Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOBR:2021:5267

Rechtbank Oost-Brabant
06-10-2021
06-10-2021
SHE 20/3039
Omgevingsrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Natuurvergunning. Toename of niet?

Nedzink heeft een natuurvergunning gevraagd en gekregen voor het aanleggen en gebruiken van een nieuwe hal bij haar bedrijf. In de aanlegfase (zowel de bouw van de nieuwe hal als het plaatsen van installaties in de nieuwe hal) is sprake van een toename van de geluidsbelasting. Door deze tijdelijke toename in de aanlegfase zullen geen significante gevolgen optreden voor de betreffende vogelsoorten in het Natura 2000-gebied. In de referentiesituatie mogen de emissies van de verkeersbewegingen van en naar NedZink worden betrokken, ook al lijken de gevolgen van deze emissies op Natura 2000-gebieden te zijn beoordeeld. Daaruit leidt de rechtbank evenwel niet af dat de bij het bedrijf behorende verkeersbewegingen impliciet zijn geweigerd. Een natuurtoestemming wordt niet gegeven voor specifieke emissies maar voor een project. Zonder de verkeersbewegingen kan het bedrijf van NedZink niet werken en is er geen project. Een dergelijke ingrijpende beslissing kan niet uit de omgevingsvergunning van 29 oktober 2012 worden afgeleid. Daarom mocht verweerder de emissies vanwege de verkeersbewegingen betrekken bij het bepalen van de referentiesituatie. Dat NedZink geen veehouderij is, leidt niet tot een ander oordeel.

Rechtspraak.nl
Omgevingsvergunning in de praktijk 2021/8571

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: SHE 20/3039


uitspraak van de meervoudige kamer van 6 oktober 2021 in de zaak tussen

de Stichting Brabantse Milieufederatie, te Tilburg, eiseres

(gemachtigden: [gemachtigden] ),

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, verweerder

(gemachtigden: mr. A. Speekenbrink en S. Teerinck).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: NedZink B.V., (verder: NedZink) te Budel-Dorplein,

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluit van 23 september 2020 heeft verweerder aan NedZink een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) verleend (verder: het bestreden besluit) voor het wijzigen en uitbreiden van een industrieel bedrijf gelegen nabij de Natura 2000-gebieden, zoals opgenomen in bijlagen 1 en 2 bij deze vergunning. Aan de vergunning zijn voorschriften verbonden.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2021 op zitting behandeld. Namens eiseres zijn de gemachtigden verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens NedZink zijn [namen] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde en vergezeld door [naam] .

Overwegingen

Inleiding

1. In deze uitspraak worden eerst de feiten op een rij gezet. Na een algemene overweging over het wettelijk kader behandelt de rechtbank de door eiseres ingediende beroepsgronden. De relevante regelgeving staat in een bijlage bij deze uitspraak.

Feiten

2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.

  • -

    NedZink produceert zinkproducten op het bedrijf gelegen aan [adres] . Het bedrijf is gesitueerd op het Duurzaam Industrieterrein Cranendonck.

  • -

    Verweerder heeft voor het bedrijf op 29 oktober 2012 een omgevingsvergunning (revisie) verleend. Hierbij is ook toestemming gegeven als bedoeld in artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998.

  • -

    NedZink heeft een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb ingediend in 2018. Hierbij heeft zij vergunning gevraagd voor de gevolgen op nabijgelegen Natura 2000-gebieden vanwege de bouw en ingebruikname van een nieuwe bedrijfshal ten noorden van de bestaande bebouwing. NedZink wil een deel van de productie naar deze hal verplaatsen en in deze hal gebruik gaan maken van nieuwe elektrisch verwarmbare ovens in plaats van (verouderde) gasgestookte ovens in de bestaande hal. De productie in de bestaande hal zou dan komen te vervallen. Het project wordt in twee fasen uitgevoerd. Tijdens fase 1 (aanlegfase) worden de volgende werkzaamheden uitgevoerd:

o Het bedrijf blijft in werking conform de omgevingsvergunning (inclusief onderdeel Natura 2000) d.d. 29 oktober 2012;

o De bouw van de nieuwe hal (aanlegfase);

o Het vervangen van de LPG-heftrucks door elektrische heftrucks.

Doordat tijdens de aanlegfase de productie van het bedrijf doorgaat, wordt de depositie tijdelijk verhoogd. Om de depositie te verlagen wordt een deel van de stikstof reducerende maatregelen in fase 1 doorgevoerd. Zo worden de LPG-heftrucks vervangen door elektrische heftrucks.

In fase 2 (beoogde situatie) wordt de nieuwe hal in gebruik genomen en worden de gasgestookte ovens vervangen door elektrische, waardoor de stikstofdepositie verder afneemt.

  • -

    Het bedrijf ligt in de directe nabijheid van het Natura 2000-gebied “Weerter- en Budelerbergen & Ringelven”. Het Ringelven is een gebied dat is aangewezen in het kader van de Habitatrichtlijn en ligt ten zuiden van het bedrijf. Op ongeveer een kilometer ten oosten en 750 meter ten noorden van het bedrijf liggen gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn.

  • -

    Het ontwerpbesluit en de bijbehorende stukken zijn gepubliceerd op 20 mei 2020 en hebben vervolgens zes weken ter inzage gelegen met de mogelijkheid een zienswijze in te dienen. Eiseres heeft zienswijzen kenbaar gemaakt.

  • -

    Op grond van artikel 1.3, vierde lid, van de Wnb heeft verweerder de colleges van gedeputeerde staten van de provincies Gelderland en Limburg verzocht om in te stemmen met het besluit. Verweerder heeft hierbij aangegeven dat het ontbreken van een reactie gelijk wordt gesteld aan een instemming. Binnen de gestelde termijn heeft verweerder geen reactie ontvangen.

  • -

    Op 30 september 2019 heeft verweerder aan NedZink een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van de nieuwe bedrijfshal en het milieuneutraal wijzigen van de inrichting (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)). Deze omgevingsvergunning is onherroepelijk. Aan deze omgevingsvergunning is voor wat betreft het onderdeel milieu een nieuw voorschrift verbonden dat NedZink verplicht tot een aanvullende controle van de geluidsbelasting om vast te stellen of aan de geluidsvoorschriften van de voorliggende omgevingsvergunningen (de revisievergunning van 29 oktober 2012) wordt voldaan. Daarnaast zijn voorschriften verbonden met betrekking tot de opslag van gassen. De omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen en het in gebruik nemen van de nieuwe hal en het verplaatsen van bestaande reeds vergunde activiteiten naar een andere locatie.

  • -

    Ter zitting heeft NedZink aangegeven dat de nieuwe bedrijfshal inmiddels is gebouwd. De nieuwe hal is nog niet volledig in gebruik genomen, want de nieuwe ovens zijn nog niet allemaal geïnstalleerd. De oude hal wordt ook nog gebruikt. De heftrucks zijn, op een enkele na, vervangen door elektrische heftrucks.

Algemene overweging

3.1

Artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb is per 1 januari 2020 (na de aanvraag van NedZink, maar voordat het bestreden besluit werd genomen) met directe ingang gewijzigd. Toen het bestreden besluit werd genomen, bestond alleen nog een vergunningplicht voor projecten die significante gevolgen kunnen hebben. De vergunningplicht voor projecten die enige maar geen significante gevolgen kunnen hebben is vervallen (de zogenoemde verslechteringsvergunning). Er is niet voorzien in overgangsrecht. De gevolgen van deze wetswijziging in relatie tot een verzoek om intrekking van een bestaande natuurvergunning of Wnb-vergunning zijn aan de orde geweest in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 20 januari 2021.1

3.2

Indien sprake is van een toename van de gevolgen voor Natura 2000-gebieden ten opzichte van de referentiesituatie, zal vast moeten komen te staan dat deze toename geen significante gevolgen kan hebben voor nabijgelegen Natura 2000-gebieden.

Bespreking beroepsgronden

4.1

Volgens eiseres is niet vast komen te staan dat de bouwwerkzaamheden niet tot een verdere toename van het geluidniveau zullen leiden. Bij een dergelijke grote verbouwing is een toename van geluid volgens eiseres onvermijdbaar. Bovendien komt de nieuwe hal dichter bij het Natura 2000-gebied te liggen. Eiseres stelt dat niet uitgesloten is dat er significante negatieve effecten zullen optreden als gevolg van verstoring door geluid van genoemde volgelsoorten.

4.2

Volgens verweerder kunnen de vogelsoorten roodborsttapuit, de nachtzwaluw en boomleeuwerik en de kleine modderkruiper negatieve effecten ondervinden van geluid. In de aanvraag is aangegeven dat enkele territoria van de vogelsoorten binnen de 47 dB(A) contour van het bedrijventerrein liggen waar het bedrijf van NedZink deel van uitmaakt. Desondanks blijkt uit de meest recente gebiedsanalyses dat de populaties en leefgebieden ruimschoot aan de instandhoudingdoelstellingen voldoen. Verweerder verwacht geen extra geluidstoename in de aanlegfase en zeker niet in de gebruiksfase.

4.3

In het kader van de aanvraag voor het bestreden besluit heeft NedZink akoestische onderzoeken laten uitvoeren. In de notitie van Haskoning van 19 maart 2019 is berekend dat in de aanlegfase sprake zal zijn van een overschrijding van de geldende geluidsvoorschriften in de omgevingsvergunning van 29 oktober 2012. Verder verwijst NedZink naar een akoestisch onderzoek van Haskoning van 30 juni 2021 dat is uitgevoerd ter controle van de omgevingsvergunning milieu neutrale wijziging. Uit dit onderzoek komt naar voren dat in de aanlegfase (waarbij de nieuwe hal al is gebouwd maar de oude hal deels nog in gebruik is) op twee punten sprake is van een overtreding van de geluidsvoorschriften in de omgevingsvergunning van 29 oktober 2012. De belangrijkste geluidsbron is de walserij in de oude hal.

4.4

Zowel Verweerder als NedZink vragen zich af of voor dit project nog een vergunning noodzakelijk zou zijn na de wetswijziging van 1 januari 2020 en de wetswijziging van 1 juli 2021.

4.5

Volgens de rechtbank is voor het aangevraagde project ook na de wijziging van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb per 1 januari 2020 een natuurvergunning nodig. Dat komt omdat in de aanlegfase sprake is van een toename van de geluidsbelasting van het bedrijf. De rechtbank verstaat in dit verband onder de aanlegfase niet alleen de periode waarin de nieuwe hal wordt gebouwd maar ook de periode waarin activiteiten worden verplaatst van bestaande locaties naar nieuwe locaties binnen de inrichting. In deze periode worden zowel in de nieuwe als de oude hal installaties gebruikt. De toename in geluidsbelasting is volgens de rechtbank aangevraagd en daarmee ook vergund. Het is niet op voorhand uitgesloten dat deze toename significante gevolgen kan hebben voor de vogelsoorten in de nabijgelegen Natura 2000-gebieden.

4.6

De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft onderbouwd dat door deze tijdelijke toename in de aanlegfase wel gevolgen maar geen significante gevolgen zullen optreden voor de betreffende vogelsoorten in het Natura 2000-gebied, zelfs als wordt uitgegaan van de mogelijkheid van een verstoring van deze soorten bij een geluidsbelasting van 40 dB(A) met de verwijzing naar de Notitie van Haskoning van 18 december 2018. Deze wordt bevestigd door de bevindingen in het akoestisch onderzoek van Haskoning van 30 juni 2021. Hieruit blijkt volgens de rechtbank voldoende dat in het Natura 2000-gebied geen geluidsbelasting vanwege het bedrijf van NedZink van meer dan 40 dB(A) zal optreden. In de gebruiksfase daalt de geluidsbelasting vanwege het bedrijf van NedZink aanzienlijk als de installaties in de oude hal niet meer worden gebruikt. Bovendien moet de inrichting blijven voldoen aan de geluidsvoorschriften in de omgevingsvergunning van 29 oktober 2012. Deze beroepsgrond slaagt niet.

4.7

De wijziging van de Wnb (de toevoeging van artikel 2.9a van de Wnb) per 1 juli 2021 dateert van na het bestreden besluit maar heeft alleen betrekking op de stikstofdepositie vanwege bouwwerkzaamheden, niet op de geluidsbelasting en is dus voor dit gevolg niet relevant.

5.1

Eiseres voert aan dat licht een verstorende invloed kan hebben op vogels en dat in het bestreden besluit niet is nagegaan wat het lichtniveau zal zijn en welk effect dit zal hebben op de roodborsttapuit. In de vergunning is geen voorwaarde opgenomen om de lichtsterkte tot beneden de 0,1 lux te beperken.

5.2

Verweerder heeft in het bestreden besluit al aangegeven dat de nieuwe hal dicht tegen de bestaande bebouwing wordt gebouwd en op enige afstand komt te staan van het Natura 2000-gebied én landschappelijk wordt ingepast. Volgens verweerder is de ‘extra’ bijdrage van de verlichting ten behoeve van de geplande uitbreiding aan de achtergrondverlichting ter plaatse aanwezig nihil. Uit de aanvraag blijkt dat de verlichting op een maximale hoogte van drie meter wordt aangebracht en naar beneden is gericht. Gezien deze hoogte en straalstand wordt geen effect verwacht voor trekvogels. Mede gezien het feit dat de instandhoudingsdoelstellingen van de roodborsttapuit, ondanks de hoge intensiteit van de achtergrondverlichting, worden gehaald, kunnen significant negatieve effecten door het aspect licht worden uitgesloten.

5.3

De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft onderbouwd dat vanwege de extra verlichting op de nieuwe bedrijfshal geen significante gevolgen voor trekvogels zullen optreden. Er is om die reden ook geen aanleiding voor een extra voorschrift in het bestreden besluit.

6.1

Eiseres voert aan dat met name in de aanlegfase ook trillinghinder zal ontstaan voor de roodborsttapuit, de nachtzwaluw en de boomleeuwerik. Dit klemt te meer nu aan de vergunning geen voorwaarden zijn verbonden over het tijdstip waarop de aanlegwerkzaamheden mogen plaatsvinden.

6.2

Verweerder heeft geen aanleiding gezien te veronderstellen dat in de aanlegfase of de gebruiksfase sprake zal zijn van een toename van trillinghinder. Er zijn geen heiwerkzaamheden (geweest). Eiseres heeft niets aangedragen waaruit zou kunnen blijken dat er nu sprake is van trillinghinder en dat door een toename in de toekomst verstoring kan optreden.

6.3

NedZink bevestigt dat in de aanlegfase geen heiwerkzaamheden hebben plaatsgevonden.

6.4

Eiseres onderbouwt haar stelling dat sprake zal zijn van trillinghinder niet. De rechtbank zou zich kunnen voorstellen dat door heiwerkzaamheden trillingen zouden kunnen optreden, maar eiseres heeft niet bestreden dat in de aanlegfase niet is geheid. Ook heeft eiseres desgevraagd niet aangegeven welke overige trillinghinder zou kunnen optreden in de aanlegfase of de gebruiksfase. De enkele opmerking ter zitting dat trillinghinder zou kunnen worden veroorzaakt door vervoersbewegingen is geen onderbouwing van het bestaan van een mogelijk gevolg voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat NedZink ligt op een bedrijventerrein waar al veel vervoersbewegingen plaatsvinden en dat volgens NedZink het vrachtverkeer rond het nieuwe gebouw niet toeneemt. In zoverre valt verweerder ook niet te verwijten dat hij het bestreden besluit op dit onderdeel niet verder heeft gemotiveerd. Deze beroepsgrond slaagt niet.

7.1

Volgens eiseres is niet aangetoond dat het project geen optische en mechanische verstorende werking zal hebben voor het gebied.

7.2

Verweerder stelt dat de inpassing van het project voorziet in een bestaande brede strook bomen en de jarosietbekkens van 13 meter hoog, daar waar het industrieterrein aan de Loozerheide grenst. Richting het Ringelven wordt het terrein optisch van de omgeving gescheiden door de bestaande omvangrijke gebouwen van het bedrijf van NedZink en Nystar. De nieuwe hal wordt relatief dicht tegen de bestaande bebouwing gebouwd. Eiseres heeft niet gesteld wat de verstorende werking voor het gebied teweeg zou brengen.

7.3

NedZink geeft aan dat de activiteiten rondom en buiten het gebouw minimaal zijn geweest. Het vrachtverkeer rond het nieuwe gebouw neemt niet toe. Het aantal en de afstand van interne vervoersbewegingen neemt juist af. Mechanische effecten zijn uitgesloten.

7.4

De rechtbank ziet niet in wat, na realisering van de landschappelijke inpassing, nog zou kunnen leiden tot een optische verstoring, als een dergelijke verstoring al gevolgen zou kunnen hebben voor het Natura 2000-gebied. Desgevraagd heeft eiseres niet aangegeven op welke gevolgen zij doelt. Gelet op het afnemend aantal vervoersbewegingen ziet de rechtbank ook niet in welke mechanische verstoring zou kunnen optreden, laat staan dat dit een toename is ten opzichte van de referentiesituatie. Deze beroepsgrond slaagt niet.

8.1

Eiseres denkt dat van een verkeerde referentiesituatie is uitgegaan en dat in de voorheen vergunde situatie lagere stikstof- en ammoniakemissies zijn vergund. In de vergunning van 29 oktober 2012 wordt melding gemaakt van aangevraagde emissies van 4.287,5 kg NOx/jaar en 682,0 kg NH3/jaar. In het bestreden besluit is echter in de referentiesituatie uitgegaan van een stikstofemissie van 9.409,30 kg/jaar en een ammoniakemissie van 679,20 kg/jaar. In de aanlegfase treedt een stikstofemissie ten opzichte van de referentie op van 7.563,94 kg/jaar. In de gebruiksfase neemt de stikstofemissie af naar 2.933,98 kg NOx/jaar en de ammoniakemissie naar 586,64 kg/jaar. Desgevraagd heeft eiseres op zitting aangegeven dat volgens haar het verschil kan worden verklaard doordat verweerder de mobiele bronnen niet betrekt in de referentiesituatie. Omdat in de vergunning van 29 oktober 2012 expliciet emissies zijn vergund, mag dat volgens eiseres ook niet.

8.2

Verweerder en NedZink merken op dat de mobiele bronnen (aan- en afvoer verkeer en verkeer van personeel) in de natuurtoestemming uit 2012 zijn beschreven. In de omgevingsvergunning van 29 oktober 2021 staat op pagina 40: “Onderdeel van de ingediende omgevingsvergunning is de “Toets milieueffecten NedZinc, 16 maart 2012” van Haskoning”. In deze Toets zijn ook mobiele bronnen meegenomen. De mobiele bronnen zijn activiteiten die onderdeel uitmaken van het project en als zodanig zijn deze ook in 2012 vergund. Daarmee is de referentiesituatie juist weergegeven in het bestreden besluit.

8.3

De rechtbank stelt vast dat de “Toets milieueffecten NedZink” (16 maart 2012) van Haskoning onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning van NedZink van
29 oktober 2012. De referentiesituatie (NOx en NH3) voor de nu verleende Wnb-vergunning is overgenomen uit de scenariobestanden in bijlage 2.1 van de Toets. In de omgevingsvergunning van 29 oktober 2012 is in de beoordeling zelf volstaan met een vergelijking tussen de emissies van drie vaste bronnen (de walserij, de Junckerblokkenoven en de cv-ketel) die waren vergund in de voorliggende milieuvergunning van
19 januari 2000 en de vaste bronnen die werden vergund in de omgevingsvergunning van

29 oktober 2012.

8.4

Allereerst is de vraag of de mobiele bronnen mogen worden meegenomen in de referentiesituatie. De Afdeling heeft in een uitspraak van 18 november 20202 overwogen dat in een natuurvergunning voor een project alle gevolgen moeten worden beoordeeld, ook de transportbewegingen die inherent zijn aan de exploitatie van dat project (een veehouderij). Daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan verkeersbewegingen van tractoren en het aan- en afvoerverkeer van vee. Het uitvoeren van die verkeersbewegingen is noodzakelijk voor een veehouderij en is een gevolg van dat project. In het verlengde hiervan moet een eerder verleende Wnb of Nbw-vergunning geacht worden te zijn verleend voor alle gevolgen (waaronder verkeersbewegingen) die verband houden met het project. Indien ten onrechte bij dat besluit deze gevolgen niet zijn betrokken, daargelaten of dat in dit geval zo is, had dat in de procedure over dat besluit naar voren kunnen worden gebracht (zie de uitspraak van de Afdeling van 23 juni 2021).3

8.5

In deze zaak zijn de emissies van de verkeersbewegingen van en naar het bedrijf onmiskenbaar in de aanvraag (en de daarbij behorende stukken) vermeld en in kaart gebracht. Alleen blijkt uit de omgevingsvergunning van 29 oktober 2012 niet dat de gevolgen van deze emissies op Natura 2000-gebieden zijn beoordeeld in vergelijking met de voorliggende vergunning. Daaruit leidt de rechtbank evenwel niet af dat de bij het bedrijf behorende verkeersbewegingen impliciet zijn geweigerd. Een natuurtoestemming wordt niet gegeven voor specifieke emissies maar voor een project. Zonder de verkeersbewegingen kan het bedrijf van NedZink niet werken en is er geen project. Een dergelijke ingrijpende beslissing kan niet uit de omgevingsvergunning van 29 oktober 2012 worden afgeleid. Daarom mocht verweerder de emissies vanwege de verkeersbewegingen betrekken bij het bepalen van de referentiesituatie. Dat NedZink geen veehouderij is, leidt niet tot een ander oordeel.

8.6

Eiseres heeft de hoogte van de emissies van de mobiele bronnen in de referentiesituatie niet bestreden. De emissies zijn ingevoerd in de depositieberekeningen uit 2012 die zijn gemaakt met het rekenmodel STACKS. Het huidige model is AERIUS-Calculator. Eiseres heeft niet bestreden dat in de aanlegfase sprake is van een afname van de emissies ten opzichte van de referentiesituatie als de emissies vanwege de verkeersbewegingen bij de referentiesituatie worden betrokken. Ook in de gebruiksfase neemt de stikstofdepositie af ten opzichte van de referentiesituatie. Als gevolg van dit project (beide fases) treden daarom geen significante gevolgen op het nabijgelegen Natura 2000-gebied op vanwege stikstofdepositie. De enkele omstandigheid dat sprake is van een hoge depositie in de gebruiksfase maakt dit niet anders, omdat een hogere stikstofdepositie was toegestaan voor verlening van het bestreden besluit. Door het bestreden besluit wordt de stikstofdepositie zowel in de aanlegfase als de gebruiksfase lager. Deze beroepsgrond slaagt niet.

9.1

Eiseres vraagt zich af waarom voorschrift 4 aan het bestreden besluit is verbonden en leidt hieruit af dat de omvang van de stikstofdepositie vanwege het project onvoldoende in kaart is gebracht.

9.2

In voorschrift 4 van het bestreden besluit is bepaald dat verweerder aan de NedZink op grond van de resultaten van het rapport van het onderzoek (metingen aan emissiepunten van stikstof en ammoniak) voor de handhaving op grond van de Wnb nadere eisen kan opleggen. Desgevraagd heeft verweerder aangegeven dat dit voorschrift aan natuurvergunningen wordt verbonden om emissies te kunnen monitoren.

9.3

De rechtbank ziet in voorschrift 4 van het bestreden besluit geen aanleiding voor het oordeel dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit de omvang van de stikstofdepositie vanwege het project onvoldoende in kaart is gebracht. Het voorschrift biedt verweerder alleen maar meer mogelijkheden om handhavend op te treden indien wordt gehandeld in afwijking van het bestreden besluit. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. J. Heijerman en mr. C.N. van der Sluis, leden, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 6 oktober 2021.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Artikel 2.7, tweede lid Wnb (na 1 januari 2020)

Het is verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.

Artikel 2.9a Wnb (na 1 juli 2021)

De gevolgen van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden die wordt veroorzaakt door bij algemene maatregel van bestuur aangewezen activiteiten van de bouwsector, worden buiten beschouwing gelaten voor de toepassing van artikel 2.7, tweede lid. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld.

1 ECLI:NL:RVS:2021:71

2 ECLI:NL:RVS:2020:2760

3 ECLI:NL:RVS:2021:1332

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.