Wahv. Betrokkene voert aan dat de plek waar hij heeft geparkeerd geen eigendom van de gemeente is, waardoor ze geen parkeerboetes kan opleggen. Deze beroepsgrond slaagt niet. Er dient te worden beoordeeld of de plek waar betrokkene stond geparkeerd een voor het openbaar verkeer openstaande weg is. Daarvoor is niet bepalend van wie het terrein is. Ongegrond.
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van 23 december 2024 in het beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), ingediend door
[betrokkene] (hierna: betrokkene),
wonende in [woonplaats]
(gemachtigde: [gemachtigde]).
Zitting hebben
als kantonrechter : mr. P.G. Wijtsma
als griffier : mr. W.B. Jongsma
Gemachtigde en betrokkene zijn niet op de zitting verschenen. Als vertegenwoordigster van de officier van justitie is verschenen mr. S. Bayram.
De verweten gedraging betreft ‘stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken)’, verricht op 20 maart 2023, om 11:29 uur, locatie: Toxopeusstraat in Groningen, met een personenauto, met kenteken [kenteken]. De opgelegde sanctie bedraagt € 119,00 (inclusief administratiekosten).
Betrokkene voert aan dat het geen duidelijke stoep is en dat dit stuk geen eigendom is van de gemeente, waardoor ze geen parkeerboetes kan opleggen.
De kantonrechter sluit het onderzoek en doet onmiddellijk mondeling uitspraak. Hij overweegt daarbij als volgt:
Betrokkene betwist de gedraging niet, maar voert argumenten aan om deze te verklaren. Daarmee is de gedraging komen vast te staan. Vervolgens is de vraag of er feiten en omstandigheden zijn die aanleiding geven tot een wijziging van de sanctie.
In de door betrokkene aangevoerde omstandigheden ziet de kantonrechter geen aanleiding de sanctie te matigen of te vernietigen. Van de door betrokkene geschetste onduidelijkheid is de kantonrechter niet gebleken. De verschillende soorten bestrating en de trottoirband onderscheiden de stoep duidelijk van de rijbaan. Daarnaast ontbreekt belijning die aangeeft dat het om parkeervakken gaat. Aan de andere kant van dezelfde weg zijn dergelijke parkeervakken wel duidelijk aangegeven. Hierdoor was het duidelijk dat betrokkene niet op de bewuste plek mocht parkeren.
Verder voert betrokkene aan dat de plek waar hij heeft geparkeerd geen eigendom van de gemeente is. Deze beroepsgrond faalt. Er dient te worden beoordeeld of de plek waar de betrokkene stond geparkeerd een voor het openbaar verkeer openstaande weg is.1 Daarvoor is niet bepalend van wie het terrein is. Uit vaste rechtspraak volgt dat het desbetreffende stuk grond tot de openbare weg behoort zolang dit voor een ieder toegankelijk is en de toegang niet feitelijk en op kenbare wijze is belemmerd. Dat kan bijvoorbeeld door een hek of een slagboom, al dan niet in samenhang met de plaatsing van borden "verboden toegang".2 Nu het trottoir waar betrokkene heeft geparkeerd feitelijk voor het openbaar verkeer openstaat, is het een voor het openbaar verkeer openstaande weg.3 Het stuk dat betrokkene bij het beroepschrift heeft gevoegd doet hier niet aan af. Het is de kantonrechter namelijk niet duidelijk wat betrokkene met dat stuk wil aantonen, omdat dat kennelijk gaat over betaald parkeren, en dat is iets anders dan parkeren op zich.
De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond.
Waarvan proces-verbaal,
griffier, kantonrechter,
Rechtsmiddel
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op:
1 Zie artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet (WVW) 1994.
2 Zie de arresten van de Hoge Raad van 16 januari 2001 (ECLI:NL:HR:2001) en 8 april 1997 (ECLI:NL:HR:1997). Zie daarnaast het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 2 februari 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:962).