Woo-verzoek aan curator. Beroep niet tijdig beslissen dan wel beroep tegen fictieve weigering. Bestuursrechter verklaart zich onbevoegd omdat de curator geen bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1 van de Awb.
Rechtspraak.nl JOR 2024/210 met annotatie van B.J. Tideman
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 mei 2024 in de zaak tussen
Stichting Timpaan Groep, uit [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. A.P.P. Witteveen),
en
[naam curator] q.q., verweerder
(gemachtigde: mr. N.H.M. Poort).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een niet genomen besluit van verweerder dan wel de weigering om een besluit te nemen naar aanleiding van een verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Verweerder heeft op 15 mei 2023 op het verzoek gereageerd. Eiseres heeft op
13 februari 2024 een beroepschrift ingediend.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vertegenwoordigd door [bestuurder 1] , vergezeld door [bestuurder 2] en [oud-bestuurder] , bijgestaan door haar gemachtigde; verweerder en zijn gemachtigde.
Beoordeling door de rechtbank
2. Verweerder is de curator in het faillissement van eiseres. Tussen partijen is in geschil of de faillissementscurator beschouwd moet worden als een bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Wanneer dat niet het geval is, is de bestuursrechter niet bevoegd om op het beroep te beslissen.
2.1.
De rechtbank oordeelt dat zij niet bevoegd is op het beroep te beslissen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Eiseres voert – kort samengevat – aan dat de faillissementscurator als bestuursorgaan beschouwd moet worden omdat de curator zodanig vergaande publieke taken en bevoegdheden heeft dat gesteld moet worden dat hij met openbaar gezag is bekleed en dat hij in feite een publieke taak heeft. Eiseres heeft daartoe onder andere gewezen op de bevoegdheden die aan de curator zijn toegekend bij de invoering van de Wet versterking positie curator.1
3.1.
Verweerder stelt zich – kort samengevat – op het standpunt dat de faillissementscurator rechts- en dwangmiddelen heeft die voortvloeien uit de Faillissementswet (Fw) maar dat dat niet betekent dat hij met openbaar gezag is bekleed. De toegekende bevoegdheden zijn alleen te gebruiken op basis van de Fw en met toestemming van de rechter-commissaris.
4. In artikel 8:1 Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter.
4.1.
In artikel 1:3, eerste lid, Awb is bepaald dat onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
4.2.
Uit artikel 6:2 Awb volgt dat de schriftelijke weigering om een besluit te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit gelijk worden gesteld met een besluit.
4.3.
In artikel 1:1, eerste lid, Awb is bepaald dat onder bestuursorgaan wordt verstaan:
een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat de curator is belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel.2 Hij moet zich blijkens vaste rechtspraak3 laten leiden door de belangen van de gezamenlijke schuldeisers en daarbij ook rekening houden met maatschappelijke belangen, waaronder het belang van werkgelegenheid. De rechter-commissaris houdt hierop toezicht4 en gaat daarbij na of de curator binnen de grenzen van de wet blijft, handelt in het belang van de gezamenlijke schuldeisers en zijn taak behoorlijk vervult.
4.5.
De rechtbank overweegt dat de faillissementscurator voor de uitvoering van zijn taak bevoegdheden heeft die diep kunnen ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van de gefailleerde. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat de faillissementscurator met openbaar gezag is bekleed. De faillissementscurator oefent geen publiekrechtelijke bevoegdheid uit tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van een ander rechtssubject. Er zijn hem op grond van de Fw weliswaar bevoegdheden verleend maar die dienen niet primair ter behartiging van een algemeen belang. De toegekende bevoegdheden zijn ook geen publiekrechtelijke bevoegdheden ten behoeve van het uitvoeren van een overheidstaak.
4.6.
Eiseres heeft aangevoerd dat de curator zodanig ingrijpende bevoegdheden heeft dat zijn handelen controleerbaar moet zijn met behulp van de Wet open overheid. De Woo heeft tot doel om de toegang tot overheidsinformatie voor iedereen te vergroten. Het gaat daarbij om transparantie van het bestuur. De curator is echter geen bestuursorgaan, zodat de Woo niet van toepassing is. Als dat wel het geval was, zou dat ertoe leiden dat iedereen toegang kan krijgen tot informatie over een gefailleerde. De rechtbank wijst erop dat voor de gefailleerde is voorzien in de mogelijkheid om door middel van een verzoek aan de rechter-commissaris op te komen tegen elke handeling van de curator. De gefailleerde kan ook een verzoek doen bij de rechter-commissaris om meer inzage te krijgen in de niet openbare documenten in het faillissementsdossier.5 De rechter-commissaris zal dan de betrokken belangen moet afwegen. 6 Daarmee is voorzien in een procedure waarmee de rechten van betrokkenen voldoende zijn gewaarborgd.
4.7.
Wat eiseres verder ter onderbouwing van haar standpunt heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank volgt eiseres niet in de uitleg die zij geeft aan de brief van de Minister van Rechtsbescherming van 29 maart 20217. Deze brief was een reactie op een verzoek in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur om informatie te verstrekken “(…) waaruit blijkt dat de wetgever de faillissementscurator heeft uitgezonderd van artikel 1:1, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de faillissementscurator niét geldt als een bestuursorgaan, of dat de wetgever de faillissementscurator anderszins onttrokken heeft aan de Wob.” De minister heeft in bovengenoemde brief laten weten dat op het bestuursdepartement van zijn ministerie geen documenten zijn aangetroffen met betrekking tot het verzoek. Anders dan eiseres leest de rechtbank daarin geen erkenning van het standpunt dat de curator een bestuursorgaan zou zijn, maar alleen dat ten aanzien van het concrete verzoek geen documenten zijn aangetroffen.
4.8.
De rechtbank oordeelt dus dat de bestuursrechter niet bevoegd is om op het beroep te beslissen omdat de curator geen bestuursorgaan is in de zin van de Awb en er derhalve geen (fictief) besluit is genomen op grond van de Awb.
Conclusie en gevolgen
5. De rechtbank verklaart zich onbevoegd. Dit betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk zal beoordelen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht terug. Zij krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep;
-
bepaalt dat het griffierecht aan eiseres wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.S. Schür, rechter, in aanwezigheid van mr. L.J. van der Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.