Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNNE:2025:1173

Rechtbank Noord-Nederland
31-03-2025
31-03-2025
18-061786-24
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig,Op tegenspraak

Veroordeling wegens moord tot een gevangenisstraf van 9 jaren en oplegging van tbs met dwangverpleging. De rechtbank acht voorbedachte raad bewezen. Verdachte heeft zijn plan om het slachtoffer op te wachten en te steken met een mes daadwerkelijk uitgevoerd. De rechtbank legt een lagere gevangenisstraf op dan geëist in verband met de jonge leeftijd van verdachte, zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid en de verwachte lange duur van de tbs-maatregel. Gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, toewijzing t.a.v. affectieschade van de ouders en zus van het slachtoffer.

Rechtspraak.nl
PS-Updates.nl 2025-0204

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Groningen

parketnummer 18.061786.24

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 maart 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,

thans gedetineerd te [instelling] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 maart 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.M. Breukink, advocaat te Arnhem.

Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.G. Broekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 21 februari 2024 te [adres] [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] bovenin de rug, althans in het lichaam, te steken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde moord.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde moord omdat er geen sprake is geweest van voorbedachte raad. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.

Verdachte heeft steeds verklaard dat hij heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling en dat hij vooraf enkel van plan is geweest om [slachtoffer] bang te maken. In het dossier zijn zwaarwegende contra-indicaties voor het aannemen van voorbedachte raad aanwezig. Zo was er bij geen van de getuigen reden tot paniek toen ze het plan van verdachte vernamen. Daarnaast passen de Snapchatfilmpjes ook bij de verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer] bang wilde maken. In een van de filmpjes wordt besproken dat [slachtoffer] na de actie weer naar huis gaat en dat ze op haar telefoon zal kijken en op een foto van [naam] zal zien dat verdachte slaapt. Hieruit blijkt dat verdachte haar niet wilde vermoorden.

Verder blijkt uit de getuigenverklaringen niet dat verdachte wilde steken met een mes en is wel duidelijk dat verdachte in paniek was, nadat hij had gestoken. In het deskundigenonderzoek naar de persoon van verdachte is ook gesproken over een narcissistic rage, een plotselinge en krachtige uitbarsting van woede, waar hier sprake van geweest kan zijn.

De raadsvrouw heeft met betrekking tot de (impliciet) ten laste gelegde doodslag geen verweer gevoerd, nu verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer] heeft gestoken met een mes.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht het impliciet primair ten laste gelegde (moord) bewezen. De rechtbank gaat op grond van de inhoud van het dossier1 en het onderzoek ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Feiten en omstandigheden

Verdachte en [slachtoffer] hebben enkele maanden een relatie gehad, al heeft [slachtoffer] dit kennelijk niet een echte relatie willen noemen. Voor verdachte was de relatie wel serieus. Op een bepaald moment wordt het voor verdachte duidelijk dat [slachtoffer] contact heeft met een andere jongen en heeft [slachtoffer] de relatie beëindigd. Er is daarna een groepschat aangemaakt op Snapchat waaraan onder andere verdachte, [slachtoffer] en de andere jongen deelnamen. Uit de berichten in de groepschat op 19

februari 2024 wordt duidelijk dat de relatie tussen verdachte en [slachtoffer] voorbij is en dat [slachtoffer] verder gaat met de andere jongen.

Verdachte is op 20 februari 2024 met zijn vriend [naam] en diens familie naar een vakantiepark in [adres] gegaan. Het was de bedoeling dat verdachte hier tot en met 22 februari zou blijven.

Op 20 februari 2024 voeren verdachte en zijn broer, [naam] , het volgende Snapchatgesprek waaruit blijkt dat verdachte [slachtoffer] wil aanpakken:

06:57 uur - van [naam] : Ja nu snap ik je wel, net klaar en [slachtoffer] tag hem al meteen in haar insta post

06:58 uur - van [naam] : Ze heeft echt geen respect meer voor jou

07:38 uur - van [verdachte] : Klopt

07:38 uur - van [verdachte] : Maar ga haar donderdag ook aanpakken

07:38 uur - van [verdachte] : En goed oom

07:38 uur - van [verdachte] : Ook 07:40 uur - van [naam] : Hoeft niet 07:40 uur - van [verdachte] : Jawel

07:40 uur - van [verdachte] : Dit flikt je me niet

07:40 uur - van [verdachte] : Zo disrespect

[]

17:23 uur - van [verdachte] : Want ga [slachtoffer] morgen wel aanpakken en blijft tussen ons

17:23 uur - van [verdachte] : Oke?

17:24 uur - van [verdachte] : Want zijn echt veel die vinden dat ik niet zo over moet laat lopen2

Op 21 februari 2024 stuurt verdachte naar zijn vriend [naam] het volgende Snapchatbericht, waaruit blijkt dat er kennelijk sprake is van een plan:

08:17 uur - van [verdachte] : Vandaag de plan topper3

Later die dag, om 14:03 uur, stuurt verdachte een spraakmemo aan [naam] . Verbalisant hoort op deze spraakmemo een stem die hij herkent als de stem van verdachte. De stem zegt het volgende:

Ik pak gewoon een trein eerder en dan uh ga ik gewoon eerst een beetje, gewoon normaal als een rugzak meenemen. Maatregelen (onverstaanbaar). Dan doe ik het masker op en dan doe ik mn actie als het zo

ver is en dan ren ik zo snel mogelijk. Dan ren ik zo snel mogelijk uhm naar uhm gewoon naar een treinstation, ik stap op die trein en als ik dan gewoon weer op station ben dan ga ik heel snel .... (onverstaanbaar). Dan ga ik heel snel weer normale kleding aan doen, alsof ik niks gedaan heb zeg maar. 4

Verdachte is die middag rond 15:00 uur met het openbaar vervoer teruggegaan naar [adres] . Uit locatiegegevens van de telefoon van verdachte volgt dat de telefoon op 21 februari 2024 tot ongeveer 15:00 uur in de omgeving van [adres] is geweest en dat de telefoon via Assen en Groningen naar [adres] is verplaatst.5 Verdachte heeft verklaard dat hij daarna in [adres] in de woning van zijn moeder aan de [adres] is geweest, totdat hij door zijn broer naar [adres] is gebracht.6

Om 18:33 uur heeft verdachte ruim 33 minuten gebeld met zijn vriend [naam] .7 [naam] heeft verklaard dat verdachte heel erg boos was en hem in dit telefoongesprek heeft verteld dat hij zich niet lekker voelde over [slachtoffer] , dat hij een plan had bedacht en dat hij [slachtoffer] iets wilde aandoen. Hij wilde [slachtoffer] gaan slaan met gereedschap. [naam] heeft geprobeerd hem er van af te praten maar verdachte was super boos en zei nee.8

Kort daarna heeft verdachte via Snapchat contact gehad met [naam] . Uit de uitgelezen telefoon van verdachte blijkt dat [naam] om 18:59 uur een foto heeft gestuurd naar verdachte met daarbij de tekst: Zal ze dit geloven denk je? En om 19:07 uur heeft [naam] naar verdachte gestuurd: Wilde late lijken alsof je lag Te pitten.

Tussen 19:09 uur en 19:15 uur heeft verdachte filmpjes gestuurd naar de accounts van [naam] en [naam] , die door Snapchat zijn opgedeeld in losse filmpjes. In deze filmpjes legt verdachte zijn plan uit. De verbalisant die de filmpjes heeft bekeken, heeft verdachte herkend en heeft verdachte het volgende (hieronder cursief weergegeven) horen zeggen op de filmpjes.

Snapchatfilmpjes aan [naam]

Filmopname 1 (19:09 uur): Ik doe gewoon zo, ik doe dit nu aan. Dan uh, even kijken heb ik deze. Dan uhh. Ik zie dat terwijl hij dit zegt hij laat zien welke kleding hij draagt. Ik zie dat [verdachte] een donkerkleurige jas aan heeft en een zwarte trainingsbroek. Vervolgens zie ik dat [verdachte] twee keeperhandschoenen van het merk Adidas laat zien.

Filmopname 2 (19:09 uur): Ik doe die helm op dan is het straks pikkedonker dan voer ik de actie, bam bam. (onverstaanbaar). Dan sprint ik weg, want [naam] zet me af bij [bedrijf] in [adres] . Ik zie dat [verdachte] terwijl hij praat twee keer met zijn vuist een beweging naar voren maakt.

Filmopname 3 (19:09 uur): Dan kleed ik me daarna even daar om. Dan loop ik heel rustig naar de trein en dan uhm, ja. Dan zit ik erin en dan belt ze meteen dat ik onderweg, oh dan ben jij aan het bellen.

Filmopname 4 (19:09 uur): ...(onverstaanbaar) komt het wel goed, hoop ik. Ik hoop echt dat het goed komt man, vast wel dus doe je oortjes in.

Filmopname 5 (19:13 uur): (onverstaanbaar) ik vind het ergens toch best wel spannend, maar het

komt wel goed denk ik. Gewoon tjakka. Gewoon. (onverstaanbaar) En dan gewoon klaar. Op het moment

dat ik [verdachte] hoor zeggen: Gewoon tjakka, zie ik dat hij met zijn vuist een beweging in de lucht maakt.

Filmopname 6 (19:13 uur): Daarom doe ik het zeg maar ook via deze video dan is het allemaal ook wat makkelijker en dan is het bewijs ook sowieso weg. En dan ja, komt vast het goed.

Filmopname 7 (19:13 uur): En dan gewoon komt alles hopelijk goed, dus als jij zo die snapje stuurt dat ik gewoon aan het slapen ben dan komt het goed.

Filmopname 8 (19:14 uur): Ik heb het wel goed bedacht want ik ga jou niet bij betrekken. Dus ja. Wel goed bedacht en dan uh mmh komt het hopelijk goed en dan weet je dan slaap ik ook goed en dan heeft zij gewoon haar verdiende loon.

Filmopname 9 (19:14 uur): (zucht) ha, dan zijn we allemaal gewoon weer heerlijk vrolijk hiee.

Filmopname 10 (19:15 uur): Topper, weet je wat ook wel handig is. (onverstaanbaar) stel ik heb m'n

actie uitgevoerd en nou ja, ze komt weer thuis of iets of.

Filmopname 11 (19:15 uur): Gevonden als. Weet je iets in die richting, ze kijkt op haar telefoon ziet ze gewoon dat ik aan het slapen ben, die snapje van jou. Dus uhh dat is gewoon slim.9

De rechtbank heeft na het bekijken en beluisteren van filmopname 10 en 11 gehoord dat verdachte het volgende heeft gezegd: [] stel ik heb mn actie uitgevoerd en nou ja, ze komt weer thuis of iets of ze [overgang naar het volgende filmpje] wordt gevonden of. Weet je iets in die richting []10

Ten aanzien van filmopname 5 heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat de beweging die hij in de lucht maakt met zijn vuist, een steekbeweging betreft.11

Snapchatfilmpjes aan [naam]

De verbalisant die de filmpjes heeft bekeken, heeft verdachte herkend en heeft verdachte het volgende (hieronder cursief weergegeven) horen zeggen op de filmpjes.

Filmopname 1 (19:12 uur): Oké, het plan, oké. Het wordt echt heel spannend. Uhm, ik word zo ergens afgezet bij [bedrijf] [adres] bij door m'n tweelingbroer.

Filmopname 2 (19:12 uur): Uhm, dan heb ik een tas zeg maar met mijn jas en normale spullen die zet ik dan daar neer. Dan ga ik met die helm richting [bedrijf] nou als ze dan.

Filmopname 3 (19:12 uur): Bijna klaar, dan wacht ik haar op en dan doe ik mijn kunstje. Ik zie en hoor dat [verdachte] lacht. Vervolgens hoor ik hem het volgende zeggen: En dan ren ik meteen weg, nou dan trek ik ... (onverstaanbaar) kijk hier. Ik zie dat [verdachte] de rits van zijn jas naar beneden begint te trekken.

Filmopname 4 (19:12 uur): Onder zit normale dingen en hier ... (onverstaanbaar). Ik zie dat terwijl [verdachte] dit zegt, dat hij zijn broeksriem, die hij om heeft, laat zien. Vervolgens hoor ik, verbalisant, [verdachte] het volgende zeggen: Dan kleed ik me uit en dan uhm, wacht ik even gewoon zeg maar. Dan ga ik gewoon rustig naar het station lopen tot dat de trein.

Filmopname 5 (19:12 uur): Dan hopen dat niemand die mij kent daar staat en dan ga ik gewoon met m'n capuchon daar op, stiltecoupé. Dat is het dan wel.

Filmopname 6 (19:12 uur): Nou ja, dan komt het ook wel goed. [naam] gaat zo een snapje sturen dat ik aan het slapen ben bij hem, want hij heeft nu mijn spullen klaargezet en dat is het dan wel.12

[naam] heeft verklaard dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij [slachtoffer] een soort van wilde terugpakken, omdat [slachtoffer] contact had met een andere jongen. Verdachte had het daar een of twee dagen van tevoren met hem over gehad. [naam] heeft verklaard dat verdachte die avond tegen hem had gezegd dat [naam] de foto, waarop het volgens de politie leek alsof verdachte lag te slapen, kon laten zien of naar [slachtoffer] kon sturen.13

[naam] heeft verklaard dat verdachte in [adres] kwam en dat verdachte tegen hem zei dat hij iets wilde doen om [slachtoffer] terug te pakken. Verdachte zei tegen [naam] dat hij [slachtoffer] wilde opwachten, dat hij haar een keer wilde slaan en dan weg wilde gaan. Verdachte had volgens [naam] oude kleding aangedaan en een boodschappentas meegenomen met daarin nieuwe kleding, een helm en handschoenen. [naam] heeft nog gehoord dat de bestekla bij hen thuis open ging vlak voordat hij verdachte naar [adres] bracht.14

Verdachte is kort na het versturen van de filmpjes op Snapchat door [naam] met de auto van [adres] naar het station in [adres] gebracht.15 De telefoon van verdachte is tot 19:34 in [adres] geweest. Daarna is de telefoon naar [adres] verplaatst.16

Verdachte heeft verklaard dat hij, nadat hij op het station is afgezet door [naam] , een tas met daarin kleding en een paar schoenen heeft verstopt bij de school achter het station.17 Bij de basisschool aan de [adres] heeft de politie de volgende dag ook daadwerkelijk een boodschappentas met daarin kleding aangetroffen bij de fietsenstalling.18

Verdachte is vervolgens naar het gebied in [adres] gegaan waar de [bedrijf] en [bedrijf] zijn gevestigd. Op camerabeelden van die omgeving is te zien dat er een persoon met een lichte tas tussen 20:08 uur en 20:11 uur in beeld verschijnt.19 Verdachte heeft verklaard dat hij daarlangs is gelopen en dat hij heeft gecontroleerd of de fiets van [slachtoffer] er stond. De fiets bleek er wel te staan. Verdachte had op dat moment een tas van de Jumbo bij zich, met daarin het mes.20 Nu de aanwezigheid van verdachte op die plek past binnen het tijdsframe dat op basis van de locatiegegevens21 van de telefoon van verdachte kan worden vastgesteld, stelt de rechtbank vast dat het verdachte was die in beeld is geweest rond de genoemde tijdstippen.

Verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens naar de [bedrijf] aan de [adres] is gelopen, waar hij een tijdje heeft gewacht.22 Uit de locatiegegevens van zijn telefoon volgt dat verdachte tussen 20:25 uur en 20:41 uur aanwezig is geweest op de [adres] , ter hoogte van de bushaltes voor de [bedrijf] .23 Verdachte heeft verklaard dat hij de helm die hij van huis had meegenomen op had terwijl hij stond te wachten bij de [bedrijf] .24

Uit de eerder genoemde camerabeelden van de omgeving van de [bedrijf] blijkt dat [slachtoffer] om 20:36 uur in beeld komt en dat zij vervolgens de [adres] in fietst.25

Getuige [getuige] liep rond deze tijdstippen in de buurt van de [bedrijf] en heeft verklaard dat hij een man hem tegemoet zag lopen vanuit de [adres] in de richting van de [adres] . Deze man passeerde hem ter hoogte van de school. Getuige zag dat de man een integraalhelm droeg, met het vizier naar beneden, en dat hij friemelde met een tas. Getuige is vervolgens doorgelopen naar de [adres] . Bijna aan het einde van het rechte stuk van die straat hoorde getuige iemand keihard achter hem aanlopen. Getuige keek achterom en op dat moment passeerde er iemand met een lange witte jas op een fiets. Daarachter rende dezelfde man met de helm. Getuige zag dat de man de fietser rennend inhaalde en het leek alsof de man de fietser van de fiets af duwde. Daarop viel de fietser en hoorde de getuige een hoge gil. De man met de helm rende weg. Getuige is naar de gevallen fietser gelopen, die hij vlak voor de bocht op de grond zag liggen. Getuige zag dat er bloed uit haar neus en mond kwam. Daarna kwam er een andere man bij, [naam] , die het meisje ging reanimeren en ondertussen kennelijk de hulpdiensten belde.26

Het slachtoffer, [slachtoffer] , is ter plaatse overleden.27

Uit de resultaten van het forensisch pathologisch onderzoek blijkt dat [slachtoffer] is overleden door een steekletsel in de rug. Het onderzoek heeft het volgende uitgewezen. Aan de rechterzijde van de rug, op circa 129 centimeter van de voetzolen en circa 5 centimeter van het midden, was een scherprandige huidperforatie van circa 4,8 centimeter. De oriëntatie was verticaal. Bij het letsel was een voorwaarts, naar links en bovenwaarts gericht steekkanaal. Hierbij was er perforatie van de borstholte (met beschadiging van twee ribben), de rechterlong en de aftakkingen van de rechterlongslagader. Door de onderzoekers is dit geïnterpreteerd als steekletsel door krachtinwerking met een scherprandig voorwerp, zoals een mes.

Het genoemde letsel heeft geleid tot ernstig bloedverlies en ademhalings- en longfunctiestoornissen, op basis waarvan het overlijden zonder meer wordt verklaard. Het steekletsel toonde één spits en één stomp wonduiteinde, wat past bij steken met een (tenminste deels) éénzijdig scherprandig voorwerp.28

Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] , toen hij haar voorbij zag aan op de fiets, achterna is gerend, de [adres] in. Hij heeft bekend dat hij [slachtoffer] in haar rug heeft gestoken met een mes dat hij had meegenomen uit de keukenla in de woning van zijn moeder. Verdachte heeft dit mes omschreven als een vleesmes.29 Op 22 februari 2024 is een vleesmes aangetroffen ter hoogte van de [adres] 1.30 Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het mes dat is aangetroffen nabij de plaats delict, het mes is waarmee hij heeft gestoken.31 Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij heeft gestoken op de manier zoals uitgebeeld in zijn eerste politieverhoor32, dus door zijn rechterhand als een gebalde vuist omhoog te houden naast zijn hoofd en dan zijn rechter onderarm vanuit de elleboog omlaag en omhoog te bewegen.33 De rechtbank stelt vast dat deze beweging, als deze wordt uitgevoerd met een mes, passend is bij het letsel van [slachtoffer] en overeenkomt met de steekbeweging die verdachte naar eigen zeggen heeft gemaakt op het Snapchatfilmpje dat hij om 19:13 uur naar [naam] heeft gestuurd.

Voorwaardelijk opzet op het doden van [slachtoffer]

Verdachte heeft ontkend dat het zijn bedoeling was dat [slachtoffer] zou komen te overlijden door zijn handelen. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte - op zijn minst - voorwaardelijk opzet heeft gehad op het doden van [slachtoffer] .

De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg zoals hier de dood aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.

Verdachte heeft, terwijl hij achter het fietsende slachtoffer aan rende, met een (groot) mes met kracht gestoken boven in de rug van het slachtoffer. De rechtbank overweegt dat het bovenlichaam een kwetsbaar gebied is, omdat op deze plek in het lichaam zich vitale organen bevinden. Uit het forensisch pathologisch onderzoek is gebleken dat door het steken ook daadwerkelijk verwondingen zijn ontstaan die zonder meer het overlijden verklaren. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat het handelen van de verdachte de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou overlijden, in het leven heeft geroepen.

De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties hiervoor is de rechtbank niet gebleken.

Voorbedachte raad

De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.

Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.

Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' acht de rechtbank in het bijzonder het volgende van belang.

Uit de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden volgt dat verdachte na de relatiebreuk met [slachtoffer] een plan had bedacht om [slachtoffer] iets aan te doen. Uit meerdere bewijsmiddelen volgt welk plan verdachte voor ogen had. Hij zou eerder terugkomen van het vakantiepark in Drenthe om spullen op te halen in zijn huis in [adres] en vervolgens naar [adres] gaan met een extra tas met kleding, een integraalhelm en handschoenen. Hij zou de tas met kleding vlak bij het station verstoppen, zodat hij zich na de actie kon omkleden. Verdachte wist wanneer [slachtoffer] klaar zou zijn met werken en welke route zij naar huis zou fietsen. Verdachte zou naar haar werk lopen om te controleren of haar fiets er stond en haar vervolgens op een ander punt, vlak bij haar huis, opwachten. Als [slachtoffer] langs zou fietsen, zou verdachte snel zijn actie uitvoeren en vervolgens ongezien wegkomen. Verdachte zou een helm dragen en handschoenen en andere kleren meenemen om herkenning te voorkomen. Daarnaast heeft verdachte gezorgd voor een alibi door op voorhand met [naam] te bespreken dat die een foto zou posten of sturen, waardoor het zou lijken dat verdachte op dat moment bij [naam] was en sliep.

Welke handeling verdachte precies wilde uitvoeren bij zijn actie heeft hij in zijn filmpjes niet uitdrukkelijk benoemd, maar het staat voor de rechtbank vast dat verdachte vooraf heeft bedacht dat hij [slachtoffer] wilde steken met een mes. Vast staat dat hij een groot vleesmes had meegenomen naar [adres] .

Verdachte heeft zelf wisselend en vaag verklaard over wat hij precies met het mes van plan was. Dat hij alleen met het mes wilde dreigen is niet aannemelijk geworden. Verdachte heeft tegenover anderen dingen gezegd als haar aanpakken, haar iets aandoen, haar één keer slaan en dan weggaan, haar slaan met gereedschap en bam bam. Uit een van de Snapchatfilmpjes die verdachte heeft verstuurd vlak voordat hij naar [adres] ging, blijkt dat de uit te voeren actie door verdachte is uitgebeeld door met zijn vuist in de lucht een beweging te maken; een beweging die op de zitting door verdachte zelf is geduid als een steekbeweging. Ook heeft verdachte in een van de filmpjes de mogelijkheid benoemd dat [slachtoffer] daarna zou worden gevonden, wat impliceert dat zij (op zijn minst) letsel zou kunnen overhouden aan de actie. De rechtbank stelt vast dat verdachte zijn plan precies op de voorgenomen manier heeft uitgevoerd, waarbij vooral opvalt dat de manier waarop verdachte zegt dat hij [slachtoffer] heeft gestoken exact overeenkomt met de beweging die hij vooraf in een van de Snapchatfilmpjes heeft voorgedaan.

Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte het vooropgezette plan had om [slachtoffer] met een mes op te wachten en haar vervolgens direct te steken. De rechtbank neemt op grond hiervan aan dat de verdachte vóór de uitvoering van zijn daad, daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Aldus staat voor de rechtbank vast dat het handelen van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling die, zoals aangevoerd, is ontstaan toen [slachtoffer] aan kwam fietsen.

De rechtbank acht voorts geen andere contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. Dat verdachte in een van de Snapchatfilmpjes hardop rekening hield met de mogelijkheid dat [slachtoffer] na zijn actie weer thuis zou komen ziet de rechtbank niet als zon contra-indicatie. In hetzelfde filmpje spreekt verdachte immers eveneens over het scenario waarin [slachtoffer] na de actie wordt gevonden. De rechtbank ziet hierin juist een aanwijzing dat verdachte haar iets aan wilde doen, haar wilde steken.

Dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte uitdrukkelijk tegen anderen heeft gezegd dat hij een mes zou meenemen (en daarmee zou gaan steken), is naar het oordeel van de rechtbank evenmin een contra- indicatie die in de weg staat aan het bewijs van voorbedachte raad. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij het meenemen van het mes met niemand had besproken omdat men anders zou hebben ingegrepen of er wat van gezegd.

De rechtbank is, gelet op het voorgaande, dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht moord bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

hij op 21 februari 2024 te [adres] [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] boven in de rug te steken.

Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1. moord

Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering en motivering van de maatregel

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van moord wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaren en dat hem de maatregel tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt opgelegd.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft - indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van doodslag - gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf van maximaal 7 jaren en oplegging van de maatregel tot

terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De raadsvrouw heeft verzocht om aan te sluiten bij het advies van de deskundigen om zo snel mogelijk over te gaan tot uitvoering van de maatregel, waarbij rekening gehouden kan worden met de gemiddelde wachttijd van 12 tot 16 maanden voordat verdachte zou kunnen worden geplaatst in een tbs-kliniek na het uitzitten van de gevangenisstraf.

Daarnaast heeft zij verwezen naar de strafoplegging in een soortgelijke zaak.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering en de deskundigen verbonden aan [instelling] , het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Ernst van het feit

Verdachte heeft op 21 februari 2024 de 17-jarige [slachtoffer] met een messteek om het leven gebracht. Verdachte koesterde wrok over de manier waarop [slachtoffer] de relatie had verbroken en heeft vervolgens bedacht hoe hij haar kon terugpakken. Verdachte heeft [slachtoffer] opgewacht toen zij van haar bijbaan naar huis fietste en heeft haar vervolgens in haar rug gestoken. [slachtoffer] is ter plaatse, vlak bij haar huis, overleden. Het vermoorden van een ander mens is de meest ernstige en onomkeerbare aantasting van het meest fundamentele recht dat een mens bezit, namelijk het recht op leven. Met zijn handelen heeft verdachte niet alleen dat recht aan [slachtoffer] ontnomen, ook heeft hij onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van [slachtoffer] . Uit de spreekrechtverklaringen van de ouders van [slachtoffer] blijkt het intense verdriet en de impact die het overlijden van [slachtoffer] op het gezin heeft. Daarnaast heeft de onverwachte dood van [slachtoffer] , een meisje dat midden in het leven stond en nog een hele toekomst voor zich had, een grote schok en gevoelens van verdriet en verontwaardiging veroorzaakt in het dorp [adres] en omgeving.

Een dergelijk feit rechtvaardigt in beginsel, een langdurige en onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal, na het bespreken van de oplegging van de maatregel, de hoogte van de op te leggen straf bespreken.

Oplegging van de tbs-maatregel

De rechtbank acht de maatregel tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna ook: tbs met dwangverpleging) noodzakelijk, gelet op het volgende.

Verdachte heeft 14 weken doorgebracht op de observatieafdeling van [instelling] , waar een klinisch multidisciplinair onderzoek naar verdachte is gedaan. Door drs. M.H. Bakkes, GZ-psycholoog en drs. M.D. van Ekeren, psychiater, is op 11 februari 2025 een rapport opgemaakt. Dit rapport houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:

Toen verdachte vier jaar oud was is hij geadopteerd door een Nederlandse familie. De eerste vier levensjaren van verdachte zijn turbulent verlopen, waardoor hechtingsproblematiek is ontstaan. De hechtingsproblemen hebben geleid tot een diepgewortelde verlatingsangst, gebrekkige mogelijkheden om emoties te reguleren en een broos zelfgevoel. Doordat het niet mogelijk was om negatieve emoties te uiten, hebben deze onderdrukte emoties zich in een onbewuste onderlaag van zijn persoonlijkheid genesteld. De sterke afweerlaag waar de negatieve emoties onder zitten, wordt gedefinieerd als een narcistisch pantser. Onder de sociaal zeer aangepaste buitenlaag (false self) van verdachte bevindt zich het eigenlijke maar afgeweerde zelf (true self). Verdachte heeft nauwelijks eigen identiteit: zijn identiteit bestaat er feitelijk uit dat hij zich voegt naar de ander, waaraan hij als het ware zijn bestaansrecht ontleend. Wanneer sprake is van (dreigende) verlatingen door een belangrijke ander of krenkingen, wordt aan zijn bestaansrecht getornd. Als de ander niet langer aan zijn (dwingende) behoefte aan aandacht en zijn behoefte er voor hem te zijn en blijven kan voldoen, roept dat heftige gevoelens van onmacht en existentiële angst op, die de afgeweerde gevoelens van boosheid en woede mobiliseren.

Bij verdachte is sprake van persoonlijkheidsproblematiek met borderline- en narcistische trekken. De kern van de problematiek wordt feitelijk gevormd door de zeer gebrekkige emotieregulatie, een gebrekkige regulatie van het zelfgevoel en een gebrekkige identiteit. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde.

De deskundigen menen dat de emotieregulatieproblematiek met gebrekkige coping in het omgaan met gevoelens van boosheid, teleurstelling, alsook met gevoelens van verlatingsangst, een belangrijke rol spelen in de weging van het recidiverisico. De vermijdende copingstijl is een sterke risicofactor. Daarnaast maakt de gebrekkige regulatie van het zelfgevoel verdachte gevoelig voor krenkingen, die bij hem tornen aan zijn bestaansrecht. Met zijn gebrekkige identiteitsontwikkeling is verdachte volledig afhankelijk van de input van een ander en daarmee extra gevoelig voor afwijzingen of krenkingen. Met name binnen intieme relaties (een relatief klein spectrum) wordt het risico op recidive van gewelddadig gedrag hoog geacht. Een vriendin vormt als het ware een verlengstuk van zijn eigen beperkte identiteit en maakt hem in grote mate afhankelijk van de ander. Een behandeling is noodzakelijk, waarbinnen vooral aandacht moet zijn voor het true self. Verdachte moet leren in contact te komen met zijn negatieve emoties. Omdat het vermijden van deze emoties, maar zeker ook het niet voelen van deze emoties, een overlevingsstrategie van verdachte is geworden, is het te verwachten dat hij in dit proces veel externe hulp en aansturing nodig zal hebben. Op dit moment is hij niet of nauwelijks in staat om negatieve emoties te voelen. De deskundigen achten de kans groot dat de problematiek van verdachte binnen het jeugdstrafrecht onvoldoende geadresseerd wordt, waarbij het risico aanwezig is dat de persoonlijkheidsproblematiek bij een niet passende benadering zal consolideren tot een persoonlijkheidsstoornis. Gezien het eerder veronderstelde hoge risico op recidive en het feit dat niet duidelijk is wat het psychotherapeutisch effect van het bewerken van afweer zal hebben op verdachtes klachten (boosheid, agressie of mogelijk zelfdestructief gedrag) en de dynamiek, dient de behandeling plaats te vinden binnen een veilige en gestructureerde setting. Binnen het volwassenenstrafrecht kan dit volgens de deskundigen enkel binnen het kader van de tbs met dwangverpleging. De verwachting is dat een klinische behandeling behoorlijk wat tijd zal behelzen. Om verdere consolidatie van de ernstige persoonlijkheidsproblematiek te voorkomen, dient de behandeling idealiter zo snel mogelijk van start te gaan.

De rechtbank kan zich met de inhoud en conclusies van het rapport verenigen en neemt deze over.

De rechtbank stelt vast dat aan alle formele eisen voor het opleggen van tbs is voldaan. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Verder eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel.

De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte van overheidswege moet worden verpleegd omdat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist.

De rechtbank zal, nu het bewezenverklaarde een misdrijf betreft dat gericht was tegen en gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, de maatregel ongemaximeerd opleggen.

Duur van de gevangenisstraf

De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat een dergelijk feit in beginsel een langdurige en onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Uit de jurisprudentie komt een wisselend beeld van opgelegde straffen naar voren, omdat de strafmaat sterk afhankelijk is van alle omstandigheden van het geval. De rechtbank ziet aanleiding om een kortere gevangenisstraf op te leggen dan geëist door de officier van justitie en zal dat hieronder toelichten.

De rechtbank acht in dit verband allereerst de jonge leeftijd van verdachte relevant. Verdachte was 19 jaar oud ten tijde van het plegen van het feit. De rechtbank zou daarom kunnen bepalen het jeugdstrafrecht toe te passen. De deskundigen van [instelling] , alsmede de reclassering, hebben echter geadviseerd om dit niet te doen. Hoewel zij ook aanknopingspunten noemen die pleiten voor de toepassing van het jeugdstrafrecht, adviseren zij berechting volgens het volwassenstrafrecht omdat een effectieve behandeling van de problematiek van verdachte, en daarmee het terugdringen van het recidiverisico, enkel binnen het kader van een tbs-maatregel kan worden bewerkstelligd. De rechtbank kan deze conclusie zoals gezegd goed volgen, maar heeft bij het bepalen van de straf in strafverminderende zin ook oog gehad voor de wegingsitems die pleiten voor het toepassen van het jeugdstrafrecht.

De rechtbank heeft verder in strafmatigende zin in aanmerking genomen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en dat aan hem zoals hiervoor is overwogen een tbs-maatregel zal worden opgelegd, welke naar verwachting aanzienlijke tijd zal duren.

Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 9 jaren passend en geboden.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:

- [ [naam] , tot een bedrag van 25.548,18 ter zake van materiële schade en

20.000,00 ter vergoeding van immateriële schade (affectieschade), vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;

  • -

    [naam] , tot een bedrag van 20.000,00 ter vergoeding van immateriële schade (affectieschade), vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;

  • -

    [naam] , tot een bedrag van 17.500,00 ter vergoeding van immateriële schade (affectieschade), vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

Met betrekking tot vergoeding van materiële schade, gevorderd door [naam] , zijn de volgende posten opgenomen:

  1. 6.639,38: uitvaartkosten

  2. 16.245,00: begraaf- en grafrechten

  3. 65,00: bronzen tuinprikker vlinder

  4. 864,87: bloemen

  5. 320,11: [naam] Fotografie (album)

  6. 413,82: [naam] Fotografie (locatie fotografie)

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen kunnen worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde affectieschade ten aanzien van de ouders en de uitvaartkosten (post 1) kunnen worden toegewezen.

Ten aanzien de begraaf- en grafrechten (post 2) heeft de raadsvrouw betoogd dat deze enkel voor het slachtoffer [slachtoffer] kunnen worden toegewezen en niet voor de ouders en zus van het slachtoffer, nu deze kosten niet in rechtstreeks causaal verband staan tot het handelen van verdachte.

Ten aanzien van de factuur voor de bloemen (post 4) heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank de vordering op dit onderdeel toewijst, de BTW in mindering dient te worden gebracht nu de factuur gericht is aan het bedrijf van [naam] .

Ten aanzien van de factuur voor de locatie fotografie (post 6) heeft de raadsvrouw gesteld dat onduidelijk is of de nabestaanden deze factuur hebben voldaan, nu deze op naam staat van [naam] .

Tot slot heeft de raadsvrouw ten aanzien van de gevorderde affectieschade door de zus van het slachtoffer, [naam] , gewezen op het feit dat de wetgever er niet voor heeft gekozen om broers en zussen van het slachtoffer op te nemen in de lijst gerechtigden in de wet Affectieschade en dat er - ten aanzien van de hardheidsclausule - wisselende jurisprudentie is met betrekking tot het al dan niet toekennen van affectieschade bij broers en zussen.

Oordeel van de rechtbank

Materiële schade, gevorderd door de vader van het slachtoffer

Posten 1 (uitvaartkosten), 3 (tuinprikker) en 5 (fotografie)

De rechtbank is van oordeel dat de uitvaartkosten, de kosten voor de tuinprikker en de kosten van de fotograaf voor het album kunnen worden toegewezen. Hiertegen is geen verweer gevoerd.

Post 2 (begraaf- en grafrechten)

De rechtbank overweegt dat op de voet van artikel 6:108 lid 2 BW uitsluitend de kosten van lijkbezorging voor vergoeding in aanmerking komen en dan slechts voor zover deze, gelet op de omstandigheden van de overledene, qua omvang en aard redelijk zijn.

In de factuur zijn de totale kosten van 16.245,00 gespecificeerd in grafrechten voor 50 jaar op de begraafplaats voor vier graven (4 x 3.838,00) en de begraafrechten ten aanzien van het slachtoffer. De grafrechten zien kennelijk op kosten voor een familiegraf en hebben niet uitsluitend betrekking op de overledene, maar tevens op de ouders en zus van de overledene. De kosten die voor ouders en zus van de overledene zijn gemaakt komen naar het oordeel van de rechtbank op grond van artikel 6:108 lid 2 BW niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de gevorderde vergoeding van de betreffende kosten toewijzen tot een bedrag van 4.731,00 en voor het overige (3 x 3.838,00) de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

Post 4 (bloemen)

Ten aanzien van de factuur voor de bloemen die op naam van [bedrijf] , (kennelijk) het bedrijf van de benadeelde partij, is gesteld, overweegt de rechtbank dat de factuur duidelijk ziet op privékosten en niet op kosten van het bedrijf. De rechtbank zal de vordering op dit onderdeel daarom toewijzen, inclusief BTW.

Post 6 (locatie fotografie)

De factuur van [bedrijf] Fotografie en Energielabels voor 4 uren locatie fotografie is gericht aan [naam] . De verdediging heeft gemotiveerd betwist dat de factuur door de benadeelde partij is voldaan. Nu uit de toelichting niet is gebleken dat de benadeelde partij de factuur heeft voldaan, zal de rechtbank de vordering op dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Conclusie

De rechtbank acht daarom de volgende materiële kosten voor toewijzing vatbaar:

  • -

    6.639,38: uitvaartkosten

  • -

    4.731,00: begraaf- en grafrechten

  • -

    65,00: bronzen tuinprikker vlinder

  • -

    864,87: bloemen

  • -

    320,11: [naam] Fotografie (album)

Totaal: 12.620,36

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij deze gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet of onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 februari 2024.

Affectieschade van de ouders en de zus van het slachtoffer

Op basis van artikel 6:108 BW hebben nabestaanden recht op vergoeding van immateriële schade, bestaande uit affectieschade. Vergoeding van affectieschade ziet bij overleden slachtoffers op het leed en verdriet dat nabestaanden is aangedaan. De wetgever heeft in lid 4 bepaald dat een beperkte kring van gerechtigden aanspraak kan maken op vergoeding van affectieschade. Het betreft ouders, partners en kinderen van het slachtoffer alsmede gevallen waarin er sprake is van een duurzame zorgrelatie in gezinsverband. Indien een vordering niet onder één van de categorieën uit de wet valt, kan een beroep gedaan worden op de hardheidsclausule (categorie g van artikel 6:108 lid 4 BW), als een persoon meent toch als naaste in de zin van deze wetsbepaling te kunnen worden aangemerkt. In dat geval zal die persoon moeten stellen en bij betwisting bewijzen dat sprake was van een hechte, affectieve relatie met de persoon die is overleden ten tijde van dat overlijden.

De vordering van [naam] , de zus van het slachtoffer, valt niet onder één van de genoemde categorieën uit de wet. Het uitgangspunt in de wet is namelijk (vooralsnog) dat broers en zussen geen aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade. Alleen in heel bijzondere gevallen, waarin sprake is van een hechte affectieve relatie, die (zeer) uitgaat boven de gewone hechte relatie die broers en zussen kunnen hebben, is ook ruimte voor vergoeding van affectieschade aan een broer of zus (op basis van de hierboven genoemde hardheidsclausule).

Uit de toelichting op de vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gebleken dat sprake was van een zodanig hechte affectieve relatie tussen [naam] en [slachtoffer] dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat [naam] als naaste in de zin van artikel 6:108 lid 3 BW dient te worden aangemerkt. Daartoe overweegt de rechtbank dat [slachtoffer] en [naam] opgroeiden in hetzelfde gezin, zij ook op het moment van het overlijden van [slachtoffer] beiden nog thuis woonden en dat zij altijd veel met elkaar deelden en met elkaar optrokken. De rechtbank zal gezien het voorgaande aan de zus van het slachtoffer een bedrag van

17.500,00 aan affectieschade toewijzen, conform categorie g van het Besluit vergoeding affectieschade.

De ouders van het slachtoffer vallen onder de beperkte kring van gerechtigden die aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade. De vorderingen van de ouders zijn in overeenstemming met het Besluit vergoeding affectieschade en zullen daarom worden toegewezen.

Schadevergoedingsmaatregel

Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank ten aanzien van alle benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.

Ten aanzien van benadeelde partij [naam] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [naam] te betalen:

  • -

    het bedrag van 32.620,36 (zegge: tweeëndertigduizend zeshonderdtwintig euro en zesendertig eurocent);

  • -

    de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening;

  • -

    de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.

Verklaart de vordering van [naam] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [naam] aan de Staat te betalen een bedrag van 32.620,36 (zegge: tweeëndertigduizend zeshonderdtwintig euro en zesendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 12.620,36 aan materiële schade en

20.000,00 aan immateriële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 122 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van benadeelde partij [naam] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [naam] te betalen:

  • -

    het bedrag van 20.000,00 (zegge: twintigduizend euro);

  • -

    de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening;

  • -

    de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken , tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [naam] aan de Staat te betalen een bedrag van 20.000,00 (zegge: twintigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 122 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van benadeelde partij [naam] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [naam] te betalen:

  • -

    het bedrag van 17.500,00 (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro);

  • -

    de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening;

  • -

    de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken , tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [naam] aan de Staat te betalen een bedrag van 17.500,00 (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21

februari 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.

Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 121 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. G.H. Boekaar en mr. S. Zwarts , rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 maart 2025.

1. De processen-verbaal waarnaar wordt verwezen, zijn opgenomen in het dossier van de Politie Eenheid

Noord-Nederland met nummer PL0100-2024047300 van 27 juni 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

2 Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen (JM097), pagina 261 en 262.

3 Bijlage 2 bij het proces-verbaal van bevindingen (JM090), pagina 144 en 145.

4 Proces-verbaal van bevindingen (JM090), p. 71 e.v.

5 Proces-verbaal van bevindingen (JM090), p. 71 e.v.

6 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 maart 2025.

7 Proces-verbaal van bevindingen (JM090), p. 71 e.v.

8 Proces-verbaal van verhoor getuige (JM019), p. 350 e.v.

9 Proces-verbaal van bevindingen (JM090), p. 71 e.v.

10 Eigen waarneming van de rechtbank, proces-verbaal ter terechtzitting van 17 maart 2025.

11 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 maart 2025.

12 Proces-verbaal van bevindingen (JM090), p. 71 e.v.

13 Proces-verbaal van verhoor getuige (JM009), p. 365 e.v.

14 Proces-verbaal van verhoor getuige (JM012), p. 323 e.v.

15 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 maart 2025.

16 Proces-verbaal van bevindingen (JM090), p. 71 e.v.

17 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 maart 2025.

18 Proces-verbaal van bevindingen (JM043), p. 55 e.v.

19 Proces-verbaal van bevindingen (JM085), p. 405 e.v.

20 Proces-verbaal van verhoor verdachte (JM098), p. 693 e.v.

21 Proces-verbaal van bevindingen (JM090), p. 71 e.v.

22 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 maart 2025.

23 Proces-verbaal van bevindingen (JM061), p. 68 e.v.

24 Proces-verbaal van verhoor verdachte (JM064), p. 621 e.v.

25 Proces-verbaal van bevindingen (JM085), p. 405 e.v.

26 Proces-verbaal van verhoor getuige (JM037), p. 342 e.v.

27 Proces-verbaal van bevindingen (JM013), p. 5 e.v.

28 Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden,

door drs. A.I.C. Christiaens (arts en forensisch patholoog) d.d. 25 maart 2024 (JM109), p. 438 e.v.

29 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 maart 2025.

30 Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (JM107-12), p. 548 e.v.

31 Proces-verbaal van verhoor verdachte (JM064), p. 621 e.v.

32 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 maart 2025.

33 Proces-verbaal van verhoor verdachte (JM068), p. 582 e.v.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.