4.4
Het oordeel van de rechtbank
Het bedrijf van verdachte
Op 6 september 1995 is verdachte opgericht. Op 23 juni 2014 werd verdachte overgenomen door [bedrijf 2] B.V. en werd [bestuurder] bestuurder/algemeen directeur.4
Verdachte houdt zich bezig met de productie en verkoop van industriële deuren.5 In het magazijn waar het ongeval plaatsvond worden [bedrijf 1] pallets, genoemd naar de Chinese leverancier, met daarop dozen met kleine onderdelen neergezet, waarna de pallets met een vorkheftruck of een reachtruck in stellingen of in een trailer moeten worden geplaatst.
De rechtbank is van oordeel dat het magazijn, waar het arbeidsongeval plaatsvond, kan worden aangemerkt als een arbeidsplaats in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
De arbeidsverhouding tussen verdachte en het slachtoffer [slachtoffer]
was uitzendkracht. In eerste instantie bij [bedrijf 3] en later bij [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4] ). Vanaf 2 januari 2023 werd hij via [bedrijf 4] ingeleend door verdachte.6
Die arbeidsverhouding brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat verdachte moet worden aangemerkt als een werkgever en [slachtoffer] als een werknemer in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Vanaf 16 januari 2023 werkte [slachtoffer] in het magazijn van verdachte aan de [adres] .7 Hij hield zich bezig met het plaatsen van goederen in stellingen of in trailers met een vorkheftruck.8
[slachtoffer] was afkomstig uit [land van herkomst] . Hij sprak geen Nederlands of Duits, maar wel Engels.9[slachtoffer] werd ingewerkt door zijn directe collega [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Die verklaarde: “Ik kan wel Engels, maar ik kan niet een heel verhaal [houden]. Daarom liet ik het ook zien. Als het met taal niet lukt, laat ik het gewoon zien.”10
De vorkheftruck waarmee het ongeval plaatsvond, was een vorkheftruck van het merk Toyota (model 7FBMF25), geproduceerd in 2006, met daarop een voorzetstuk van Meyer (type 6-104K), geproduceerd in 2008.11 Het gaat dus om een samengestelde vorkheftruck. De vorken van de originele vorkheftruck zonder voorzetstuk hebben een lengte van 1.100 millimeter.12 De vorken van het voorzetstuk waarmee de vorkheftruck op 20 januari 2023 was uitgerust, hebben een lengte van 1.600 millimeter.13
De rechtbank is van oordeel dat deze vorkheftruck met het voorstuk (dus de samengestelde vorkheftruck) aangemerkt moet worden als een arbeidsmiddel in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
De omstandigheden waaronder het ongeval plaatsvond
Het ongeval vond plaats in voornoemd magazijn aan de [adres] . Op de
ochtend van het ongeval stonden meerdere rijen [bedrijf 1] pallets tegen elkaar aan en achter elkaar opgestapeld om in een gereedstaande trailer te worden geplaatst. [bedrijf 1] pallets hebben een afmeting van ongeveer 120 bij 80 centimeter.14 Door de wijze van plaatsing van de pallets was het onmogelijk om met de samengestelde vorkheftruck, met vorken van 1.600 millimeter, de pallets van de eerste rij helemaal tegen de zogenoemde hiel van het vorkenbord aan te plaatsen, zoals in verband met de balans van de lading en de veiligheid is vereist, zonder daarbij de vorken deels onder de tweede rij pallets te schuiven. Een directe collega van [slachtoffer] , [naam 3] , verklaarde daarover: “Ik denk dat deze te dichtbij elkaar stonden en hij niet ver genoeg de pallet in gereden is”.15
De [bedrijf 1] pallets waren bovendien tot vier hoog opgestapeld. De (mindere) kwaliteit van de [bedrijf 1] pallets maakte voorts dat deze niet loodrecht op elkaar stonden en dat sommige pallets, als gevolg van de zware last erop, enigszins doorbogen.16 Een medewerker van de avondploeg, [naam 4] , had de avond voor het ongeval de pallets op deze manier neergezet. Hij verklaarde daarover: “Dan heb ik ze 4 hoog gezet (…) Qua ruimtebesparing gebeurt dit vaker”.17Kwaliteitsmanager [naam 5] benoemde het risico van ruimtegebrek als zodanig tijdens haar verhoor. Zij verklaarde: “Het risico voor het magazijn daar is denk ik ruimte. (…) Dat ik dan misschien toch wel met producten op hoogte bepaalde handelingen ga doen die je beter niet kan doen. Dat zou een risico kunnen zijn”.18
[naam 6] (hierna: [naam 6] ), meewerkend voorman, heeft over het stapelen van vier lagen [bedrijf 1] pallets verklaard: “Dit mag niet” en “Als ik er bij zou zijn, zou ik zeggen: 2 hoog” en “Hoe hoger je gaat, hoe wankeler het wordt”.19
Op de ochtend van het ongeval heeft [naam 2] , [slachtoffer] in zijn beste Engels uitgelegd en voorgedaan hoe hij met de samengestelde vorkheftruck twee [bedrijf 1] pallets tegelijk van een stapel van vier [bedrijf 1] pallets kon heffen.20 Daarna ging [naam 2] naar een andere ruimte om een pakbon op te halen. Na een paar minuten hoorde hij [slachtoffer] roepen en toen hij naar hem toe ging, zag [naam 2] dat er twee zware pallets schuin op de lepels van een heftruck stonden en dat [slachtoffer] met zijn volle lichaamsgewicht de pallets probeerde tegen te houden. Toen [naam 2] de pallets wilde laten zakken om [slachtoffer] te helpen, vielen deze van de vorken van de heftruck af en kwam één van de pallets met lading op [slachtoffer] terecht.21 Het totaalgewicht van de twee pallets bedroeg 1.311 kilogram.22
[slachtoffer] liep als gevolg van het ongeval waarschijnlijk een schedelbasisfractuur op en overleed ter plaatse door positionele asfyxie (ademnood).23
Verdachte wordt verweten handelingen te hebben verricht of te hebben nagelaten in strijd
met de bij of krachtens artikel 32 Arbowet gestelde voorschriften, terwijl daardoor, naar zij wist of redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemer(s) ontstond of te verwachten was. De specifieke overtredingen die verdachte worden verweten zijn onder gedachtestreepjes in de tenlastelegging opgenomen.
- Artikel 5 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet (eerste gedachtestreepje)
Om een doeltreffend arbeidsomstandighedenbeleid te voeren, moet de werkgever goed inzicht hebben in de gevaren die zich in zijn bedrijf kunnen voordoen. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet dient de werkgever in een Risico- inventarisatie en -evaluatie (hierna: RI&E) schriftelijk vast te leggen welke risico’s de arbeid voor de werknemers met zich brengt. Op die wijze kan een werkgever prioriteiten stellen en planmatig de gesignaleerde gevaren voorkomen of beperken.
Verdachte heeft in 2019 een RI&E laten opstellen door [naam 7] van Prisma Arbozorg.24
In de RI&E zijn geen specifieke risico’s opgenomen behorende bij het werken met een samengestelde heftruck met verlengde vorken van 1600 millimeter die gebruikt werd voor zwaar beladen en kwetsbare [bedrijf 1] pallets van maximaal 1200 millimeter die vier hoog werden opgestapeld en zo werden neergezet dat de pallets door deze vorkheftruck niet, althans niet zonder meerdere handelingen te verrichten, tegen de hiel van de vorken aan gezet konden worden. Dit alles bracht voorzienbare risico’s met zich mee.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de RI&E niet volledig was omdat deze voorzienbare risico’s daarin niet waren opgenomen en dat verdachte zich derhalve niet heeft gehouden aan het bepaalde in artikel 5 lid 1 van de Arbowet.
- Artikel 8 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet (tweede gedachtestreepje)
Op grond van artikel 8, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet moet de werkgever ervoor zorgen dat werknemers doeltreffend worden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden, de daaraan verbonden risico’s en de maatregelen die erop zijn gericht deze risico’s te voorkomen of te beperken.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Uit het procesdossier komt naar voren dat meerdere werknemers van verdachte niet op de hoogte waren van het juiste maximale gewicht dat met de samengestelde vorkheftruck, met het oog op de veiligheid, getild mocht worden. Zowel meewerkend voorman [naam 6] als [naam 2] verklaarden dat de vorkheftruck 2,5 ton kon heffen.25 Het nominaal hefvermogen van de originele heftruck, dus zonder voorzetstuk, was inderdaad 2.500 kilogram. Dat was terug te vinden op typeplaat op de heftruck, waarop ook een lastdiagram zichtbaar was.26De restcapaciteit van de heftruck was echter veranderd door het gewicht van het voorzetstuk en de langere vorken. De typeplaat had daarop aangepast moeten worden.27 Dat is niet gebeurd, zodat voor werknemers niet duidelijk was wat het maximale hefvermogen van de samengestelde vorkheftruck was.
Het inwerken van nieuwe medewerkers vond voorts voornamelijk plaats in de praktijk. Er waren geen op schrift gestelde werkinstructies, afgezien van de algemene veiligheids-instructie.28 In de RI&E van 2019 was ten aanzien daarvan als advies opgenomen:“Zorg voor een duidelijk voorlichtingsplan als het gaat om risico’s waar medewerkers mee te maken krijgen en over voorgelicht en onderricht moet worden”.29 Het risico was geclassificeerd als prioriteit ‘1’ wat inhield dat er een grote kans op ongevallen bestond en dat actie op korte termijn (binnen 2019 en één jaar) noodzakelijk was. Verdachte heeft dit advies niet opgevolgd, gelet op de volgende vaststelling in het plan van aanpak bij de RI&E uit 2022, waarin staat: “voorlichting en instructie wordt niet structureel (met herhaling) gegeven, denk aan bv uitleg over (…) omgaan met machines/machineveiligheid en instructies(…)”.30
Voorts overweegt de rechtbank dat verdachte heeft nagelaten [slachtoffer] te informeren over zijn werkzaamheden en de risico’s in een taal die hij begreep.
Alle werknemers van verdachte moesten, bij aanvang van het dienstverband, een algemene veiligheidsinstructie ondertekenen. Dat formulier was beschikbaar in het Nederlands en in het Duits. [slachtoffer] kwam uit [land van herkomst] en was zowel de Nederlandse taal als de Duitse taal onvoldoende machtig. Het door hem getekende formulier met veiligheidsvoorschriften was echter Nederlandstalig.31 Het staat naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet vast dat [slachtoffer] de informatie op het algemene veiligheidsformulier heeft begrepen. Vanwege de taalbarrière was [naam 2] , naar het oordeel van de rechtbank, bovendien niet in staat om [slachtoffer] goed in te werken en te wijzen op de risico’s. [naam 2] heeft immers verklaard dat hij [slachtoffer] heeft laten zien hoe hij het moest doen, omdat zijn Engels niet supergoed is en dat nieuwe medewerkers worden ingewerkt door een voorman die de taal spreekt. De rechtbank stelt vast dat dat in het geval van [slachtoffer] niet is gebeurd.
De rechtbank is, gezien het vorenstaande, van oordeel dat [slachtoffer] door verdachte niet doeltreffend is ingelicht over de werkzaamheden en de daaraan verbonden risico’s. Verdachte heeft zich daardoor niet gehouden aan het bepaalde in artikel 8, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet.
- Artikel 3.17 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (vierde gedachtestreepje)
Op grond van artikel 3.17 van het Arbeidsomstandighedenbesluit moet de werkgever het gevaar dat werknemers getroffen of geraakt worden door voorwerpen, producten of onderdelen daarvan of het gevaar daartussen bekneld te raken voorkomen en, als dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk beperken.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
De [bedrijf 1] pallets waren op de dag van het ongeval vier hoog opgestapeld en de rijen pallets stonden dicht op elkaar vanwege ruimtegebrek. De gestapelde [bedrijf 1] pallets stonden instabiel en het was onmogelijk om met de samengestelde vorkheftruck de bovenste twee pallets van de eerste rij helemaal op de vorken en tegen het vorkenbord te plaatsen, zonder dat een deel van de vorken onder de tweede rij pallets zouden schuiven.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat het magazijn ten tijde van het ongeval zodanig was ingericht dat [slachtoffer] en andere werknemers hun werkzaamheden met de samengestelde vorkheftruck niet veilig konden uitvoeren. Daarmee is niet voldaan aan artikel 3.17 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
- Artikel 7.2 lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (vijfde gedachtestreepje)
Op grond van het bepaalde in artikel 7.2, eerste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit, moet een arbeidsmiddel zijn voorzien van een CE-markering, vergezeld van een
EG-verklaring van overeenstemming, en moet het arbeidsmiddel overeenkomstig de daarbij behorende gebruiksvoorschriften worden gebruikt.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Zowel de vorkheftruck als het voorzetstuk waren voorzien van een CE-markering. De samengestelde vorkheftruck was echter niet voorzien van een eigen CE-markering terwijl dat, gelet op het feit dat het een arbeidsmiddel was, wel had gemoeten.32
Bij overname van het bedrijf in 2014 heeft verdachte een aantal machines ook overgenomen, waaronder ook de samengestelde vorkheftruck. In de RI&E van 2019 was opgenomen dat de Technische Dienst destijds bezig was met een machine RI&E en dat de status daarvan niet bekend was. Als advies was daarbij opgenomen: “Maak een actueel overzicht van alle arbeidsmiddelen (als dit door de TD gedaan wordt, voer hier dan periodiek overleg over) waarbij de volgende zaken gedocumenteerd worden:
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte bij overname van het bedrijf en in de jaren daarna geen, althans onvoldoende, zicht had op de CE-markeringen van de in het bedrijf aanwezige machines, waardoor ook onduidelijk was welke gebruiksvoorschriften op de samengestelde vorkheftruck van toepassing waren.
De rechtbank is, gezien het vorenstaande, van oordeel dat verdachte zich niet heeft gehouden aan het bepaalde in artikel 7.2, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
- Artikel 7.18 lid 2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (zesde gedachtestreepje)
Op grond van het bepaalde in artikel 7.18, tweede lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit mag een hijs- of hefwerktuig niet zwaarder worden belast dan de toegelaten bedrijfslast of een veilig gebruik toelaat.
De rechtbank overweegt in dat verband het volgende.
De pallets die [slachtoffer] met de vorkheftruck wilde heffen, wogen gezamenlijk 1.311 kilogram. Anders dan de medewerkers veronderstelden, was het feitelijk hefvermogen van de heftruck, vanwege de het aangebrachte voorzetstuk, lager dan 2,5 ton. Dat feitelijk hefvermogen werd nog lager, naarmate de last meer voorop de vorken werd geplaatst. Als [slachtoffer] de pallets helemaal op de vorken had kunnen rijden, tegen het vorkenbord aan, had de samengestelde vorkheftruck deze last veilig kunnen heffen. Echter, vanwege het feit dat hij de pallets niet helemaal op de vorken had, verminderde het feitelijk hefvermogen van de samengestelde vorkheftruck tot 1.000 kilogram bij een lastzwaartepunt van 1.600 millimeter.34 De vorkheftruck was daardoor te zwaar beladen, waardoor het risico op een instabiele lading groter werd.
De rechtbank acht op grond van voorgaande overwegingen bewezen dat verdachte zich niet heeft gehouden aan het bepaalde in artikel 7.18, tweede lid, van het Arbeidsomstandigheden-besluit.
- Artikel 7.18 lid 3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (zevende gedachtestreepje)
Op grond van het bepaalde in artikel 7.18, derde lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit moet een hijs- of hefwerktuig worden bediend door personen die daartoe een specifieke deskundigheid bezitten.
De rechtbank overweegt dat gelet op de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] niet de specifieke deskundigheid bezat om een vorkheftruck te bedienen. De enkele omstandigheid dat hij niet in het bezit was van een vorkheftruckcertificaat is daarvoor onvoldoende, zeker daar waar namens verdachte is gesteld dat [slachtoffer] de nodige ervaring had opgedaan in een ander magazijn waar hij werkte met een vorkheftruck. Hij was in het bezit van een certificaat om veilig te kunnen rijden op een reachtruck en op een E.P.T. De veiligheidsregels waren hem dan ook bekend. Voorts had hij in eerdere functies, zowel bij verdachte als bij het bedrijf [bedrijf 5] , waar hij werkte voordat hij in dienst trad bij verdachte, ervaring opgedaan met het bedienen van trucks. Over de periode bij [bedrijf 5] heeft de getuige [getuige] , veiligheidskundige, verklaard dat zijn zoon met [slachtoffer] had samengewerkt en dat die hem een goede truckchauffeur vond.
De rechtbank komt niet tot bewezenverklaring van het onder het zevende gedachtestreepje tenlastegelegde en zal verdachte dan ook vrijspreken van dat onderdeel.
Toerekening aan verdachte
Op grond van artikel 51 Sr kunnen strafbare feiten worden begaan door een rechtspersoon.
Hiertoe is van belang of de verboden gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend.
De rechtbank overweegt dat het door haar werknemers laten besturen van een (samengestelde) vorkheftruck en het vervoeren van (zwaar) beladen pallets passen binnen de normale bedrijfsvoering van verdachte en haar dienstig zijn. Verdachte heeft er onvoldoende voor gezorgd dat haar werknemers onder veilige omstandigheden met de samengestelde vorkheftruck konden werken, terwijl het in haar macht lag om afdoende veiligheids-maatregelen te treffen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het hiervoor beschreven nalaten plaatsvond in de sfeer van de rechtspersoon en kan worden toegerekend aan verdachte.
In het economisch strafrecht moet de term opzet worden uitgelegd als kleurloos opzet. Dit betekent dat het opzet alleen gericht moet zijn op de verweten gedragingen, in dit geval telkens een nalaten, en niet op de wederrechtelijkheid daarvan.
Uit het bovenstaande volgt dat verdachte niet heeft voldaan aan de zorgplichten, zoals die voortvloeien uit de Arbowet en het Arbobesluit, en aldus op het gebied van het treffen van maatregelen met het oog op de gezondheid en veiligheid van de werknemers tekort is geschoten. In het nalaten van het treffen van benodigde maatregelen, ligt het opzet op dat nalaten besloten. De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit opzettelijk heeft begaan.
Levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid
De rechtbank overweegt dat het werken met een vorkheftruck en zware lasten evident gevaar met zich brengt. In dit geval was de samengestelde vorkheftruck niet geschikt om twee [bedrijf 1] pallets met zware lasten tegelijk op te pakken, gelet op de wijze waarop deze pallets in het magazijn stonden. De [bedrijf 1] pallets waren instabiel en vier hoog opgestapeld, wat gevaar op omvallen van de zwaar beladen pallets meebrengt. Ook konden de pallets, gelet op de langere vorken van de samengestelde heftruck, niet (in één keer) juist op de vorkheftruck worden geplaatst, waardoor de last sneller in onbalans kon raken. Om voornoemde gevaren te voorkomen, hadden maatregelen moeten worden getroffen ter waarborging van de veiligheid en de gezondheid van werknemers. Dat heeft verdachte onvoldoende gedaan, nu zij de risico’s van het werken met de samengestelde vorkheftruck en het stapelen van instabiele pallets niet heeft onderkend en niet heeft beschreven in haar RI&E. Er waren daarnaast ook geen op schrift gestelde werkinstructies beschikbaar, afgezien van de algemene veiligheidsinstructie. Ook waren werknemers niet op de hoogte van de juiste gebruikersvoorschriften van de samengestelde vorkheftruck, waardoor niet bekend was dat het hefvermogen van de heftruck lager was dan wat op de lasttabel stond beschreven.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de verantwoordelijkheid voor het aanpassen van de lasttabel en daarmee ook voor de correcte CE-markering berust bij de partij die de heftruck heeft geleverd en niet bij verdachte. Verdachte mocht er vanuit gaan dat de samengestelde vorkheftruck veilig was. Daarnaast heeft de raadsman naar voren gebracht dat zelfs in de meest recente RI&E van oktober 2023, die door een extern bedrijf werd uitgevoerd, geen specifieke aanpassingen zijn geadviseerd met betrekking tot de werkzaamheden in het magazijn, dus ook niet ten aanzien van het werken met een samengestelde vorkheftruck en de [bedrijf 1] pallets.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze omstandigheden verdachte niet disculperen, omdat verdachte primair verantwoordelijk was voor de veiligheid van de werknemers, het hanteren van veilige werkprocessen en het ter beschikking stellen van veilige arbeidsmiddelen waarmee de voorgeschreven werkzaamheden konden worden uitgevoerd.
Naar het oordeel van de rechtbank maken de voornoemde omstandigheden dat door de bewezenverklaarde feiten en omstandigheden naar objectieve maatstaven levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van [slachtoffer] en andere werknemers ontstond of te verwachten was, en dat verdachte dit redelijkerwijs moest weten.
Het toevoegen van cursusmateriaal en horen van de zoon van [getuige] als getuige
Ter terechtzitting heeft de raadsman de rechtbank verzocht om te bepalen dat cursusmateriaal van veiligheidskundige [getuige] , waaruit zou blijken dat [slachtoffer] is geleerd bij een instabiele lading niet uit te stappen, wordt toegevoegd aan het dossier. Verder is verzocht om de zoon van voornoemde [getuige] als getuige te horen. Deze zoon heeft samengewerkt met [slachtoffer] en zou kunnen verklaren over de (specifieke) deskundigheid van [slachtoffer] .
De rechtbank heeft de beslissing op deze verzoeken aangehouden en beslist thans als volgt.
Het verzoek om de zoon van [getuige] als getuige te horen wordt afgewezen, omdat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het verwijt dat [slachtoffer] niet de specifieke deskundigheid bezat om de vorkheftruck te bedienen (zevende gedachtestreepje, overtreding van artikel 7.18 lid 3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit). Het toevoegen van cursusmateriaal acht de rechtbank evenmin noodzakelijk in het kader van het beantwoorden van de vragen van artikel 348 en 350 Sv. Niet ter discussie staat dat [slachtoffer] niet uit de vorkheftruck had moeten stappen en had moeten proberen de onstabiele lading tegen te houden.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 20 januari 2023, te Didam (gem. Montferland), als werkgever in de zin van artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk handelingen heeft verricht of heeft nagelaten in strijd met voormelde wet en/of de daarop berustende bepalingen, immers heeft zij, verdachte, toen, daar, in een magazijnruimte gelegen aan de [adres] , zijnde een arbeidsplaats als bedoeld in artikel 1, derde lid onder g van genoemde wet, (oud, thans: artikel 1, eerste lid, van de genoemde wet) door [slachtoffer] , zijnde een werknemer van verdachte in de zin van genoemde wet, en een of meer andere werknemers van verdachte in de zin van genoemde wet, arbeid doen of laten verrichten, bestaande die arbeid uit – zakelijk weergegeven – het beladen van een gereedstaande vrachtwagen met [bedrijf 1] pallets met behulp van een vorkheftruck, terwijl niet was voldaan aan,
- artikel 5 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet
immers had verdachte bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid niet voldaan
aan de verplichting schriftelijk in een inventarisatie en evaluatie vast te leggen welke risico’s – zakelijk weergegeven – behoren bij het werken met een samengestelde vorkheftruck (die werd gebruikt voor het beladen van een vrachtwagen met [bedrijf 1] pallets), en
- art. 8 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet
immers had verdachte er geen zorg voor gedragen dat [slachtoffer] en haar overige werknemer(s), doeltreffend werd(en) ingelicht over de te verrichten werkzaamheden, te weten het beladen van een gereedstaande vrachtwagen met [bedrijf 1] pallets en over het (daarbij) gebruikte arbeidsmiddel (een vorkheftruck van het fabricaat: TOYOTA, model: 7BMF25, productiejaar: 2006 met een verwisselbaar uitrustingsstuk van het fabricaat MEYER, type: 6-104K, bouwjaar: 2008) en de daaraan verbonden risico’s, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn (waren) deze risico’s te voorkomen of te beperken, en
- art. 3.17 van het Arbeidsomstandighedenbesluit
immers had verdachte het gevaar te worden getroffen of geraakt door (onderdelen van) voorwerpen en/of producten of het gevaar bekneld te raken tussen (onderdelen van) voorwerpen en/of producten niet voorkomen of zoveel mogelijk beperkt, aangezien
[slachtoffer] met een vorkheftruck van het fabricaat: TOYOTA model: 7BMF25, productiejaar: 2006 die was voorzien van een verwisselbaar uitrustingsstuk van het fabricaat: MEYER, type: 6-104K, bouwjaar: 2008 (voorzetstuk) uit een stapel [bedrijf 1] pallets, twee [bedrijf 1] pallets ophaalde, terwijl die stapel [bedrijf 1] pallets op zodanige wijze in het magazijn was geplaatst dat de vorken van die vorkheftruck met voorzetstuk niet geheel door het onderste pallet konden worden gestoken, waardoor die vorkheftruck met voorzetstuk instabiel werd beladen en/of de vorken van die vorkheftruck met
voorzetstuk te zwaar waren beladen, waardoor die pallets van die vorkheftruck
met voorzetstuk zijn gevallen en [slachtoffer] bekneld raakte onder één of meer
pallet(s), en
- art. 7.2 lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit
immers had verdachte een arbeidsmiddel, te weten een vorkheftruck van het fabricaat: TOYOTA, model: 7BMF25, productiejaar: 2006 die was voorzien van een verwisselbaar uitrustingsstuk van het fabricaat: MEYER, type: 6-104K, bouwjaar: 2008 (voorzetstuk), zijnde een samengestelde machine zoals bedoeld in artikel 2 onder a 4e streepje van de machinerichtlijn (EU-richtlijn 2006/42/EG) ter beschikking gesteld aan die [slachtoffer] en aan een of meer van die andere werknemers, terwijl dat arbeidsmiddel niet voldoet aan de van toepassing zijnde Warenwetbesluit machines, aangezien die vorkheftruck met voorzetstuk niet was voorzien van een CE-markering, en
- art. 7.18 lid 2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit
immers was het hijs- en/of hefwerktuig, te weten een vorkheftruck van het fabricaat: TOYOTA, model: 7BMF25, productiejaar: 2006 die was voorzien van een verwisselbaar uitrustingsstuk van het fabricaat: MEYER, type: 6-104K, bouwjaar: 2008, zwaarder belast dan de toegelaten bedrijfslast en/of dan een veilig gebruik toelaat, zijnde (ongeveer) 1.311 kilogram,
terwijl daardoor, naar verdachte redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van [slachtoffer] en van andere werknemers, ontstond of te verwachten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf: overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.