Met TWZ Connect moet worden vastgesteld dat het feit dat het Head of Legal & Corporate Affairs verstand heeft van de wet- en regelgeving rondom PRM, niet hetzelfde is als deskundig op het gebied van de uitvoering van de werkzaamheden op het vliegveld. Dat laatste is wel de manier waarop een ‘materiedeskundige’, zonder nadere toelichting, in een uitnodiging tot inschrijving mocht worden begrepen. Dat niettemin aan wet- en regelgeving moet worden voldaan staat niet ter discussie. De vraag is of tegenover partijen die inschreven is voldaan aan het transparantiebeginsel, namelijk dat sprake is van een duidelijke en ondubbelzinnige formulering, waardoor de normaal oplettende inschrijver de juiste draagwijdte kon begrijpen en zij deze op dezelfde wijze manier zouden interpreteren (HvJ EU 29 april 2004, C-496/99 P, ECLI:EU:C:2004:236 (Succhi di Frutta)).
Ten aanzien van het Head of Legal & Corporate Affairs, is dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter gelet op de omschrijving in de uitnodiging tot inschrijving en de omschrijving van de expertise niet het geval. Ten aanzien van de door Eindhoven Airport voor wat betreft de CEO toegelichte ervaring, is de deskundigheid van de CEO door TWZ Connect niet betwist, maar is met name ter discussie gesteld of sprake is van een materiedeskundige ten aanzien van hetgeen de uitnodiging tot inschrijving in de kern betreft. Dat dit het geval is, is door Eindhoven Airport gesteld, maar niet (concreet) onderbouwd. Bovendien gaat Eindhoven Airport er, door te stellen dat de tweede commissie volledig voldoet aan de uitnodiging tot inschrijving, aan voorbij dat zij vond dat de samenstelling van de eerste beoordelingscommissie een juiste afspiegeling vormde van de in de uitnodiging tot inschrijving genoemde expertises. Gelet op hetgeen hiervoor is opgenomen, moet voorshands worden aangenomen dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen de eerste en de tweede commissie. Gelet op al het voorgaande kan niet worden ingezien dat ook de samenstelling van de tweede beoordelingscommissie is hoe een normaal oplettende inschrijver de uitnodiging tot inschrijving zou interpreteren. Dat de inschrijvers daarover dan verduidelijkende vragen hadden dienen te stellen, hetgeen zij hebben nagelaten zo heeft Eindhoven Airport aangevoerd, wordt door de voorzieningenrechter niet gevolgd. Op voorhand was de uitnodiging tot inschrijving helder. Slechts indien Eindhoven Airport voorstond om (bijvoorbeeld) juridische expertise als materiedeskundig aan te merken, had dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de uitnodiging expliciet opgenomen dienen te zijn, in een meer ondubbelzinnige formulering.
Tot slot kan het verweer van Eindhoven Airport voor wat betreft de punten die volgens de uitnodiging tot inschrijving minimaal aan de orde dienden te komen (7.3. van de uitnodiging tot inschrijving) en de daaraan te koppelen expertises haar niet baten. Eindhoven Airport heeft aangevoerd dat het laatste punt dat daarin wordt genoemd, te weten “De mate waaruit blijkt dat Inschrijver met de aangeboden voorstellen/oplossing voldoet aan de wet- en regelgeving” er op duidt dat ook een jurist materiedeskundige is. Voor zover uit die stelling moet worden afgeleid dat dit punt maakt dat een inschrijver bijvoorbeeld had dienen te begrijpen dat er drie juristen in de beoordelingscommissie zouden kunnen deelnemen, wordt als volgt overwogen. Wanneer die stelling zou worden gevolgd, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de uitnodiging van inschrijving niet voldoet aan het transparantiebeginsel.