Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2015:9825

Rechtbank Rotterdam
23-12-2015
07-01-2016
C/10/467275 / HA ZA 15-27
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Beëindiging samenwerking. Bewijsopdrachten met betrekking tot a) inhoud afspraken over wijze van afrekenen en b) naamsvemelding als maker respectievelijk gestelde overdracht auteursrechten.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel

zaaknummer / rolnummer: C/10/467275 / HA ZA 15-27

Vonnis van 23 december 2015

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres] ,

gevestigd te Barendrecht,

2. [eiseres],

wonende te [woonplaats] ,

eiseressen in conventie,

verweersters in reconventie,

advocaat mr. L.P. Quist te Zwijndrecht,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

INTERLYNX B.V.,

gevestigd te Sommelsdijk,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde] ,

gevestigd te Sommelsdijk,

3. [gedaagde],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagden in conventie,

eisers in reconventie,

advocaat mr. E.G. Karel te Middelharnis.

Eiseressen in conventie zullen hierna [eiseres] en [eiseres] genoemd worden. Gedaagden in conventie zullen worden aangeduid als Interlynx, respectievelijk [gedaagde] en [gedaagde] . Waar partijen gezamenlijk worden bedoeld, worden zij aangeduid als [eiseres] c.s. respectievelijk Interlynx c.s.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding d.d. 22 december 2014, met vier producties;

  • -

    de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met acht producties;

  • -

    het vonnis van deze rechtbank d.d. 25 maart 2015, waarbij een comparitie van partijen is gelast;

  • -

    de conclusie van antwoord in reconventie, tevens conclusie van repliek in conventie, met twaalf producties;

  • -

    de brief d.d. 4 mei 2015 van mr. Karel, houdende overlegging zeven producties;

  • -

    de brief d.d. 7 mei 2015 van mr. Quist, houdende overlegging producties;

  • -

    het proces-verbaal van de op 11 mei 2015 gehouden comparitie van partijen;

  • -

    de akte uitlaten partijen aan de zijde van [eiseres] c.s.;

  • -

    de akte uitlaten aan de zijde van Interlynx c.s.;

  • -

    de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, met elf producties;

  • -

    de akte d.d. 19 augustus 2015 van Interlynx c.s.;

  • -

    de conclusie van dupliek in reconventie, met achtentwintig producties;

  • -

    de akte uitlaten producties aan de zijde van Interlynx c.s.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiseres] is bestuurder en enig aandeelhouder van [eiseres] .

2.2.

[gedaagde] is bestuurder en enig aandeelhouder van [gedaagde] . [gedaagde] is bestuurder en enig aandeelhouder van Interlynx.

2.3.

Tussen [eiseres] en [gedaagde] bestond in de periode 2006-2013 een affectieve relatie.

2.4.

Medio 2008 hebben [eiseres] en [gedaagde] besloten te gaan samenwerken en een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De tussen partijen gemaakte afspraken hierover zijn niet in een schriftelijke overeenkomst vastgelegd.

2.5.

[eiseres] en [gedaagde] kwamen met elkaar overeen dat [eiseres] en [gedaagde] gezamenlijk opdrachten zouden uitvoeren voor Interlynx, waarbij partijen vanuit hun eigen netwerk opdrachten zouden verwerven en zouden uitvoeren via hun holding en waarbij de door opdrachtgevers verschuldigd geworden bedragen door Interlynx zouden worden gefactureerd. Partijen hebben eveneens afgesproken dat [eiseres] 50 % van de aandelen in Interlynx zou verwerven in dier voege dat [gedaagde] 50 % van haar aandelen in Interlynx zou overdragen aan de nog op te richten [eiseres] .

2.6.

Ter verwezenlijking van deze afspraken heeft [eiseres] in augustus 2008 [eiseres] opgericht.

2.7.

De aandelenoverdracht heeft nooit plaats gevonden.

2.8.

Tussen Interlynx en [eiseres] bestond een rekening-courantverhouding.

2.9.

[eiseres] stuurde via [eiseres] in de periode 2008 t/m 2013 maandelijks een factuur aan Interlynx voor de door [eiseres] verrichte werkzaamheden.

2.10.

[eiseres] heeft de overeenkomst per eind december 2013 opgezegd.

3 Het geschil in conventie

3.1.

[eiseres] c.s. vordert samengevat - dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

I. Interlynx c.s. hoofdelijk zal veroordelen om aan [eiseres] c.s. te betalen:

a. a) een bedrag van € 15.384,- en een bedrag van € 648,-, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2012, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der voldoening;

b) een bedrag van € 7.181,67, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2013, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der voldoening;

c) een bedrag van € 6.650,-, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2013, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der voldoening;

d) een bedrag van € 11.695,86, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2014, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der voldoening;

e) een bedrag van € 1.190,50 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der voldoening;

II. Interlynx c.s. hoofdelijk zal verbieden om gebruik te blijven maken van de onder randnummer 22 van de dagvaarding genoemde stukken/documenten/ publicaties/(concept)formules en bestanden op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag zolang Interlynx c.s. daarmee in gebreke blijft;

III. Interlynx c.s. hoofdelijk zal veroordelen tot afgifte van de ten processe bedoelde studieboeken, kerstboom en magnetron op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat Interlynx c.s. met de afgifte in gebreke blijft;

IV. Interlynx c.s. hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van de procedure, de kosten van beslag en de nakosten daaronder begrepen.

3.2.

[eiseres] c.s. heeft aan haar vorderingen – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd.

3.2.1.

[gedaagde] en [gedaagde] hebben opdracht gegeven aan [eiseres] c.s. tot het uitvoeren van diverse werkzaamheden waarbij niet werd medegedeeld dat de opdracht is gegeven namens Interlynx, zodat zij beiden, naast Interlynx, hoofdelijk tot betaling aan [eiseres] c.s. gehouden zijn.

[eiseres] heeft daarnaast ook daadwerkelijk werkzaamheden voor [gedaagde] verricht zoals onder meer het opstellen van de facturen van [gedaagde] ten behoeve van Interlynx, zodat [gedaagde] ook uit die hoofde tot betaling aan [eiseres] c.s. gehouden is.

3.2.2.

[gedaagde] handelt als bestuurder onrechtmatig jegens [eiseres] c.s. en kan een persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt, omdat hij [eiseres] c.s. heeft laten doorwerken

en heeft nagelaten om [eiseres] c.s. op de hoogte te stellen dat haar volledige vorderingen niet door Interlynx c.s. voldaan konden worden vanwege de (negatieve c.q. tegenvallende) resultaten, terwijl Interlynx geen verhaal biedt.

3.2.3.

[eiseres] c.q. [eiseres] heeft voor Interlynx c.s. arbeid en werkzaamheden verricht en diverse onkosten gemaakt die nog niet geheel zijn afgerekend na beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst. Interlynx c.s. wil geen medewerking verlenen aan de totstandkoming van de eindafrekening.

3.2.4.

[eiseres] c.s. heeft in het kader van de afrekening en beëindiging van de samen-werking tussen partijen nog de volgende vorderingen op Interlynx c.s.:

- een bedrag van € 15.384,- ter zake van het op 1 januari 2012 uitstaande creditsaldo op de rekening-courantverhouding tussen Interlynx en [eiseres] ;

- een bedrag van € 648,- ter zake van de op 31 december 2012 over de rekening-courantverhouding verschuldigde rente van 4 %;

- een bedrag van € 7.181,67 ter zake van de aan [eiseres] c.s. toekomende kilometervergoeding over boekjaar 2012, nu partijen zijn overeengekomen dat [eiseres] haar reiskosten vergoed zou krijgen;

- een bedrag van € 6.650,- ter zake van de aan [eiseres] c.s. toekomende kilometer-vergoeding over boekjaar 2013;

- een bedrag van € 11.695,86 ter zake van door [eiseres] c.s. voor Interlynx over het boekjaar 2014 verrichte werkzaamheden en gemaakte onkosten die [eiseres] c.s. heeft gefactureerd bij facturen 14001 en 14002 tot een totaalbedrag van € 22.035,86 en die Interlynx c.s. slechts tot een bedrag van € 10.340,- heeft voldaan.

3.2.5.

[eiseres] is auteursrechthebbende op de door haar in het kader van de samenwerking geproduceerde stukken/documenten/publicaties/(concept)formules en bestanden als weergegeven in nummer 22 van de dagvaarding. Interlynx c.s. maakt zonder toestemming van [eiseres] gebruik van deze bestanden, zodat [eiseres] c.s. een verbod vordert van Interlynx c.s. om gebruik te maken van deze bestanden.

3.2.6.

Interlynx c.s. heeft aan [eiseres] toebehorende studieboeken en een aan [eiseres] toebehorende kerstboom en magnetron onder zich, zodat [eiseres] recht heeft op afgifte van deze aan haar toebehorende goederen op straffe van verbeurte van een dwangsom van

€ 500,- per dag dat Interlynx c.s. hiermee in gebreke blijft.

3.2.7.

[eiseres] c.s. heeft recht op de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.190,59 en op de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata der facturen, althans vanaf de dag der dagvaarding.

3.3.

Interlynx c.s. concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] c.s., bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, met veroordeling van [eiseres] c.s. in de kosten van deze procedure.

Interlynx c.s. heeft daartoe het volgende aangevoerd.

3.3.1.

De samenwerkingsovereenkomst is gesloten tussen Interlynx en [eiseres] .

[gedaagde] en [gedaagde] hebben nooit opdracht gegeven tot het verrichten van de werkzaamheden waarvan door [eiseres] c.s. betaling wordt gevorderd, zodat [eiseres] c.s. niet-ontvankelijk is in haar jegens [gedaagde] en [gedaagde] ingestelde vorderingen.

3.3.2.

De door [eiseres] c.s. gestelde inhoud van de samenwerkingsovereenkomst en in het bijzonder van de overeengekomen afrekenmethodiek is onjuist.

De samenwerkingsovereenkomst hield in dat beide partijen met ingang van 1 juni 2008 opdrachten zouden uitvoeren voor en vanuit Interlynx en dat Interlynx de contractuele afspraken zou maken met de opdrachtgevers. Het resultaat uit de exploitatie van Interlynx zou worden verdeeld op basis van een verdeelsleutel 50 % - 50% tussen [gedaagde] B.V. en [eiseres] en kwam tot stand door de in het jaar gerealiseerde omzet te verminderen met de in dat jaar gemaakte kosten aan derden. In de kosten aan derden waren wel de kilometervergoedingen van [gedaagde] en [eiseres] begrepen, maar niet de vergoeding voor de door hen geleverde arbeid.

De afrekeningen werden jaarlijks tussen partijen in overleg en samenspraak opgesteld.

[eiseres] en [gedaagde] factureerden maandelijks een voorschot op de jaarlijkse afrekening. [eiseres] c.s. heeft te veel aan voorschotbetalingen ontvangen en daardoor per saldo niets meer te vorderen.

3.3.3.

[eiseres] c.s. heeft geen recht op de gevorderde kilometervergoedingen over 2012 van € 7.181,67 en over 2013 van € 6.650,- omdat deze in het jaar 2012 en 2013 zijn verrekend.

3.3.4.

[eiseres] c.s. heeft geen werkzaamheden meer verricht in 2014 voor Interlynx, zodat het door [eiseres] c.s. gevorderde bedrag van € 11.695,86 niet verschuldigd is.

3.3.5.

De gevorderde buitengerechtelijke kosten dienen te worden afgewezen, nu er geen enkele grondslag is voor toewijzing van de vordering van [eiseres] c.s. en niet gebleken is dat de door de raadsman van [eiseres] c.s. verrichte werkzaamheden meeromvattender zijn geweest dan de voorbereiding en instructie van de zaak.

3.3.6.

[eiseres] is niet auteursrechthebbende op de onder randnummer 22 van de dagvaarding genoemde bestanden en formules, maar Interlynx. De bestanden waarvan sprake is onder randnummer 22 van de dagvaarding hebben betrekking op opdrachten die door opdrachtgevers zijn verstrekt aan Interlynx. [eiseres] heeft in opdracht en voor rekening van Interlynx werkzaamheden uitgevoerd met betrekking tot de betreffende bestanden en formules. Het auteursrecht van elke opdracht die door Interlynx is uitgevoerd, wordt na betaling van de factuur door de opdrachtgever aan de opdrachtgever overgedragen.

3.3.7.

Interlynx c.s. is rauwelijks gedagvaard voor wat betreft de gevorderde afgifte van de studieboeken, kerstboom en magnetron, nu [eiseres] nooit voor dagvaarding heeft verzocht om deze goederen en Interlynx c.s. geen bezwaar hebben tegen afgifte daarvan. De gevorderde dwangsom dient dan ook te worden afgewezen.

4 Het geschil in reconventie

4.1.

Interlynx vordert veroordeling van [eiseres] c.s. bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 33.462,- vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der voldoening en tot betaling van de door Interlynx geleden schade ten gevolge van de onrechtmatige beslaglegging, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van [eiseres] c.s. in de kosten van de procedure.

4.2.

Interlynx heeft aan haar vordering het navolgende ten grondslag gelegd.

4.2.1.

De afrekening tussen partijen dient te gebeuren op basis van de jaarstukken 2013. Het eindsaldo van de rekening-courantverhouding bedraagt in totaal € 33.462,- negatief bedraagt (bestaande uit een negatief saldo van € 23.122,18 verhoogd met twee door Interlynx aan [eiseres] c.s. in 2014 gedane betalingen.). Interlynx heeft op grond van het overeengekomen afrekensysteem recht op betaling van dit bedrag.

4.2.2.

[eiseres] c.s. heeft onrechtmatig gehandeld jegens Interlynx c.s. door conservatoir derdenbeslag te doen leggen onder twee belangrijke opdrachtgevers van Interlynx, omdat zij ervan op de hoogte was dat zij geen vordering op Interlynx c.s. had, maar Interlynx op haar.

Interlynx c.s. heeft als gevolg hiervan schade geleden, omdat de verhouding met deze opdrachtgevers verstoord is geraakt door de beslagleggingen.

Deze schade moet worden opgemaakt bij staat.

4.3.

[eiseres] c.s. voert verweer. Zij betwist de afspraken als gesteld door Interlynx c.s. en voert daartoe aan hetgeen zij in conventie ter nadere onderbouwing van haar vorderingen en in reactie op het verweer van Interlynx c.s. heeft gesteld.

5 De beoordeling

in conventie

contractspartij

5.1.

[eiseres] c.s. grondt haar vorderingen tot betaling op nakoming van de afspraken uit hoofde van de mondeling overeengekomen en inmiddels beëindigde samenwerkings-overeenkomst.

5.2.

De rechtbank begrijpt uit de stellingen van [eiseres] c.s. dat zij zich op het standpunt stelt dat een ‘samenwerkingsovereenkomst’ is gesloten tussen [eiseres] en Interlynx en dat [gedaagde] en [gedaagde] in rechte zijn betrokken uit hoofde van een overeenkomst van opdracht.

De rechtbank begrijpt uit het debat van partijen dat niet in geschil is dat een samenwerkingsverband is aangegaan op initiatief van [eiseres] en [gedaagde] , waarbij afgesproken is dat [eiseres] en [gedaagde] gezamenlijk werkzaamheden uit zouden gaan voeren voor en in het bedrijf Interlynx, waarbij [eiseres] en [gedaagde] de werkzaamheden feitelijk voor de holdings uitvoerden.

Ook volgt uit de wederzijdse stellingen (en overgelegde betalingsoverzichten) dat door de holdings werd gefactureerd aan Interlynx en dat er voorts betaald werd door Interlynx.

Nu [eiseres] c.s. feitelijk de nakoming van de betalingsverplichtingen onder de samenwerkingsovereenkomst vordert en Interlynx c.s. niet heeft betwist dat de invulling van de afspraken over de samenwerking in ieder geval inhield dat Interlynx betaalde aan de holdings, gaat de rechtbank bij gebreke aan schriftelijke stukken aangaande de overeenkomst ervan uit dat met betrekking tot het voorgelegde geschil [eiseres] en Interlynx als partijen gelden.

5.3.

Dat [gedaagde] en [gedaagde] opdrachten hebben verstrekt tot het verrichten van werkzaamheden aan [eiseres] dan wel aan [eiseres] is door Interlynx c.s. gemotiveerd betwist. [eiseres] c.s. heeft na de gemotiveerde betwisting gepersisteerd bij haar stellingen, maar geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit - indien bewezen - kan worden opgemaakt dat tussen [gedaagde] en [eiseres] c.s. respectievelijk tussen [gedaagde] en [eiseres] c.s. een overeenkomst van opdracht is gesloten. Het had op de weg van [eiseres] c.s. gelegen om na de gemotiveerde betwisting door Interlynx c.s. onderbouwd en gedocumenteerd aan te geven waaruit de gestelde opdracht blijkt, hetgeen zij heeft nagelaten. De rechtbank zal deze niet nader onderbouwde stellingen dan ook, als onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd, verwerpen en er van uitgaan dat geen sprake was van een overeenkomst van opdracht tussen [eiseres] c.s. en [gedaagde] respectievelijk [gedaagde] .

5.4.

Nu [eiseres] c.s. haar vorderingen tot betalingen ook niet heeft uitgesplitst naar de verschillende gedaagden, en uit de stellingen en stukken niet blijkt welke door [eiseres] c.s. gevorderde bedragen betrekking zouden hebben gehad op de vermeende overeenkomst van opdracht door [gedaagde] en /of [gedaagde] , gaat de rechtbank er – mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – van uit dat de bedragen van Interlynx worden gevorderd.

bestuurdersaansprakelijkheid

5.5.

[eiseres] c.s. heeft de grondslag van haar jegens [gedaagde] ingestelde vordering aangevuld met een beroep op bestuurdersaansprakelijkheid. Kennelijk heeft [eiseres] c.s. daarbij op het oog de aansprakelijkheid van een bestuurder van een vennootschap (Interlynx) wegens benadeling van een schuldeiser van de vennootschap ( [eiseres] c.s.) door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van diens vordering.

Uit het debat tussen partijen kan onvoldoende duidelijk worden opgemaakt of [eiseres] c.s. deze aanvulling van haar grondslag voorwaardelijk instelt, ingeval mocht komen vast te staan dat de afspraak bestond dat [eiseres] c.s. verplicht was om mee te delen in een negatief resultaat van Interlynx aan het einde van het boekjaar, of dat [eiseres] c.s. ook het, kort gezegd, onbetaald blijven van haar vorderingen na beëindiging van de samenwerkings-overeenkomst aan [gedaagde] persoonlijk verwijt. De rechtbank zal daarom op beide scenario’s ingaan.

5.6.

Ter zake van een dergelijke benadeling kan de bestuurder, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, naast de vennootschap aansprakelijk zijn op de grond dat hij heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In het algemeen kan alleen dan worden aangenomen dat de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld indien hem persoonlijk, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakvervulling als bedoeld in artikel 2:9 BW, respectievelijk 2:11 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van de oorzaak van het onbetaald en onverhaalbaar blijven van de vordering van de schuldeiser. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade.

Dat hiervan sprake is, is vooralsnog op geen enkele wijze gebleken. [eiseres] c.s. stelt weliswaar dat [gedaagde] een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt, omdat hij [eiseres] c.s. haar werkzaamheden laat verrichten in de wetenschap dat de vennootschap de betalingsverplichtingen jegens [eiseres] c.s. niet na zal kunnen komen, maar de enkele omstandigheid dat een vennootschap een negatief resultaat laat zien aan het einde van een boekjaar, leidt op zichzelf nog niet tot de conclusie dat de vennootschap haar betalings-verplichting jegens een crediteur, in casu [eiseres] c.s., niet zou kunnen nakomen.

Gesteld noch gebleken is dat een eventuele vordering van [eiseres] c.s. op Interlynx onverhaalbaar zou zijn.

5.7.

Ook ingeval [eiseres] c.s. deze aanvulling van haar grondslag van de vordering op [gedaagde] uitsluitend voorwaardelijk instelt, leidt dit niet tot een ander resultaat.

Bovendien zou in dat scenario het uitgangspunt zijn dat partijen meedelen in de winst en het verlies van de vennootschap, zodat bij gebreke aan bijzondere feiten of omstandigheden, die leiden tot een ander oordeel, niet valt in te zien hoe [eiseres] c.s. - die in dat geval niet als crediteur kan worden aangemerkt - een uit hoofde van de overeenkomst voor haar rekening blijvend verlies aan [gedaagde] kan verwijten.

De slotsom luidt dat de vordering van [eiseres] c.s. op [gedaagde] , als onvoldoende onderbouwd, zal worden afgewezen.

in conventie en in reconventie

inhoud samenwerkingsovereenkomst

5.8.

Kern van het geschil tussen partijen in conventie en in reconventie is de vraag onder welke afspraken partijen de samenwerking binnen Interlynx zijn aangegaan en meer in het bijzonder op welke wijze [eiseres] c.s. zou worden afgerekend voor de door [eiseres] verrichte werkzaamheden.

5.9.

[eiseres] c.s. stelt dat zij betaald zou worden op basis van de door haar bij Interlynx ingediende facturen voor haar werkzaamheden en onkosten, dat zij elke maand een ‘managementfee’ kreeg en dat er ingeval extra kosten werden gemaakt, deze werden gefactureerd als extra fee. Zolang zij nog geen aandeelhouder was, deelde zij niet mee in de winst / het verlies van Interlynx.

5.10.

Interlynx c.s. heeft de door [eiseres] gestelde inhoud van de afspraken betwist. Naar zij stelt waren de door Interlynx verrichte betalingen naar aanleiding van de facturen voorschotbetalingen, die aan het eind van ieder jaar verrekend werden met de exploitatie resultaten, omdat partijen ieder voor 50 % in winst en verlies van Interlynx zouden delen. De definitieve afrekening (vergoeding voor geleverde arbeid + kilometervergoeding + rentevergoeding minus voorschotbetalingen) vond plaats aan de hand van de jaarcijfers in het daarop volgende jaar. Interlynx c.s. heeft daarbij aangevoerd dat op basis van deze afrekenmethode de exploitatie van Interlynx ieder jaar kostendekkend was en er geen winst en verlies was, aangezien er verdeeld werd wat er in dat jaar werd verdiend.

5.11.

[eiseres] c.s. betwist op haar beurt de door Interlynx gestelde inhoud van de samenwerkingsovereenkomst. In het bijzonder betwist zij dat overeengekomen is dat zij gehouden zou zijn om bij te dragen aan het verlies. [eiseres] c.s. stelt in dit verband dat zij nooit een factuur heeft ontvangen voor ‘aanvulling verlies’ noch daarvan op een andere wijze op de hoogte is gesteld. [eiseres] c.s. stelt eveneens dat indien sprake zou zijn van de door Interlynx c.s. gestelde afspraak over het meedragen in geleden verlies, deze afspraak niet onbeperkt was en dat deze afspraak dan afhankelijk was van ten eerste een gelijke omzet van [gedaagde] , ten tweede het bestaan van de affectieve relatie tussen [eiseres] en [gedaagde] en ten derde de overdracht van de helft van de aandelen in Interlynx.

[eiseres] c.s. stelt tot slot dat indien vast komt te staan dat [eiseres] c.s. uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst verplicht zou zijn om mee te delen in het negatief resultaat van Interlynx over 2012 of 2013 zij de nietigheid inroept van deze afspraak, nu deze afspraak onder een verkeerde voorstelling van zaken is aangegaan, namelijk dat [eiseres] c.s. 50 % van de aandelen in Interlynx zou verkrijgen en/of dat [gedaagde] gelijkelijk in de omzet zou bijdragen en/of omdat [eiseres] c.s. geen enkel inzicht heeft gehad in de administratieve verwerking en/of in de opstelling van de jaarcijfers en/of de spreiding van kosten en/of omzet. Aan het in dit kader door [eiseres] c.s. nog gedane beroep op opschorting wordt voorbijgegaan, nu [eiseres] c.s. dit beroep eerst bij conclusie van dupliek in reconventie en dus tardief heeft gedaan.

5.12.

De rechtbank overweegt omtrent de litigieuze afspraken – mede gelet op de door partijen in het geding gebrachte stukken en hetgeen zij over en weer overigens nog hebben aangevoerd – als volgt.

5.13.

Vaststaat dat partijen het eens zijn over de bij aanvang uiteindelijke bedoeling van partijen: een volwaardige participatie van [eiseres] via (de destijds nog op te richting) [eiseres] in Interlynx, in die zin dat [eiseres] 50% van de aandelen zou verwerven van [gedaagde] in Interlynx. [eiseres] c.s. heeft niet weersproken dat in die constructie [eiseres] c.s. zou delen in de winst en het verlies. Van een aandelenoverdracht is het echter nooit gekomen. Ter zitting is voorts gebleken dat de affectieve relatie tussen beiden niet steeds is verlopen op de wijze als hen voor ogen stond. Vaststaat dat [eiseres] eerst in 2011 is gescheiden van haar echtgenoot; [gedaagde] is nog steeds gehuwd. Partijen twisten over de vraag aan wie kan worden verweten dat de aandelenoverdracht geen doorgang heeft gevonden en of dat samenhangt met de scheiding van [eiseres] of het nog gehuwd zijn van [gedaagde] . Wat daar de oorzaak van is, kan hier buiten beschouwing blijven, nu partijen daaraan in dit kader geen zelfstandig rechtsgevolg hebben verbonden.

5.14.

[eiseres] c.s. heeft ter ondersteuning van haar stellingen er op gewezen dat nooit sprake geweest van facturatie voorschotten. Uit de door Interlynx c.s. in het geding gebrachte afschriften van de aan [eiseres] c.s. gedane betalingen blijkt dat de omschrijvingen daarvan door Interlynx c.s. variëren: er zijn enkele betalingen die worden aangeduid als voorschot fee (op 26/11/’10), voorschot managementfee (15/09/’08), [eiseres] B.V. fee (onder andere op 24/01/’11, 21/02/’11, 21/03/’11, 20/04/’11, 20/05/’11) restant fee (6/12/’11) maar de meeste betalingen vermelden alleen een specifiek factuurnummer.

De juistheid van de door [eiseres] c.s. gestelde inhoud van de door partijen gemaakte afspraak over de wijze van afrekening van de door [eiseres] c.s. voor Interlynx verrichte werkzaamheden kan onvoldoende uit de wijze van factureren worden afgeleid, nu de omschrijvingen van de naar aanleiding daarvan gedane betalingen ook steun bieden voor de door Interlynx c.s. aangehangen zienswijze.

5.15.

Opvallend is dat Interlynx c.s. in haar jaarstukken over 2008-2013 een onderscheid heeft gemaakt tussen de ‘managementvergoeding’ die blijkbaar bestemd is voor [gedaagde] en de ‘inhuurvergoeding’ voor [eiseres] . Aanvankelijk werd met betrekking tot [eiseres] eveneens een ‘managementvergoeding’ opgenomen.

In de overgelegde winst- en verliesrekeningen van Interlynx over 2008 tot en met 2013 staat alléén in het boekjaar 2008 vermeld:

Managementvergoeding

Managementvergoeding W.G. [eiseres] B.V.

Managementvergoeding J.W. [gedaagde] B.V.”.

In de overige winst- en verliesrekeningen (2009-2013) staat onder het kopje ‘Bedrijfslasten’ steeds:

Managementvergoedingen en inhuur derden

Inhuur W.G. [eiseres] B.V.

Managementvergoeding J.W. [gedaagde] B.V.”

5.16.

Dat Interlynx c.s. aanvankelijk een ‘managementvergoeding’ voor [eiseres] opnam en na 2008 [eiseres] opnam als ‘inhuur derde’ en daarmee een onderscheid in de jaarstukken maakte qua terminologie, duidt er op dat zij hieraan kennelijk een ander gevolg wenste te verbinden; dat Interlynx c.s. de positie van [eiseres] na 2008 kennelijk als gewijzigd beschouwde. Interlynx c.s. heeft met betrekking tot dit gemaakte onderscheid aangevoerd dat de aanduiding ‘managementvergoeding’ in 2008 voor de vergoeding voor de werkzaamheden voor [eiseres] zag op de situatie dat partijen nog een overdracht van aandelen voor ogen stond. [eiseres] c.s. heeft in dit verband er op gewezen dat niet voor de hand ligt dat een werknemer aan wie een zogenaamde ‘inhuurvergoeding’ wordt betaald, gehouden zou zijn om mee te delen in het resultaat en bij te dragen aan het verlies van de onderneming.

De rechtbank onderschrijft de zienswijze van [eiseres] c.s. in zoverre dat de verklaring van Interlynx c.s. het hiervoor geuite vermoeden, dat Interlynx c.s. de positie als gewijzigd beschouwde en daaraan kennelijk een ander gevolg wilde verbinden, bevestigt. Dit verdraagt zich niet goed met de stelling dat [eiseres] gehouden zou zijn om als derde bij te dragen in verliezen van de onderneming. Anderzijds sluit dit in beginsel de mogelijkheid dat partijen wel een dergelijke overeenkomst hebben gesloten niet uit. Niet in geschil is immers dat partijen bij het aangaan van de samenwerkingsovereenkomst voor ogen stond dat [eiseres] c.s. ‘mede-eigenaar’ zou worden en de helft van de aandelen in Interlynx zou verwerven. Dat deze beoogde overdracht van de aandelen in Interlynx uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden, laat onverlet dat partijen een dergelijke afrekenmethodiek kunnen zijn overeengekomen die zij (al dan niet abusievelijk) in stand hebben gelaten, al ligt dit gelet op het bezwarende karakter daarvan voor [eiseres] niet voor de hand.

5.17.

Daar komt bij dat uit het door Interlynx c.s. als productie 1 bij conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie overgelegde overzicht van de opbouw van de vordering op [eiseres] c.s. volgt dat er pas in 2012 sprake is van een tekort waardoor een vordering van Interlynx op [eiseres] c.s. van € 4.974,- zou zijn ontstaan, gevolgd door een tekort in 2013 en 2014, resulterend in een vordering op [eiseres] c.s. van € 23.122,- in 2013 en tot een totaalbedrag van € 33.462,- in 2014. Uit het overzicht blijkt echter ook dat de vennootschap in de jaren tot 2012 een positief resultaat behaalde en dat deze winst kennelijk niet voor wat betreft [eiseres] c.s.’s deel aan [eiseres] c.s. werd uitgekeerd. In de jaren 2009, 2010 en 2011 is immers in datzelfde overzicht een vordering van [eiseres] c.s. op Interlynx geboekt, die betrekking heeft op een positief behaald resultaat. Dat deze ‘winst’ niet aan [eiseres] c.s. is uitgekeerd in de respectieve jaren staat op gespannen voet met het door Interlynx c.s. ingenomen standpunt dat steeds alle behaalde winst en geleden verliezen zouden worden gedeeld.

5.18.

Bij voornoemde conclusie zijn door Interlynx c.s. voorts nog zogenoemde exploitatieoverzichten ingebracht (productie 2) die zijn opgesteld aan de hand van de jaarrekeningen. De overzichten laten weliswaar een kostendekkende exploitatie zien, gebaseerd op de door Interlynx c.s. gestelde afrekenmethodiek, maar het komt niet op deze wijze zichtbaar terug in de jaarrekeningen. Onduidelijk blijft ook wat de status is van deze opgemaakte exploitatieoverzichten en of deze stukken aan [eiseres] c.s. indertijd ter beschikking zijn gesteld. Kortom, vooralsnog kan de juistheid van de stellingen van Interlynx c.s. ten aanzien van de inhoud van de gemaakte afspraken evenmin worden afgeleid uit de overgelegde stukken.

5.19.

Een en ander overziend kan vooralsnog geen eenduidige conclusie worden getrokken betreffende de overeengekomen afrekenmethode en is nadere bewijslevering noodzakelijk.

5.20.

Nu [eiseres] c.s. zich in conventie beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde inhoud van de door partijen gemaakte afspraak over de wijze van afrekening van de door [eiseres] c.s. voor Interlynx verrichte werkzaamheden, zal [eiseres] c.s. worden toegelaten tot het leveren van het bewijs dat tussen partijen overeengekomen is dat [eiseres] c.s. zou worden betaald op basis van de door haar ingediende facturen en onkosten.

5.21.

Nu Interlynx c.s. haar reconventionele vordering tot betaling grondt op de door haar gestelde afrekenmethodiek, te weten dat partijen ieder voor 50 % in winst en verlies van Interlynx zouden delen en dat de door Interlynx verrichte betalingen naar aanleiding van de facturen daarom voorschotbetalingen waren die aan het eind van ieder jaar verrekend werden met de exploitatie resultaten, zal zij worden toegelaten tot het leveren van het bewijs daarvan.

5.22.

In afwachting van verdere bewijslevering houdt de rechtbank iedere verdere beslissing op dit punt aan.

in conventie voorts

omvang facturen

5.23.

In conventie is allereerst nog van belang hetgeen partijen hebben gesteld ten aanzien van de afzonderlijke deelvorderingen van [eiseres] c.s. in conventie. Ter zake heeft Interlynx c.s. ter comparitie verklaard de (omvang van de) facturen over de periode tot 2014 waarop de vorderingen zien als hiervoor weergegeven onder 3.1. I sub a, b en c als zodanig niet te betwisten, hetgeen de gestelde verrekening onverlet laat. Het bedrag als gevorderd en weergegeven onder sub d betwist zij wel. Over het 2013 bestaat volgens haar geen recht meer op vergoeding van nog verrichte werkzaamheden en in 2014 (na opzegging) heeft [eiseres] helemaal geen werkzaamheden meer verricht en ook niet kunnen verrichten, omdat zij niet meer beschikte over de sleutels. [eiseres] c.s. heeft daartegenover ter comparitie ter zake verklaard dat het betreft extra management fee’s over 2013 en ook deze nota in het grootboek is verwerkt en bij conclusie van antwoord en dupliek in reconventie gesteld wel degelijk na opzegging (uitloop) werkzaamheden te hebben verricht en daartoe ook ten kantore aanwezig geweest te zijn.

5.24.

Gelet op de gemotiveerde betwisting door Interlynx c.s. zal [eiseres] c.s., overeenkomstig haar aanbod daartoe, in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat zij tegenover de over het boekjaar 2014 nog gestuurde nota’s (waarop de vordering onder I sub d in conventie ziet) werkzaamheden heeft verricht.

auteursrecht

5.25.

[eiseres] c.s. claimt het auteursrecht op diverse plannen en teksten voor websites en dergelijke als vervaardigd ten behoeve van klanten van Interlynx. Ter nadere onderbouwing van het door haar gestelde auteursrecht heeft zij bescheiden in het geding gebracht bestaande uit e-mailberichten waaruit kan worden opgemaakt dat [eiseres] zich bezig hield met het opstellen van diverse communicatieplannen ten behoeve van opdrachtgevers, zoals bijvoorbeeld het ‘Strategisch communicatieplan’, ‘Gemeente Brielle’/PVA citymarketing Brielle, het ‘Strategisch Communicatieplan Secretarion 2010-2013’, het ‘Strategisch Marketingplan Arbo Resources’ en het ‘Marketingstrategie 12 Learn’.

Interlynx c.s. heeft niet betwist dat [eiseres] de auteur is van deze plannen. Wel heeft zij betwist dat dit betekent dat het auteursrecht aan [eiseres] toekomt. De auteursrechten ter zake zijn – naar zij stelt – steeds door Interlynx overgedragen aan de opdrachtgevers in gesprekken waarbij [eiseres] aanwezig was, zodat de vordering jegens Interlynx c.s. geen doel kan treffen. Interlynx c.s. heeft voorts in het kader van artikel 8 Auteurswet (Aw) nog gesteld dat Interlynx de genoemde bestanden en formules als van haar afkomstig openbaar heeft gemaakt en [eiseres] ook niet als maker is vermeld, maar Interlynx, en gepersisteerd bij haar stelling dat de auteursrechten zijn overgedragen aan de klanten. [eiseres] c.s. heeft in reactie hierop erkend dat soms Interlynx als maker staat vermeld, omdat zij het bedrijfsbelang voorop stelde, maar ontkend te hebben ingestemd met overdracht van rechten aan de klanten, met uitzondering van Brielle. Tegen gebruik door klanten stelt zij geen bezwaar te maken, enkel tegen het gebruik van haar formules en concepten door [gedaagde] /Interlynx.

5.26.

Artikel 8 Aw bepaalt dat ingeval een vennootschap een werk als van haar afkomstig openbaar maakt, zonder daarbij een natuurlijk persoon te noemen, zij in beginsel wordt aangemerkt als de maker van dat werk. Als het noemen van een natuurlijk persoon geldt ook het vermelden van de persoon met daarbij de naam van de onderneming. Partijen kunnen anders overeenkomen.

Dit artikel speelt zowel in de externe relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer (in casu klant/Interlynx) als ook in de interne relatie (in casu Interlynx/ [eiseres] ) een rol. De rechtbank begrijpt de stellingen van [eiseres] c.s. aldus dat in de externe relatie zij in ieder geval heeft ingestemd met een gebruikerslicentie; het (toestemming geven door Interlynx voor) gebruik aan de klanten is derhalve geen onderwerp van geschil. Het geschil betreft uitsluitend de vraag of het Interlynx is toegestaan deze plannen of teksten - voor zover nog mogelijk, enkele zijn definitief andere in conceptfase - verder te gebruiken en te exploiteren, dan wel dit zou zijn voorbehouden aan [eiseres] . Een nadere afspraak tussen partijen is gesteld noch gebleken.

5.27.

Van de bij dagvaarding in totaal 35 genoemde opgestelde plannen en teksten waarop het auteursrecht wordt geclaimd, zijn bij brieven van 4 en 7 mei 2015 negen door [eiseres] c.s. in geding gebracht. Op drie daarvan is de naam van [eiseres] vermeld en wel op: het ‘Strategisch Communicatieplan Secretarion 2010-2013’, het ‘Strategisch Marketingplan Arbo Resources’ en het ‘Marketingstrategie 12 Learn’. Op de overige zes (productie 2 t/m 6 bij brief van 4 mei 2015 en eerste productie bij brief 7 mei 2015) staat uitsluitend Interlynx als auteur vermeld. Dit betekent – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – dat het auteursrecht op laatstgenoemde stukken toekomt aan Interlynx en het auteursrecht op de overige drie aan [eiseres] . Hoe het met de andere genoemde stukken is gesteld, is vooralsnog onduidelijk, aangezien daarvan geen kopieën in het geding zijn gebracht.

5.28.

Nu [eiseres] c.s. zich op het auteursrecht beroept van deze stukken en dit gemotiveerd door Interlynx c.s. is betwist, zal [eiseres] c.s. in de gelegenheid worden gesteld nader bewijs te leveren van haar makerschap / naamsvermelding op de litigieuze stukken.

5.29.

Indien [eiseres] c.s. slaagt in dit bewijs komt haar het auteursrecht ter zake toe, tenzij het auteursrecht via Interlynx met de instemming van [eiseres] is overgedragen aan de klanten. In dat geval is ook Interlynx c.s. niet (meer) bevoegd daarover te beschikken.

5.30.

Om proceseconomische redenen zal Interlynx c.s. reeds thans worden toegelaten tot het bewijs van de door haar gestelde overdracht van auteursrechten op de litigieuze stukken aan de betreffende klanten.

studieboeken, kerstboom en magnetron

5.31.

Interlynx c.s. heeft bij conclusie van antwoord in conventie aangegeven geen enkel bezwaar te hebben tegen afgifte van deze roerende zaken. [eiseres] heeft deze achtergelaten en nimmer om afgifte verzocht.
De rechtbank geeft partijen in overweging – voor zover zij dat nog niet hebben gedaan – via hun advocaten een afspraak te maken voor overdracht. Zij worden verzocht de rechtbank daarover bij berichtgeving als hierna bepaald in 6.4. en 6.7. nader te informeren.

in conventie en in reconventie voorts

5.32.

In afwachting van de bewijslevering houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.

6 De beslissing

De rechtbank

in conventie

6.1.

laat [eiseres] c.s. toe tot het leveren van het bewijs van haar stelling dat tussen partijen overeengekomen is dat [eiseres] c.s. zou worden betaald op basis van de door haar ingediende facturen en onkosten;

6.2.

laat [eiseres] c.s. toe tot het leveren van het bewijs van haar stelling dat zij tegenover de over het boekjaar 2014 nog gestuurde nota’s waarop de vordering als hiervoor weergegeven in 3.1. onder I sub d in conventie ziet nog werkzaamheden heeft verricht;

6.3.

laat [eiseres] c.s. toe tot het leveren van het bewijs van haar makerschap / naamsvermelding op de (overige) stukken als vermeld in de dagvaarding onder 22;

6.4.

bepaalt dat indien [eiseres] c.s. dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank ten overstaan van de rechter mr. G.J. Heevel;

bepaalt dat de advocaat van [eiseres] c.s. binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam – opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in de maanden maart, april en mei 2016 en dat de advocaat van Interlynx c.s. binnen dezelfde termijn opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;

bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd;

in reconventie

6.5.

laat Interlynx c.s. toe tot het bewijs van de door haar gestelde afrekenmethodiek, te weten dat partijen ieder voor 50 % in winst en verlies van Interlynx zouden delen en dat de door Interlynx verrichte betalingen naar aanleiding van de facturen daarom voorschotbetalingen waren die aan het eind van ieder jaar verrekend werden met de exploitatie resultaten;

6.6.

laat Interlynx c.s. toe tot het bewijs van de door haar gestelde overdracht van auteursrechten op de litigieuze stukken aan de betreffende klanten;

6.7.

bepaalt dat indien Interlynx c.s. dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank ten overstaan van de rechter mr. G.J. Heevel;

bepaalt dat de advocaat van Interlynx c.s. binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam – opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in de maanden maart, april en mei 2016 en dat de advocaat van c.s. Interlynx binnen dezelfde termijn opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;

bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd;

6.8.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Heevel en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2015.1

1182/1515

1 type: coll:

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.