Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOBR:2024:6781

Rechtbank Oost-Brabant
19-12-2024
12-03-2025
23/2628
Bestuursprocesrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Vervolg op ECLI:NL:RBOBR:2022:2974. GS heeft opnieuw een vrijstelling opgenomen voor agrarische beregening in het beheerplan voor Brabantse Wal. Deze vrijstelling voorziet niet in een beperking van het gebruik van de putten. Ten onrechte zijn de gevolgen van een onverhoopte toename van het gebruik niet passend beoordeeld. de rechtbank treft een voorlopige voorziening waarbij deze putten toch zijn uitgezonderd van de Natura 2000 activiteit-vergunningsplicht zolang de hoeveelheid te onttrekken grondwater wordt geregistreerd en per kwartaal wordt doorgegeven aan het college. De rechtbank gaat er van uit dat het college verzoekt om opheffing van de voorlopige voorziening als de totale hoeveelheid grondwater toeneemt tot boven het niveau van 2008.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: SHE 23/2628


uitspraak van de meervoudige kamer van 19 december 2024 in de zaak tussen


IVN Groene Zoom, uit Bergen op Zoom,

Stichting Brabantse Wal, uit Woensdrecht

Vogelwerkgroep Bergen op Zoom, uit Bergen op Zoom

Milieuvereniging Benegora, uit Bergen op Zoom

Natuur- en milieuvereniging Namiro, uit Woensdrecht

eisers,

(gemachtigde: mr. J.E. Dijk),

en

gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, het college

(gemachtigden: mr. J. Cortet en ing. G. Schouten)

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam] N.V. uit 's-Hertogenbosch ( [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het wijzigingsbesluit van het Natura 2000-beheerplan voor het Natura 2000-gebied ‘Brabantse Wal’. Het beheerplan zelf is vastgesteld op 15 april 2021.

1.1.

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het beheerplan. Deze rechtbank heeft in de uitspraak van 21 juli 20221 het beroep van eisers tegen het beheerplan gegrond verklaard en

paragraaf 5.2.3 van het beheerplan vernietigd, voor zover hierin de activiteit “drinkwaterwinning Mondaf door [naam] bij Bergen op Zoom” en de activiteit “beregening” zijn beschreven en deze projecten zijn uitgezonderd van de vergunningsplicht ingevolge artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming (Wnb).

1.2.

Met het wijzigingsbesluit van 26 juli 2023 op het bezwaar van eisers heeft het college een besluit genomen tot wijziging van paragraaf 5.2.3 van het beheerplan.

1.3.

De rechtbank heeft het beroep op 5 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] namens eisers en de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van het college, vergezeld van [naam] mede namens het waterschap Brabantse Delta. [naam] is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Vooraf

2. De rechtbank beoordeelt het wijzigingsbesluit van het college met betrekking tot de wijziging van paragraaf 5.2.3. van het beheerplan. Na een korte terugblik op de vorige procedure zal de rechtbank nader duiden wat er nu precies wordt vrijgesteld. Daarna behandelt de rechtbank de beroepsgronden van eisers.

2.1.

Eisers hebben eerder beroep ingesteld tegen het beheerplan, omdat (heel kort gezegd) zij vinden dat er onvoldoende maatregelen worden genomen tegen de verdroging van de Brabantse Wal. De rechtbank heeft in de genoemde uitspraak van 21 juli 2022 het beroep van eisers gegrond verklaard voor zover het de activiteit ‘Beregening’ in paragraaf 5.2.3. van het beheerplan betreft. Hierover heeft de rechtbank het volgende overwogen: “De beschrijving van dit project en de daarmee samenhangende uitzondering van de vergunningplicht ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb in het beheerplan wordt vernietigd, omdat deze beschrijving onvoldoende duidelijk is en omdat op basis van de passende beoordeling en de maatregelen in het beheerplan onvoldoende zeker is dat geen significante gevolgen door grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening kunnen optreden.”

Toepasselijk recht

3. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Een onherroepelijk beheerplan van de provincie voor een Natura 2000-gebied als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Wnb geldt als beheerplan voor dat Natura 2000-gebied als bedoeld in artikel 3.8, derde lid, van de Omgevingswet op grond van artikel 2.2, eerste lid, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet. Het bestreden besluit is nog niet onherroepelijk want er wordt over geprocedeerd. Op basis van artikel 2.9, tweede lid, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet blijft het oude recht (het recht dat gold voor 1 januari 2024) van toepassing totdat het bestreden besluit onherroepelijk wordt.

3.1.

De rechtbank merkt volledigheidshalve op dat per 1 januari 2024 ook de Omgevingsverordening Noord-Brabant (vastgesteld door provinciale staten van Noord-Brabant, verder de Omgevingsverordening) en de Waterschapsverordening waterschap Brabantse Delta 2024 (verder: Waterschapsverordening) in werking zijn getreden.

Waartegen kan worden geprocedeerd

4. In een beheerplan van een Natura 2000-gebied staan de maatregelen genoemd die worden getroffen om de natuurdoelen van het gebied te halen en wie die maatregelen gaan treffen. Ook staan in het beheerplan activiteiten die zonder vergunning in het gebied mogen worden uitgevoerd. De natuurdoelen worden niet vastgesteld in het beheerplan, want die zijn vastgesteld in het besluit waarin het Natura 2000-gebied is aangewezen. De bestuursrechter kan alleen oordelen over beroepen tegen nadrukkelijk in het beheerplan genoemde projecten, die de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied niet in gevaar brengen. Door het beheerplan worden deze projecten dan via artikel 2.9 van de Wnb uitgezonderd van de vergunningplicht op basis van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb. Ook zijn de verboden in hoofdstuk 3 van de Wnb, die zien op soortenbescherming, er niet op van toepassing. Dat volgt ook uit artikel 8.1, tweede lid, van de Wnb. Als men van mening is dat door projecten de instandhoudingsdoelstellingen wel in gevaar komen, zal men beroep moeten instellen tegen het beheerplan.

4.1.

Verder is van belang dat op 1 januari 2020 de in artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb opgenomen vergunningplicht is gewijzigd. Vergunningplichtig zijn projecten die niet direct verband houden met of die nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied. De vergunningplicht voor andere handelingen die een verslechterend of significant verstorend effect kunnen hebben op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied is vervallen. De grondwateronttrekking ten behoeve van agrarische beregening is een project als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb. Dit volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 24 februari 2021.2

Duiding van het wijzigingsbesluit.

5. Eisers voeren aan dat hun beroep zich richt tegen de agrarische beregening. Eisers stellen dat in het herstelbesluit alle agrarische beregeningen zijn uitgezonderd van de vergunningplicht van artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming (Wnb).

5.1.

De rechtbank heeft naar aanleiding hiervan onderzocht wat er nu precies is vrijgesteld met het wijzigingsbesluit. Bij het wijzigingsbesluit is een kaart gevoegd met het Natura 2000-gebied Brabantse Wal. Binnen dit gebied zijn nadere gebieden aangeduid. Dat zijn beschermde gebieden, beperkt beschermde gebieden, attentiegebieden en het invloedgebied Natura 2000. In het wijzigingsbesluit maakt het college onderscheid in 3 categorieën van gevallen die de rechtbank hierna bespreekt.

Beregeningen met een watervergunning binnen het Natura 2000-gebied maar buiten de beschermde gebieden.

6. In het beheerplan is voor deze categorie geen vrijstelling verleend, omdat het college ervan uitgaat dat hiervoor geen natuurvergunning nodig is. Het college heeft aangegeven dat de vrijstelling alleen ziet op beregeningen binnen beschermd gebied waarvoor een vergunning op grond van de Waterwet (watervergunning) is verleend. Desgevraagd heeft het college ter zitting bevestigd dat de vrijstelling ook ziet op beregeningen in de beperkt beschermde gebieden waarvoor een vergunning is verleend. Er is dus geen vrijstelling verleend voor beregeningen buiten de beschermingsgebieden en de beperkt beschermde gebieden, ook al liggen deze beregeningen in het natura 2000-gebied en zijn het projecten als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid van de Wnb.

6.1.

Eisers kunnen niet procederen tegen het beheerplan voor deze categorie, want het wijzigingsbesluit verandert niets voor deze beregeningen en heeft geen betrekking op deze beregeningen. Hun beroep is, voor zover hiertegen gericht, ongegrond.

6.2.

De rechtbank wijst nog op het volgende. Het college gaat ervan uit dat deze gevallen zijn vrijgesteld op grond van artikel 2.65 van de Interim-Omgevingsverordening Noord-Brabant en artikel 1.3 van de Regeling natuurbescherming Noord-Brabant. De rechtbank merkt op dat dit mogelijk zo was ten tijde van het vaststellen van het wijzigingsbesluit. Op dit moment is de Omgevingsverordening van toepassing. Ingevolge artikel 3.97 van de Omgevingsverordening geldt het verbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Omgevingswet niet voor agrarische beregening uit grondwater als dit geen significant negatief effect veroorzaakt op Natura 2000-gebied. In het tweede lid is bepaald dat er geen significant effect op Natura 2000-gebied is als de onttrekkingsactiviteit ligt buiten de Attentiezone waterhuishouding of een door het waterschap aangewezen invloedgebied Natura 2000. Het Waterschap Brabantse Delta heeft in de Waterschapsverordening het gehele Natura 2000-gebied Brabantse Wal als invloedgebied aangewezen. Dat is overigens ook zo al eerder aangeduid. Dit blijkt uit de kaart bij het wijzigingsbesluit. Naar het oordeel van de rechtbank is dus onder de Omgevingswet per 1 januari 2024 wel een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit vereist voor deze gevallen, omdat ze in het beheerplan niet zijn vrijgesteld.

Agrarische beregeningen vergund voor de referentiedatum

7. De tweede categorie betreft de agrarische beregeningen met een watervergunning (of een vergunning die is verleend voor inwerkingtreding van de Waterwet maar gelijk is gesteld met een watervergunning) binnen de beschermde gebieden en binnen de invloedzone Natura 2000 Brabantse Wal, die zijn vergund voor de referentiedatum van het gebied (24 maart 2000). Deze categorie is ook uitgezonderd.

7.1.

Eisers kunnen niet procederen tegen het beheerplan voor deze categorie want het wijzigingsbesluit verandert niets voor deze beregeningen en heeft geen betrekking op deze beregeningen. Hun beroep is, voor zover hiertegen gericht, ongegrond.

Agrarische beregeningen zonder watervergunning

8. Er zijn ook beregeningen in het invloedgebied waarvoor op grond van het beleid of de oude keur geen watervergunning of onttrekkingsvergunning was vereist, omdat de onttrekking van een geringe omvang was. Deze categorie is ook uitgezonderd, want in het beheerplan is expliciet aangegeven dat alleen vrijstelling is verleend voor beregeningen in beschermde (en beperkt beschermde) gebieden met een watervergunning Eisers kunnen daarom niet procederen tegen het beheerplan met betrekkingen tot beregeningen zonder watervergunning, want het wijzigingsbesluit verandert niets voor deze beregeningen en heeft geen betrekking op deze beregeningen. Hun beroep is, voor zover hiertegen gericht, ongegrond.

Vrijgestelde agrarische beregeningen

9. Het college heeft wél vrijstelling verleend voor agrarische beregeningen in (beperkt) beschermde gebieden met een watervergunning die zijn verleend na de referentiedatum, voor de totstandkoming van het beregeningsbeleid van het waterschap en die zijn voortgezet. Het waterschap hanteert vanaf de periode dat het bevoegd was om watervergunningen te verlenen een standstill beginsel dat is verankerd in het beleid. Op grond van dit beginsel zouden er geen onttrekkingsvergunningen voor agrarische beregening meer moeten zijn verleend in deze periode. In het wijzigingsbesluit worden nog twee categorieën met name genoemd:

  • -

    verplaatsingen van beregeningsputten binnen de beschermde gebieden die zijn toegestaan conform paragraaf 22.4 van de Beleidsregels voor waterkering, waterkwaliteit en grondwater van het waterschap;

  • -

    mogelijk voor 2014 verleende vergunningen voor beregening uit grondwater in een klein deel van het invloedgebied dat niet overlapt met het gebied waar sinds de jaren ‘90 het standstill uitgangspunt geldt. Het betreft hier een beperkt gebied.

10. Aan het beheerplan heeft het college een passende beoordeling uit 20173 ten grondslag gelegd. Hierin worden de grondwateronttrekkingen in het Natura 2000-gebied Brabantse Wal in kaart gebracht. De grote onttrekkingen zijn vooral de drinkwateronttrekkingen met een omvang van 25 miljoen m3 per jaar. Daarnaast zijn er kleinere industriële onttrekkingen en onttrekkingen voor agrarische beregening. Deze laatste onttrekkingen hebben een omvang van gemiddeld 1.000 tot 100.000 m3 per jaar per onttrekking. In de passende beoordeling wordt het volgende geconcludeerd: “De grondwaterwinningen hebben in het verleden geleid tot effecten op de hydrologie en watervoerendheid van De Groote Meer en daardoor op de oppervlakte en kwaliteit van de habitattypen en leefgebieden. Deze effecten hebben plaatsgevonden voor de aanmelding en aanwijzing van het Natura2000-gebied zodat er thans geen sprake is van nu nog voortdurende significant negatieve effecten in de zin van de Wet Natuurbescherming.” Aan het wijzigingsbesluit heeft het college geen aanvullende passende beoordeling ten grondslag gelegd. De passende beoordeling uit 2017 hebben eisers niet betwist.

Beoordeling beroepsgronden.

11. Eisers zien dat de verleende vrijstelling mede is gebaseerd op het in het Beregeningsbeleid van waterschap Brabantse Delta opgenomen standstill beginsel. Het beregeningsbeleid is echter geen provinciaal beleid. Het waterschap kan het beleid aanpassen of bij de verlening van een watervergunning afwijken van het beleid. Daar heeft het college geen zeggenschap over.

11.1.

Het college merkt op dat het beregeningsbeleid in 2014 passend is beoordeeld.4 Bij wijziging van het beleid van het waterschap kan er aanleiding zijn voor een nieuwe passende beoordeling op grond van artikel 16.53c van de Omgevingswet in combinatie met artikel 10.24 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).

11.2.

De rechtbank heeft het college gevraagd of in het wijzigingsbesluit wordt verwezen naar het beleid zoals dat is vastgelegd als is beschreven in het wijzigingsbesluit of dat sprake is van een verwijzing naar het actuele beleid van het waterschap (ook als dat beleid wijzigt; een dynamische verwijzing). Het college heeft aangegeven dat geen sprake is van een dynamische verwijzing, maar dat wordt verwezen naar het beleid zoals dat luidde ten tijde van het bestreden besluit. Het waterschap heeft dit bevestigd. Het blijkt indirect ook uit het wijzigingsbesluit waarin wordt aangegeven dat het beleid passend is beoordeeld. De rechtbank stelt dus vast dat het wijzigingsbesluit verwijst naar het beleid zoals dat luidde ten tijde van het bestreden besluit. Dit beleid staat in paragraaf 22.4 van de “Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater” van het waterschap, zoals dat gold van 20 juni 2021 tot en met 18 juli 2023. De paragraaf is als bijlage gehecht aan deze uitspraak. De kernvoorwaarden van dat beleid in beschermde gebieden, attentiegebieden en invloedgebieden Natura 2000 zijn:

  • -

    Er mogen geen nieuwe vergunningen meer worden verleend voor beregening.

  • -

    Bestaande grondwateronttrekkingen mogen niet worden verplaatst. Alleen bij de realisatie van overheidsplannen kan een grondgebruiker die het bestaand gebruik moet beëindigen, een put verplaatsen naar een nieuw perceel. De nieuwe put mag hierbij niet zijn gelegen in een beschermd gebied of attentiegebied.

  • -

    Bestaande putten mogen worden verplaatst vanuit de beschermde gebieden naar de attentiegebieden en invloedgebieden Natura 2000. Bestaande putten mogen ook worden verplaatst binnen de attentiegebieden en invloedgebieden Natura 2000 indien de afstand tot de beschermde gebieden daarmee wordt vergroot (afwaartse beweging). Verplaatsing van de put is ook mogelijk naar een locatie buiten de beschermde gebieden, attentiegebieden en invloedgebieden Natura 2000. Het doel is steeds het vergroten van de afstand van de onttrekking ten opzichte van natuurgebieden.

  • -

    Bestaande putten mogen worden vervangen binnen 50 meter van de bestaande ingemeten locatie, waarbij de nieuwe put dezelfde diepte dient te hebben als de bestaande of ondieper dient te zijn, maar deze mag niet dieper zijn dan de maximale diepte conform de algemene regels grondwater. Deze voorwaarde is eveneens in de vergunningen opgenomen en hierbij is tevens voorzien in een ontheffingsregeling.

11.3.

Als wordt afgeweken van deze voorwaarden, bijvoorbeeld omdat wordt afgeweken van beleid, dan is sprake van een handeling waarvoor géén vrijstelling ingevolge artikel 2.9 van de Wnb wordt verleend en zal moeten worden beoordeeld of deze handeling significante gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebieden. De rechtbank stelt vast dat vrijstelling wordt verleend voor:

  • -

    putten met een watervergunning verleend tussen de referentiedatum en 2015 binnen (beperkt) beschermde gebieden;

  • -

    de verplaatsing van putten met een watervergunning verleend tussen de referentiedatum en 2015 van (beperkt) beschermde gebieden naar het invloedgebied;

  • -

    de vervanging van putten binnen 50 meter van de bestaande put zolang de put niet dieper is dan de bestaande put en niet dieper is dan de maximale diepte conform de algemene regels grondwater.

Deze vrijstelling is voldoende afgebakend.

12. Eisers hebben kritiek op de beoordeling van de effecten van de vrijgestelde agrarische beregeningen. Het is onduidelijk in hoeverre vergunde onttrekkingen daadwerkelijk worden gebruikt en in hoeverre er sprake is van ongebruikte vergunningsruimte. Het is niet denkbeeldig dat die ruimte er is, gelet op de toelichting op het wijzigingsbesluit. Hierin staat dat de omvang van de onttrekkingen sinds 2008 is gedaald van 20 naar 13 miljoen m³ per jaar. Eisers vrezen dat, als dat niet gepaard is gegaan met een intrekking van vergunningen, de vrijgestelde onttrekkingen zonder nadere passende beoordeling weer in omvang kunnen toenemen.

12.1.

Het college heeft aangegeven dat in de watervergunningen voor onttrekkingen voor agrarische berekening de capaciteit van de pomp in de regel wel wordt begrensd maar de hoeveelheid te onttrekken water niet (in tegenstelling tot watervergunningen voor industriële onttrekkingen). De watervergunningen bevatten vaak wel een registratieverplichting. Dit heeft het waterschap ter zitting bevestigd. Het college heeft ook gewezen op het grondwaterconvenant 2021-2027 ‘Samenwerken aan herstel en bewaking van de grondwaterbalans in Noord-Brabant’. Hieraan nemen naast de waterschappen en de provincie Noord-Brabant ook de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO) en de Brabantse milieufederatie (BMF) deel. Een van de doelstellingen van dit convenant is dat aanvulling en onttrekking van grondwater meer in balans komen.

12.2.

In hoofdstuk 7 van de passende beoordeling uit 2017 is aangegeven dat sinds de jaren ’70 sprake is van een grootscheepse onttrekking van grondwater in en rondom de Brabantse Wal. Daardoor is de stijghoogte van het diepe grondwater gedaald. Door afname in de onttrekkingen vanaf 2008 is sprake van een afname van die effecten. Voor wat betreft de meeste habitattypen is geen relatie tussen de staat van instandhouding en grondwateronttrekking aangetroffen. Dat is anders bij het habitattype zwak gebufferde vennen (H3130) waar alleen bij het Groote Meer een indirecte relatie is gevonden tussen grondwateronttrekkingen en de hoeveelheid water die afstroomt op het Groote Meer. Deze hoeveelheid water is van invloed op de staat van instandhouding van dit habitattype. De onttrekkingen hebben in het verleden geleid tot effecten op de hydrologie en watervoerendheid van De Groote Meer en daardoor op de oppervlakte en kwaliteit van de habitattypen en leefgebieden. De effecten van grondwaterwinningen hebben plaatsgevonden voor de aanmelding en aanwijzing van het Natura 2000-gebied zodat er thans geen sprake is van nog voortdurende significant negatieve effecten in de zin van de Wet Natuurbescherming. Deze conclusie uit de passende beoordeling uit 2017 hebben eisers niet betwist.

12.3.

Het gebruik van een beregeningsput is afhankelijk van de behoefte aan beregening en dus van het (veranderlijke) weer. Doordat voor het gebruik van de beregeningsput met een algemene vrijstelling in het beheerplan geen afzonderlijke natuurvergunning meer nodig is, verliest het college de mogelijkheid om in individuele gevallen beperkingen te stellen aan de hoeveelheid grondwater die wordt onttrokken.

12.4.

Echter, als in de watervergunning evenmin een beperking is gesteld aan de hoeveelheid te onttrekken water, dan heeft een individuele agrariër de mogelijkheid om grondwater te onttrekken met als enige beperking de plaats van de put en de capaciteit van de pomp (als die in de watervergunning is vastgelegd). In de passende beoordeling uit 2017 is de omstandigheid dat de onttrekkingen na 2008 zijn afgenomen mede ten grondslag gelegd aan de conclusie dat er geen significante gevolgen optreden. Indien sprake is van een blijvende afname, kan de rechtbank deze conclusie volgen. Als op basis van de vrijgestelde wateronttrekking de totale hoeveelheid onttrekkingen onverhoopt wel weer gaat toenemen boven het niveau uit 2008, kunnen significante gevolgen niet op voorhand worden uitgesloten. De significante gevolgen van een onverhoopte toename zijn niet beoordeeld. Het bestreden besluit voorziet niet in een beperking van het gebruik van de putten. De verwijzing naar het grondwaterconvenant maakt dit niet anders omdat individuele agrariërs hier niet aan zijn gebonden. Dat maakt dat het bestreden besluit, voor zover hierbij een onbeperkt gebruikt van de in rechtsoverweging 11.3 genoemde beregeningen is vrijgesteld, ten onrechte niet voorziet in een passende beoordeling op basis waarvan significante gevolgen voor het Natura 2000 gebied kunnen worden uitgesloten.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 2.9, eerste lid van de Wnb en dient te worden vernietigd voor zover daarbij vrijstelling wordt verleend voor putten met een watervergunning verleend tussen de referentiedatum en 2015 binnen (beperkt) beschermde gebieden, de verplaatsing van putten met een watervergunning verleend tussen de referentiedatum en 2015 van (beperkt) beschermde gebieden naar het invloedgebied en de vervanging van putten binnen 50 meter van de bestaande put zolang de put niet dieper is dan de bestaande put en niet dieper is dan de maximale diepte conform de algemene regels grondwater. De rechtbank ziet geen aanleiding het college de opdracht te geven een nieuw wijzigingsbesluit vast te stellen, omdat het college heeft aangegeven dat een nieuw beheerplan voor het Natura 2000-gebied Brabantse Wal in voorbereiding is.

14. Het gevolg van de vernietiging is dat agrariërs niet zonder natuurvergunning gebruik kunnen maken van de in rechtsoverweging 11.3 opgesomde beregeningen. Daarom ziet de rechtbank aanleiding een voorlopige voorziening te treffen dat putten met een watervergunning verleend tussen de referentiedatum en 2015 binnen (beperkt) beschermde gebieden zijn uitgezonderd van de Natura 2000 activiteit-vergunningsplicht, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid onder e, van de Omgevingswet indien de hoeveelheid te onttrekken grondwater wordt geregistreerd en per kwartaal wordt doorgegeven aan het college. De rechtbank gaat er van uit dat het college de rechtbank om opheffing van de voorlopige voorziening verzoekt als de totale hoeveelheid grondwater toeneemt tot boven het niveau van 2008, alsmede dat het college eisers per kwartaal informeert over de geregistreerde hoeveelheden. Overigens kunnen ook eisers verzoeken om opheffing van de voorlopige voorziening verzoeken als de totale hoeveelheid grondwater toeneemt tot boven het niveau van 2008. De rechtbank treft geen voorlopige voorziening voor het verplaatsen of vervangen van putten. Daar is een natuurvergunning voor nodig. Hierbij kan een beschermingsmaatregel worden getroffen dat de hoeveelheid te onttrekken grondwater wordt geregistreerd en per kwartaal wordt doorgegeven aan het college alsmede dat de hoeveelheid wordt beperkt.

15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat het college het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden. De rechtbank veroordeelt het college verder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 875,00 en een wegingsfactor 1) en de reiskosten van de vertegenwoordiger van eiser.

Beslissing

De rechtbank

  • -

    verklaart het beroep gegrond;

  • -

    vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij vrijstelling wordt verleend voor putten met een watervergunning verleend tussen de referentiedatum en 2015 binnen (beperkt) beschermde gebieden; de verplaatsing van putten met een watervergunning verleend tussen de referentiedatum en 2015 van (beperkt) beschermde gebieden naar het invloedgebied en de vervanging van putten binnen 50 meter van de bestaande put zolang de put niet dieper is dan de bestaande put en niet dieper is dan de maximale diepte conform de algemene regels grondwater;

  • -

    treft de voorlopige voorziening dat dat beregeningsputten met een watervergunning verleend tussen de referentiedatum en 2015 binnen (beperkt) beschermde gebieden zijn uitgezonderd van de Natura 2000 activiteit-vergunningsplicht, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid onder e, van de Omgevingswet indien de hoeveelheid te onttrekken grondwater wordt geregistreerd en per kwartaal wordt doorgegeven aan het college.

  • -

    bepaalt dat het college aan eisers het griffierecht à € 365,00 vergoedt;

  • -

    veroordeelt het college in de proceskosten van eisers, begroot op € 1.750,00.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter en mr. D.J. de Lange en mr. R. Grimbergen, leden, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2024.

griffier

de rechter is niet in de gelegenheid deze

uitspaak mede te ondertekenen

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

1 ECLI:NL:RBOBR:2022:2974.

2 ECLI:NL:RVS:2021:361.

3 Passende beoordeling wateronttrekking Brabantse Wal van 21 december 2017.

4 Passende Beoordeling beregeningsbeleid Noord-Brabant.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.