3.1.
[eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
A. aan [eiser] over de periode 29 mei 2020 tot en met 3 juni 2020 te voldoen het netto equivalent van het door [gedaagde] verschuldigde volledige salaris tijdens ziekte van € 1.937,78 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag en de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50 %;
aan [eiser] te voldoen het netto equivalent van het door [gedaagde] verschuldigde salaris tijdens ziekte van € 1.653,60 bruto per maand (wettelijk minimumloon) vanaf 4 juni 2020 tot en met 31 december 2020, te vermeerderen met de vakantietoeslag en de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50%;
zo lang de arbeidsongeschiktheid van [eiser] voortduurt, hem op de overeengekomen tijdstippen te voldoen het netto equivalent van het alsdan geldende wettelijke minimumloon, per 1 januari 2021 € 1.684,80 bruto per maand bedragende, te vermeerderen met vakantietoeslag en de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW voor het geval [gedaagde] nalaat tijdig haar betalingsverplichtingen te voldoen, tot de datum dat er een rechtsgeldig einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst;
aan [eiser] salarisspecificaties te verstrekken, waarin de betalingen van sub A tot en met C zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,00 per dag met maximum van € 5.000,00 voor elke dag na betekening van dit vonnis dat [gedaagde] nalaat te voldoen aan het vonnis,
tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 875,00;
tot betaling van de wettelijke rente over het onder A tot en met E gevorderde, vanaf de datum van de respectieve vervaldata van de vorderingen, althans vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
tot betaling van de proceskosten, het salaris van gemachtigde van [eiser] daaronder begrepen.
3.2.
[eiser] heeft aan de vorderingen ten grondslag gelegd dat, gelet op de beschikking van de kantonrechter van 5 november 2021, de arbeidsovereenkomst tussen partijen is blijven bestaan. Uit hoofde van de arbeidsovereenkomst is [gedaagde] loon verschuldigd aan [eiser] , echter weigert [gedaagde] aan haar verplichting tot loonbetaling te voldoen. [eiser] stelt verder een spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen te hebben, omdat hij door het uitblijven van de loonbetalingen in financiële problemen is komen te verkeren.