[naam vader] ,
wonende in [woonplaats] ,
verder te noemen: de vader.
[minderjarige] heeft een e-mail geschreven met een verzoek aan de rechter. Die e-mail is bij de rechtbank binnengekomen op 8 november 2021.
De rechter heeft op 7 december 2021 met [minderjarige] gesproken over haar verzoek. Daarna heeft de rechter over het verzoek gesproken met de ouders van [minderjarige] en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming.
[minderjarige] is 15 jaar. Zij woont bij haar moeder en heeft een contactregeling met haar vader.
De ouders van [minderjarige] hebben samen het gezag over haar.
[minderjarige] heeft de eerste van 2 vaccinaties tegen Covid-19 gekregen. Daarbij werd niet gevraagd of haar ouders allebei toestemming gaven. De tweede vaccinatie was gepland op [datum] , maar die afspraak is afgelast omdat de moeder weigerde haar toestemming voor de vaccinatie te geven.
Het verzoek van [minderjarige]
[minderjarige] vraagt in haar e-mail vervangende toestemming van de rechtbank voor haar tweede vaccinatie.
Zij wil zichzelf, haar moeder, haar oma’s en anderen beschermen tegen corona en zij wil kunnen meedoen met vriendinnen bij activiteiten waarvoor een QR-code nodig is.
De beoordeling van het verzoek van [minderjarige]
De moeder is tegen het vaccineren van [minderjarige] . Zij is - kort gezegd - bezorgd over mogelijke gezondheidsschade als gevolg van de vaccinatie. De vader van [minderjarige] vindt dat de wens van [minderjarige] moet worden gevolgd.
[minderjarige] kent de bezwaren van haar moeder, maar wil toch graag gevaccineerd worden.
Zij geeft aan dat ze goed heeft nagedacht over haar keuze en dat ze erover heeft gesproken met anderen. Samen met haar coach, die ze heeft via Veilig Thuis, heeft [minderjarige] ook informatie opgezocht van Rijksoverheid en de GGD.
Artikel 7:450 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing in de situatie van een minderjarige die zich wil laten vaccineren.
Artikel 7:450 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt - voor zover hier van belang - het volgende:
In lid 1: Voor verrichtingen ter uitvoering van een behandelingsovereenkomst is de toestemming van de patiënt vereist.
In lid 2: Indien de patiënt minderjarig is en de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, is tevens de toestemming van de ouders die het gezag over hem uitoefenen of van zijn voogd vereist. De verrichting kan evenwel zonder de toestemming van de ouders of de voogd worden uitgevoerd, indien zij kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor de patiënt te voorkomen, alsmede indien de patiënt ook na de weigering van de toestemming de verrichting weloverwogen blijft wensen.
Het uitgangspunt is dus dat voor vaccinatie van een minderjarige tussen 12 en 16 jaar de toestemming nodig is van de minderjarige zelf en van zijn ouders die het gezag hebben.
Wanneer de ouders - of een van beide - de toestemming weigert, kan de vaccinatie toch plaatsvinden als de vaccinatie nodig is om ernstig nadeel te voorkomen en als de minderjarige goed heeft nagedacht over zijn wens en bij zijn wens blijft.
[minderjarige] heeft - onder andere met hulp van haar coach - zich geïnformeerd over de risico’s rond Covid-19 en de voor- en nadelen van vaccinatie. Uit het gesprek met [minderjarige] blijkt dat zij heeft nagedacht over haar keuze en is gebleven bij haar wens om te worden gevaccineerd.
De rechtbank heeft ook gelet op het advies “Vaccinatie van adolescenten tegen Covid-19” van de Gezondheidsraad van 29 juni 2021. Daaruit leidt de rechtbank af dat met vaccinatie ernstig nadeel voor [minderjarige] kan worden voorkomen. De Gezondheidsraad concludeert na afweging van de risico’s dat vaccinatie tegen Covid-19 voor adolescenten zinvol en verantwoord is. Er is een beperkte last van bijwerkingen en slechts een klein risico op ernstige bijwerkingen. Een ernstige bijwerking leidt in nagenoeg alle gevallen tot een volledig herstel. De Gezondheidsraad komt dus tot de conclusie dat de gezondheidswinst van het vaccin groter is dan de eventuele bijwerkingen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat [minderjarige] zich op grond van artikel 7:450 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek kan laten vaccineren, ook zonder toestemming van haar moeder.
[minderjarige] heeft dus geen toestemming van de rechtbank nodig om de toestemming van moeder te vervangen en zij had geen verzoek aan de rechtbank hoeven te doen. De rechtbank vermeldt dat hierna onder de beslissing op de volgende manier.
verstaat dat [minderjarige] zich zonder toestemming van de moeder kan laten vaccineren tegen Covid-19.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Lammers, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 7 december 2021 en schriftelijk vastgelegd op 21 december 2021.
|
|
|
|
|
|
|
Conc: db
|
|
|
|