Beoordeling door de kantonrechter
2. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de namens betrokkene
aangevoerde beroepsgronden.
3. De kantonrechter komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hij zal hierna uitleggen
hoe hij tot zijn beslissing is gekomen.
4. In het aanvullend beroepschrift heeft de gemachtigde aangevoerd dat ten onrechte is
bekeurd op kenteken. Uit de verklaring in het zaakoverzicht volgt dat de verbalisant heeft afgezien van een staandehouding vanwege “vaststelling middels mobiele radar”. Onder verwijzing naar jurisprudentie heeft de gemachtigde gesteld dat dit in zijn algemeenheid onvoldoende is om af te zien van een staandehouding.1
5. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt
geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
6. Zoals onder 1.3 is geschreven, is op 15 april 2024 een aanvullend proces-verbaal
ontvangen van de verbalisant. Daarin heeft deze verklaard dat de foto’s van de overtreding zorgvuldig beoordeeld en gecontroleerd zijn. Vervolgens heeft een tweede verbalisant, achteraf op het politiebureau, de foto’s beoordeeld en gecontroleerd, in het kader van het “vier ogen”-principe. Gelet op de statische controlepositie, het feit dat de gedraging met het radarsysteem is gedetecteerd, het feit dat er enige tijd verstreek voordat de gedraging beoordeeld en vastgesteld kon worden, en het feit dat sprake was van een eenmanscontrole, was er volgens de verbalisant geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder.
7. De kantonrechter overweegt, met verwijzing naar jurisprudentie van het hof, dat deze
verklaring in beginsel voldoende is om aan te nemen dat de sanctie terecht aan betrokkene als kentekenhouder is opgelegd.2 Waals heeft ter zitting ook gesteld dat de inhoud van het proces-verbaal hem duidelijk is.
Bevoegdheid van de verbalisant en eisen aan het proces-verbaal
8. Het is echter de vraag of – en zo ja, hoe zwaar – het aanvullend proces-verbaal in dit
geval mag meewegen. Waals heeft namelijk aangevoerd dat, hoewel de verbalisant zichzelf in het aanvullend proces-verbaal een surveillant noemt, hij op de website van de politie een boa genoemd wordt. De akte van beëdiging is volgens Waals vervallen in 2020. Dit houdt volgens hem in, dat de verbalisant niet bevoegd was. Daarnaast heeft Waals gesteld dat het proces-verbaal gebreken vertoont. Volgens het handboek van de politie dient het proces-verbaal van een boa de standplaats, het nummer van beëdiging en het domein van de boa te bevatten. Ervan uitgaande dat de akte zou bestaan, zou deze vormfout betekenen dat het aanvullend proces-verbaal de bijzondere bewijskracht verliest en dezelfde status zou hebben als het zaakoverzicht.
9. De vertegenwoordiger heeft gesteld dat het vaker voorkomt dat de website van de politie
niet bijgewerkt is en dat niet alle functiewijzigingen worden meegenomen. Daarnaast maakt het ontbreken van de akte niet dat de verbalisant niet bevoegd is. Hij heeft hierbij verwezen naar jurisprudentie van het hof (zonder een vindplaats te noemen). De vertegenwoordiger ziet geen reden om te twijfelen aan de bevoegdheid van de verbalisant. Volgens hem kunnen verder geen rechten worden ontleend aan het handboek politie en is een proces-verbaal vormvrij. Mocht in dit geval geen sprake zijn van een verklaring op ambtsbelofte, maar slechts van een verklaring met hetzelfde gewicht als het zaakoverzicht, dan is deze volgens de vertegenwoordiger nog steeds voldoende.
10. De kantonrechter overweegt dat in de jurisprudentie is bepaald dat de akte van
aanstelling of beëdiging van de verbalisant geen deel uitmaakt van de stukken in een Wahv-procedure en dat het ontbreken daarvan niet zonder meer de conclusie rechtvaardigt dat een verbalisant onbevoegd is.3 In zoverre heeft de vertegenwoordiger gelijk. Het is dus noodzakelijk dat met een onderbouwd verhaal twijfel wordt gezaaid aan de bevoegdheid van de verbalisant.
11. Waals heeft niet enkel gesteld dat de akte niet bij de op de zaak betrekking hebbende
stukken zit, zoals bedoeld in het hiervoor aangehaalde arrest. Hij heeft ook gemotiveerd aangevoerd dat de akte van beëdiging tot buitengewoon opsporingsambtenaar van de verbalisant (die openbaar te vinden is) in 2020 is verlopen, waardoor niet kan worden vastgesteld of de verbalisant wel bevoegd was. Dit is dus een andere situatie dan in het kennelijk door de vertegenwoordiger bedoelde en onder 10 aangehaalde arrest.
12. De kantonrechter heeft de stelling van Waals gecontroleerd en via de website
van de politie de akte van beëdiging tot buitengewoon opsporingsambtenaar gevonden. Hierin staat dat de verbalisant op 26 juni 2015 is beëdigd en dat zijn opsporingsbevoegdheid is vervallen op 26 oktober 2020. Zodra de opsporingsbevoegdheid verviel, is ook de eed vervallen. De akte schrijft voor dat in dat geval de buitengewoon opsporingsambtenaar de akte van beëdiging en zijn legitimatiebewijs terug moet zenden naar de verstrekker – in dit geval de afdelingsmanager V&T, die namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft opgetreden. Een kopie van de (verlopen) akte is bij deze uitspraak gevoegd.
13. De kantonrechter overweegt dat deze informatie openbaar beschikbaar is voor de burger,
zodat deze kan controleren of de verbalisant die hem een boete heeft opgelegd, hiertoe ook bevoegd was. Dit betekent dat de burger rechten moet kunnen ontlenen aan deze gegevens. Dat de politie de website niet bijwerkt en niet alle functiewijzigingen registreert, zoals de vertegenwoordiger heeft gesteld, kan niet in het nadeel van de burger werken, die zijn overheid moet kunnen controleren. In dit geval staat niet vast dat de verbalisant onbevoegd was, maar door de gebrekkige informatievoorziening van de politie kan ook niet worden vastgesteld dat de verbalisant wél bevoegd was om een ambtsedige verklaring af te leggen. Het lag op de weg van de vertegenwoordiger om dit laatste aan te tonen. Dit leidt ertoe dat de kantonrechter het aanvullend proces-verbaal in zijn geheel buiten beschouwing zal laten.
Gevolgen voor de beoordeling
14. Dat betekent vervolgens dat de kantonrechter de toepassing van artikel 5 van de Wahv
enkel nog zal beoordelen aan de hand van de verklaring in het zaakoverzicht. Daarin heeft de verbalisant verklaard dat doordat de overtreding met een mobiele radar is geconstateerd, geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestond.
15. Zoals de gemachtigde terecht heeft aangevoerd in het aanvullend beroepschrift, is dit in
zijn algemeenheid onvoldoende om af te zien van staandehouding, gelet op de jurisprudentie.4 Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestond en dat artikel 5 van de Wahv is geschonden. Dit heeft tot gevolg, dat de boete niet in stand kan blijven.
Conclusie en gevolgen
16. Het voorgaande brengt met zich dat de kantonrechter het beroep tegen de beslissing
van de officier van justitie gegrond zal verklaren en de inleidende beschikking zal vernietigen.
17. Nu het beroep gegrond zal worden verklaard, zijn er gronden aanwezig om de door
betrokkene gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand te vergoeden. Op grond van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen worden toegekend:
- -
één punt ter waarde van € 624,00 voor het indienen van het beroepschrift bij de officier van justitie;
- -
één punt ter waarde van € 875,00 voor het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter; en
- -
één punt ter waarde van € 875,00 voor het bijwonen van de zitting.
18. Gelet op de aard van de zaak en volgens de lijn van het hof voor bezwaren en beroepen
tegen beslissingen van vóór 1 januari 2024 past de kantonrechter de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe.5 Hij zal de officier van justitie veroordelen in de proceskosten tot een bedrag van (€ 624,00 + € 875,00 + € 875,00) x 0,5 = € 1.187,00.
19. Met ingang van 1 januari 2024 is in artikel 13a, derde en vierde lid, van de Wahv
bepaald dat uitbetalingen vanwege een beslissing op het administratief beroep of een uitspraak op beroep op grond van deze wet uitsluitend plaatsvinden op een bankrekening die op naam staat van degene aan wie de beschikking van de administratieve sanctie is opgelegd. Er is geen overgangsrecht van toepassing en deze vorderingen tot uitbetaling zijn niet vatbaar voor vervreemding of verpanding. De kantonrechter zal zich, onder verwijzing naar het arrest van het hof van 17 juni 2024, onbevoegd verklaren om zich uit te laten over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding.6