Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOVE:2024:5530

Rechtbank Overijssel
22-10-2024
25-10-2024
11212320 \ CV EXPL 24-2699
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Eiseres heeft twee busjes verhuurd op naam van gedaagde. Eiseres vordert veroordeling van gedaagde tot betaling van € 1.407,88, omdat gedaagde is tekortgeschoten in de betaling van de huurprijs en één van de bussen in slechte staat heeft teruggegeven. De gedaagde voert verweer en stelt dat zij onder bewind gesteld is. De verweer slaagt en de vordering van eiseres wordt afgewezen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Zwolle

Zaaknummer: 11212320 \ CV EXPL 24-2699

Vonnis van 22 oktober 2024

in de zaak van

[eiseres] B.V.,

te [vestigingsplaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiseres] ,

gemachtigde: Juridisch Adviesbureau Holtland,

tegen

[gedaagde] ,

te [woonplaats] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

gemachtigde: mr. T. Geerdink.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding met producties van 16 juli 2024,
- de conclusie van antwoord met producties van 16 augustus 2024,
- het e-mailbericht van 2 september 2024 met bijlage van mr. [naam 1] ,

- het e-mailbericht van 23 augustus 2024 van [naam 2] ,

- het e-mailbericht van 23 augustus 2024 van [naam 3] ,

- het e-mailbericht van 2 september 2024 van [naam 2] .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiseres] heeft van 3 tot 4 oktober 2023 en 5 en 6 oktober 2023 twee voertuigen, van het merk Renault, met het type Master en met kentekens [kenteken 1] en [kenteken 2] (hierna ook: de bus of bussen) verhuurd, op naam van [gedaagde] .

2.2.

Bij de huurovereenkomst is een kopie van het rijbewijs van [gedaagde] gevoegd.

3 Het geschil en de beoordeling

3.1.

[eiseres] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.407,88, vermeerderd met rente en kosten. Daaraan legt [eiseres] ten grondslag dat zij met [gedaagde] een overeenkomst is aangegaan, waarbij [gedaagde] zich heeft verbonden tot huur van de bussen. [gedaagde] is echter in gebreke gebleven met de betaling van de overeengekomen huurprijs aan [eiseres] . Daarbij heeft zij aan de bus met kenteken [kenteken 2] schade veroorzaakt, waardoor de bus bovendien enkele dagen niet beschikbaar was voor verhuur. Ook heeft [gedaagde] de bus niet volgetankt voor het retourneren, was de bus niet schoon en heeft zij een boete van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) veroorzaakt binnen de huurperiode. [eiseres] vordert nakoming van de gesloten overeenkomst en vergoeding van de door haar geleden schade. Uit het door [eiseres] op 21 mei 2024 geraadpleegde Centraal Curatele en Bewindsregister (hierna ook: CCBR) kan niet worden afgeleid dat de goederen van [gedaagde] onder bewind gesteld zijn.

3.2.

[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure. Daartoe voert [gedaagde] het volgende aan.

3.3.

[gedaagde] betoogt dat zij ten onrechte in de procedure is betrokken. Haar goederen zijn op 26 oktober 2021 onder bewind gesteld en dit bewind is gepubliceerd in het CCBR op 27 oktober 2021. Mevrouw [naam 3] is de huidige bewindvoerder van [gedaagde] en [eiseres] had haar, in plaats van [gedaagde] , dienen te dagvaarden. [eiseres] heeft [gedaagde] niet kunnen vinden in het CCBR doordat zij met onjuiste gegevens heeft gezocht. Daarbij komt dat [gedaagde] geen geld, noch toestemming van de bewindvoerder had om een bus te huren. Vanwege het ontbreken van de toestemming kunnen de kosten die uit de overeenkomst voortvloeien niet op het onder het bewind staande vermogen worden verhaald. [eiseres] wordt, met de publicatie van het bewind, immers geacht bekend te zijn met het bewind. [gedaagde] betwist voorts de bus te hebben gehuurd en/of hieraan schade hieraan te hebben veroorzaakt. De vordering is bovendien te hoog en dient, volgens [gedaagde] , gematigd te worden.

3.4.

Het verweer van [gedaagde] slaagt. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.

3.5.

Uit het Centraal Curatele- en Bewindregister blijkt dat alle goederen die (zullen) toebehoren aan [gedaagde] bij beschikking van 26 oktober 2021 onder bewind zijn gesteld, dat het bewind op 26 oktober 2021 is ingeschreven in het CCBR en op 27 oktober 2021 is gepubliceerd, en dat bij beschikking van 4 november 2022 [naam 3] , h.o.d.n. [bedrijf] , tot bewindvoerder is benoemd. [eiseres] wordt vanwege de publicatie in het CCBR ten tijde van het aangaan van de overeenkomst geacht met het bewind bekend te zijn. Dat [eiseres] stelt niet bekend te zijn geweest met het bewind, door – naar blijkens de door haar in het geding gebrachte uitdraai van CCBR – het register op onjuiste wijze te raadplegen door onder ‘voorvoegsel’ de voorletters van [gedaagde] te vermelden, komt voor haar eigen risico. Het bewind was immers gepubliceerd en het op de juiste wijze raadplegen van het CCBR-register had bekendheid met het bewind opgeleverd. Dit betekent dat het bewind en de gevolgen daarvan aan [eiseres] kunnen worden tegengeworpen.

3.6.

Op grond van artikel 1:441 BW is de bewindvoerder de formele procespartij. In een geding met betrekking tot een onder bewind staand goed dient de bewindvoerder, en dus niet rechthebbende, in rechte te worden betrokken. Een en ander voor zover de wederpartij met het bewind bekend was of had behoren te zijn (vgl. Hoge Raad 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525). De rechthebbende is zelf in beginsel niet procesbevoegd.

3.7.

Nu vaststaat dat [eiseres] het bewind van [gedaagde] behoorde te kennen, aangezien het bewind in het CCBR staat gepubliceerd sedert 27 oktober 2021, leidt vorenstaande tot de conclusie dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in haar vordering.

3.8.

[eiseres] is niet-ontvankelijk in haar vordering en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [gedaagde] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [eiseres] niet worden veroordeeld tot betaling van de betekeningskosten. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:

- salaris gemachtigde

204,00

(1 punt × € 204,00)

- nakosten

102,00

Totaal

306,00

3.9.

De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4 De beslissing

De kantonrechter

4.1.

verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering,

4.2.

veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 306,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,

4.3.

veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2024.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.