig is voor beïnvloeding door anderen, lijkt hij soms verder te gaan dan anderen (incidenten op de TA). De verdachte is vanaf zijn zestiende jaar (waarschijnlijk als enige in zijn familie) geradicaliseerd. Op basis van het klinische oordeel is te verwachten dat na de vrijlating de verdachte opnieuw in een spanningsvolle situatie terechtkomt waarin de sociale vervreemding zou kunnen toenemen en de verdachte vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek meer geneigd zou kunnen zijn om zich open te stellen voor radicaliserende invloeden en impulsief te reageren.
Geadviseerd wordt om de verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor de hem ten laste gelegde voorbereidingshandelingen, indien bewezen, en hem, in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel behandeling bij een forensisch FACT-team onder toezicht van Reclassering Nederland in zijn regio, op te leggen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Reclassering Nederland (hierna: reclassering) heeft eveneens een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 mei 2016, alsmede een aanvullend rapport, waarin de eerder geadviseerde bijzondere voorwaarden worden geconcretiseerd en aangevuld, gedateerd 29 juli 2016.
Het rapport van 30 mei 2016 houdt - kort samengevat - het volgende in.
Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als hoog. De verdachte vindt het in sommige gevallen gelegitimeerd om geweld te gebruiken. Hij heeft status verworven door zich op te stellen (op sociale media) als strijder. Hij was bereid te handelen naar het beeld dat hij neerzette. Ook heeft de verdachte contact gehad met mensen die bij justitie bekend zijn voor (mogelijke) betrokkenheid bij terroristische activiteiten. De verdachte heeft geuit dat hij bereid is te sterven voor het martelaarschap en hij heeft sterk de behoefte bij een groep te horen en erkenning te krijgen. De verdachte is wisselend in zijn betogen. Dit maakt hem onbetrouwbaar in de gesprekken. De reclassering is van oordeel dat ‘gelet op het hoge gevaarsrisico’ zeer strenge voorwaarden noodzakelijk zijn, maar ingeschat wordt dat er een hoog risico is op het onttrekken aan de voorwaarden. De verdachte is in het verleden medicatie- behandelontrouw geweest. Ook door de reclassering wordt geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een aantal bijzondere voorwaarden als een opname in een instelling voor begeleid wonen, contactverboden, elektronisch toezicht en medewerking aan een ambulante behandeling.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op voormelde rapporten van de reclassering.
De deskundigen hebben ter terechtzitting van 4 augustus 2016 hun rapporten toegelicht.
Nu de conclusies van de psychiater en de GZ-psycholoog worden gedragen door hun bevindingen, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in verband waarmee hij in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een langere duur dan het voorarrest achterwege te laten. Hiervoor bestaat, gelet op de bijzondere ernst van het bewezenverklaarde strafbare feit en de omstandigheid dat sprake is van recidive, geen enkele aanleiding.
De verdediging heeft aangevoerd dat de eerdere veroordeling in 2013, in verband met de psychische toestand van de verdachte, in een ontslag van alle rechtsvervolging is geresulteerd. Dit neemt naar het oordeel van de rechtbank niet weg dat de verdachte de (in 2013) bewezenverklaarde gedragingen, die los staan van de vraag naar de toerekenbaarheid van de verdachte, heeft begaan.
Voorts heeft de rechtbank onder paragraaf 7. ‘Ontvankelijkheid openbaar ministerie / bewijsuitsluiting’ reeds overwogen, dat de inzet van de ingrijpende opsporingsmiddelen voldoen aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit, omdat hetzelfde resultaat (op korte termijn) niet op andere of minder ingrijpende wijze had kunnen worden bereikt. Dit betekent dat de inzet van de in de persoonlijke levenssfeer ingrijpende opsporingsmiddelen, niet in strafmatigende zin wordt meegewogen.
TBS maatregel met voorwaarden
De verdediging heeft zich tegen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden uitdrukkelijk verzet, omdat daartoe, gelet op hetgeen door de deskundigen ter terechtzitting van 4 augustus 2016 naar voren is gebracht, geen enkele aanleiding bestaat.
De rechtbank stelt vast dat aan de voorwaarden voor het opleggen van de maatregel van TBS met voorwaarden is voldaan. Ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde bestond er immers een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Bovendien betreft het bewezenverklaarde een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, terwijl het opleggen van de maatregel wordt geëist door de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen.
Voorts betreft het, gelet op de bewezenverklaring, een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn ernst, aard en kwalificatie van het bewezen verklaarde feit en het gevaar voor herhaling redengevend.
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat in het geval van de verdachte een behandeltraject als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel onvoldoende waarborgen biedt. Immers, uit het rapport van de reclassering blijkt dat een hoog risico bestaat op het onttrekken aan de voorwaarden en een hoog risico op recidive. Om die reden is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat teneinde het gevaar voor herhaling zoveel als mogelijk te beteugelen, vanuit beheersmatig perspectief het opleggen van de maatregel van TBS met voorwaarden is geïndiceerd. Het opleggen van deze maatregel is, ondanks dat de triple rapportage niet strekt tot oplegging van de TBS-maatregel, vanuit gedragsdeskundig perspectief mogelijk, nu sprake is van een causaal verband tussen de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bij de verdachte en het gevaar voor herhaling. Daarbij komt het de rechtbank aannemelijk voor dat de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bij de verdachte enerzijds en zijn radicalisering anderzijds, communicerende vaten zijn. Met andere woorden, behandeling van de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, maakt dat de radicalisering - en daarmee het gevaar voor herhaling - kan worden beteugeld.
Voorts betekent de maatregel van TBS met voorwaarden voor de verdachte een zwaardere stok achter de deur om de voorwaarden na te leven, omdat als de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt, de officier van justitie hem onmiddellijk kan aanhouden en een vordering tot dwangverpleging kan indienen.
Nu de verdachte echter geen overwegende bezwaren heeft geuit tegen de materiële, gelijkluidende voorwaarden zoals deze door de reclassering in het kader van een mogelijk reclasseringstoezicht zijn geformuleerd, gaat de rechtbank er van uit dat hiermede aan het toestemmingsvereiste van artikel 38 lid 6 Sr is voldaan.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Naar het oordeel van de rechtbank dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daarbij betrekt de rechtbank de eerder genoemde rapporten van de deskundigen en de reclassering alsmede dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte onomwonden afstand heeft gedaan van het willen ondersteunen van de gewelddadige jihadistische strijd. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat het bewezenverklaarde strafbare feit in de kern een feit betreft dat bij uitstek gericht is tegen - of gevaar veroorzaakt voor - de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Al deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien rechtvaardigen dat de TBS maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
Tegen de achtergrond van de hiervoor vermelde bijzondere omstandigheden, vraagt de ernst van het bewezen verklaarde om oplegging van een gevangenisstraf van hierna te melden duur waarbij de rechtbank boven de eis van de officier van justitie uitgaat, omdat de rechtbank - nog meer dan de officier van justitie - heeft laten meewegen dat de verdachte zich in oktober 2012 eveneens schuldig heeft gemaakt aan een terroristisch misdrijf en dat de verdachte er ter terechtzitting geen blijk van heeft gegeven inmiddels het verwerpelijke van zijn (voorbereidings)handelingen in te zien.
Tevens wordt - zoals hiervoor reeds is overwogen - het opleggen van de TBS maatregel met de hierna te noemen voorwaarden, die dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, passend en geboden geacht.
17 Beslissing
De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
-
de ter beschikking gestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
-
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland (hierna ook: reclassering), Heerderweg 25 te Maastricht, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
-
de veroordeelde zal zich huisvesten op het adres [huisvestingsadres] (huisnummer wordt nader bepaald door het Leger des Heils) dan wel een ander door de reclassering aan te wijzen en vast te stellen adres. De veroordeelde mag zich nergens anders huisvesten zonder nadrukkelijke toestemming van Reclassering Nederland;
-
de veroordeelde zal meewerken aan de voorwaarden die de gemeente Maastricht verbindt aan de huisvesting en het zorgaanbod, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
-
de veroordeelde zal meewerken aan het traject van het Leger des Heils, gericht op maatschappelijke opvang en resocialisatie. Mocht het traject door het Leger des Heils worden gestopt, dan moet de veroordeelde meewerken aan een door de reclassering aan te wijzen vervangend traject, gericht op maatschappelijke opvang en resocialisatie, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
-
de veroordeelde zal zich voor zijn problematiek onder ambulante behandeling stellen bij de Mondriaan zorggroep, of een andere soortgelijke instelling en zal zich houden aan de leefregels van de instelling waar hij verblijft en zich houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
-
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met personen die op de Sanctielijst Terrorisme staan en evenmin met onderstaande personen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
8. de veroordeelde zal zich niet bevinden op de volgende internationale luchthavens: Schiphol, The Hague Airport, Eelde, Eindhoven en Maastricht, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
9. de veroordeelde mag zich niet bevinden in een straal van 2 kilometer rondom de grenzen met België en Duitsland, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
10. de veroordeelde zal zich bevinden binnen Nederland, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
11. de veroordeelde zal ter controle van de onder 8, 9 en 10 genoemde voorwaarden gebruik maken van het door Reclassering Nederland aangewezen technische hulpmiddel ter ondersteuning van het elektronisch toezicht, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
beslist ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf: een geldbedrag ad € 150,- en een Samsung telefoon;
- gelast de teruggave aan de verdachte van: een geldbedrag ad € 1.600,-, een Koran, een jurkje en een heuptas van het merk Nickelson;
- de rechtbank neemt geen beslissing ten aanzien van de inhoud van bedoelde heuptas, nu de rechtbank niet bekend is met de inhoud daarvan.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. M.M. Koevoets en D.L. Spierings, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 juli 2015 tot
en met 09 oktober 2015, te Maastricht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het
(meermalen) te plegen misdrij(f) (ven) omschreven in artikel 157 en/of 176a
en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten,
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands
dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen
plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe
gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan
zich en/ of anderen heeft verschaft en/of heeft tracht en te verschaffen en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd zijn tot
het plegen van het misdrijf en/of
- plannen voor de uitvoering van het misdrijf, welke bestemd zijn om aan
anderen te worden medegedeeld, in gereedheid heeft gebracht of onder zich
heeft gehad,
immers heeft/ hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging
met elkaar, althans alleen, (telkens) ten behoeve van de gewapende
Jihadstrijd, in welke strijd brandstichtingen, het teweeg brengen van
ontploffingen, moorden en doodslagen worden gepleegd met een terroristisch
oogmerk,
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd
met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie
Jabhat al Nusra en/of Islamic State (IS) dan wel Islamic State of Iraq and
Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), althans aan IS
en/of aan Al Qaida gelieerde organisaties, althans (een) organisatie die de
gewapende Jihadstrijd voorstaat, eigen gemaakt en/of
B. een of meerdere (documenten of afbeeldingen op) gegevens/informatiedragers
voorhanden gehad met daarop informatie betreffende het Jihadistisch
gedachtegoed en/of
C. een of meerdere website(s) bezocht waarop informatie over de (gewapende)
Jihad en/of martelaarschap en/of de gewapende strijd en/of oorlogsmaterialen
wordt gedeeld en/of (vervolgens) zoekvragen gesteld en/of
D. zich geuit over zijn wens zich te begeven (via Turkije) naar Syrië of Irak
en/of zich aan te sluiten bij de gewapende strijd en/of gewapende Jihad (door
onder meer te spreken over het willen vechten en moorden) en/of
E. een of meer chatsessies en/of ontmoetingen gehad en/of plannen gemaakt met
(een) (of meer) derde(n) met betrekking tot (de/een wijze van) het financieren
en/of plannen van (een datum van vertrek van) voornoemde reis naar het
strijdgebied en/of
F. informatie ingewonnen en/of verkregen voor het (heimelijk) aanvragen en/of
verkrijgen van een (Nederlands) (vervalst) paspoort en/of
G. geldbedrag(en) ingezameld en/of overgemaakt en/of voorhanden heeft gehad
ten behoeve van de reis van en/of één of meer (valselijk) te verkrijgen
reisdocument(en) (Nederlands paspoort) voor een of meer personen naar het
strijdgebied in Syrië en/of Irak en/of
H. een of meer perso(o)n (en) trachten te bewegen om een (Nederlands) paspoort
voor hem, verdachte, te regelen en/of die een of meer perso(o)n(en) (daarbij)
ten behoeve van het verkrijgen van voornoemd paspoort, geld in het
vooruitzicht heeft gesteld en/of geld en/of een of meer (pas)foto's heeft
overgedragen en/of instructies heeft gegeven met betrekking tot het voorzien
van voornoemd paspoort van een valse naam en/of geboortedatum en/of plaats
(van afgifte), althans (valse) gegevens en/of
I. een of meerdere perso(o)n (en) trachten te bewegen om (te trouwen en
vervolgens als partner) mee te gaan naar voornoemd strijdgebied;
(art. 96, lid 2, Sr jo.176b, lid 2 Sr jo. 157 Sr jo. 289a Sr jo. 288a Sr jo.
289 Sr jo. 289a, lid 2 Sr)
art 96 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
(vul de feitaanduidingen in)