Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair en feit 2 primair.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair en subsidiair en feit 2 primair en subsidiair. Hij heeft daartoe, kort weergegeven, het volgende aangevoerd.
Het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde steunt uitsluitend op heimelijk gemaakte video-opnamen. De videoregistratieapparatuur is gebruikt in het kader van stelselmatige observatie en is daarmee een technisch hulpmiddel in de zin van artikel 126 ee Wetboek van Strafvordering. De apparatuur dient in dat geval te voldoen aan de eisen van het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering. Nu deze voorschriften voor de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden niet zijn nageleefd, is niet controleerbaar of de opnameapparatuur voldoet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld en kan niet worden vastgesteld of de vastgelegde gegevens authentiek zijn. De raadsman stelt zich gelet hierop primair op het standpunt dat de inzet van de (niet-goedgekeurde) videoregistratieapparatuur onrechtmatig is, en dat de daaruit (onrechtmatig) verkregen gegevens niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Nu ander bewijs voor het onder 1 ten laste gelegde ontbreekt, dient verdachte reeds hierom van het eerste feit te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte op de tenlastegelegde tijd op de tenlastegelegde plaats aanwezig was. Verdachte ontkent met klem de persoon te zijn die de jongens (tevens aangevers) bij de Baggelhuizerplas hebben gezien en hij ontkent zich aldaar schuldig te hebben gemaakt aan het plegen van seksuele dan wel oneerbare handelingen. De omstandigheid dat verdachte die dag bij de Baggelhuizerplas is gezien door verbalisanten en de herkenning door aangevers van verdachte van een oude foto is onvoldoende bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij het onder 2 ten laste gelegde.
Daarnaast heeft de raadsman met betrekking tot het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde seksueel corrumperen, onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie, betoogd dat ‘enig ontuchtig oogmerk’ in de zin van artikel 248d Sr niet kan worden vastgesteld, terwijl evenmin sprake is geweest van enig contact tussen verdachte en de slachtoffers zodat niet kan worden vastgesteld dat sprake was van een ‘ertoe bewegen’ door verdachte.
Met betrekking tot de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde schennis van de eerbaarheid heeft de raadsman voorts aangevoerd dat niet is gebleken dat de twee minderjarige jongens - in het zicht en/of ten overstaan van wie volgens de tenlastelegging oneerbare handelingen zouden zijn verricht - die handelingen ook feitelijk hebben waargenomen. Van een onverhoedse en ongewilde confrontatie met bepaalde lichaamsdelen dan wel handelingen is
geen sprake geweest. De enkele zichtbaarheid van een mannelijk geslachtsdeel in een gezamenlijke herenkleedkamer van het zwembad kan bezwaarlijk als ‘oneerbaar’ worden aangemerkt. Voorts is opzet op het schenden van de eerbaarheid vereist. Verdachte heeft aangegeven dat hij zich in het geheel niet bewust is geweest van zijn gedrag, dat hij zich in het zwembad niet lekker voelde en een soort paniekaanval had, en dat hij zich van de omgeving - waaronder de jongens - in het geheel niet bewust is geweest. Het kan niet worden uitgesloten dat verdachte zijn geslachtsdeel heeft vastgepakt en heen en weer bewogen uit een zenuwtrek. Van een opzettelijke handeling, laat staan van een seksuele bedoeling, is in het geheel niet gebleken, aldus de raadsman.
Met betrekking tot het gebruik van de videoapparatuur heeft de officier van justitie betoogd dat anders dan de raadsman meent, deze apparatuur weliswaar is gebruikt ten tijde van de stelselmatige observatie, maar dat nu slechts sprake is geweest van incidenteel gebruik, geen sprake is van een technisch hulpmiddel als bedoeld in artikel 126 ee Wetboek van Strafvordering.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat de inzet van de videoregistratieapparatuur onrechtmatig is en dat de daaruit (onrechtmatig) verkregen gegevens - de camerabeelden - niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, overweegt de rechtbank het volgende.
De camerabeelden die tijdens de observatie van verdachte zijn opgenomen in de kleedruimte van het zwembad in Biddinghuizen maken deel uit van het procesdossier. De raadsman kon hierover voorafgaand aan de terechtzitting beschikken. Verdachte heeft desgevraagd verklaard dat hij de camerabeelden op een eerder moment al met zijn raadsman heeft bekeken.
Op verzoek van de officier van justitie zijn de camerabeelden ter terechtzitting getoond. Tijdens het tonen van de camerabeelden ter terechtzitting is verdachte daarover bevraagd door de rechtbank en door de officier van justitie en zijn de beelden door de raadsman en verdachte becommentarieerd. Verdachte heeft desgevraagd niet ontkend dat hij de man is die op de beelden te zien is. Verdachte heeft voorts niet gezegd dat wat op de beelden is te zien niet is gebeurd. Door de verdediging is voorts op geen enkel moment voor of tijdens het tonen van de beelden ter terechtzitting bezwaar gemaakt tegen het gebruik van die beelden of aangegeven dat deze aantoonbaar zijn gemanipuleerd. De rechtbank is, gelet op voornoemde gang van zaken, van oordeel dat het verweer met betrekking tot (het gebruik van) de camerabeelden, dat de raadsman eerst bij pleidooi naar voren heeft gebracht, tardief is, en dat de camerabeelden voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De rechtbank merkt daarbij (ten overvloede) op dat er geen aanwijzingen zijn dat de camerabeelden niet authentiek zijn en dat de eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden overeenkomt met de inhoud van het proces-verbaal van politie waarin de beelden zijn beschreven.
Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank acht hetgeen onder 1 primair en onder 2 primair is ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen en past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 23 mei 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Voorzitter: dan komen wij nu toe aan de bespreking van het voorval in Biddinghuizen. Het lijkt erop dat u op zoek was naar een plek om te zwemmen. U komt terecht in een kleedkamer van een zwembad. Daar zijn beelden van. Hebt u die beelden gezien?
Verdachte: ik heb de beschrijving van de beelden bij de politie gelezen. Bij de advocaat heb ik de beelden gezien. Het klopt dat ik daar geweest ben.
Voorzitter: de rechtbank heeft de beelden ook gezien.
(de beelden worden getoond)
Voorzitter: wat doet u met uw hand achter de handdoek?
Verdachte: mijn rechterarm en schouder gaan trillen als ik paniek heb.
Voorzitter: ik zie toch duidelijk dat u uw hand over uw penis heen en weer beweegt.
Verdachte: ja je ziet wat je wilt zien.
Voorzitter: de politie heeft opgeschreven wat zij op de camerabeelden hebben gezien. Dat komt overeen met wat wij nu zien.
Verdachte: dat vind ik niet.
Voorzitter: wat ziet u dan?
Verdachte: ik zie mijn arm heen en weer gaan.
Voorzitter: wat ligt er in uw hand als u die beweging maakt?
Verdachte: (lacht) dat zeg ik niet.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2018, opgenomen op pagina 98 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met registratienummer PL0100-2018249379 inhoudende proces-verbaalnummer PL0100-2018169866 d.d. 27 september 2018, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Door mij zijn de beelden welke zijn aangeleverd door het OT uitgekeken. Hiervan heb ik
onderstaande verslag gemaakt.
08:29 - ongeveer 09:44 uur
Verdachte komt van links weer in beeld en trekt zijn zwembroek weer uit. Hij loopt
vervolgens links weer uit beeld met zijn handdoek in zijn hand. Hij komt dan weer een
beeld, pakt zijn zwembroek in zijn hand en kijkt meerdere keren in de richting van
het raam. Hij legt de zwembroek weer weg en pakt zijn handdoek met zijn
linker hand, doet de handdoek om zijn middel. Zijn rechter handhand is niet in beeld
maar je ziet een lichte op en neer gaande beweging van onder de handdoek. Deze moet
dan gemaakt worden door zijn rechter hand. Je ziet de handdoek om zijn middel die
licht van links naar recht beweegt.
09:44 - 10:18 uur
Verdachte [verdachte] staat weer op , pakt zijn zwembroek, zijn handdoek nog steeds in zijn hand en loopt in de richting en kijkend in de richting van het raam. Hij houdt daarbij zijn handdoek links naast hem ter hoogte van het onderlichaam. Nu zie je weer maar in nog lichtere mate dat zijn handdoek heen en weer gaat.
10:18 - ongeveer 10:50 uur
Verdachte [verdachte] loopt versneld naar de rechter hoek en pakt zijn zwembroek en trekt deze aan. Hij kijkt in de richting van het raam en loopt weer heen en weer. Hij twijfelt even kort of hij nu wel of niet zijn geslachtsdeel in zijn zwembroek zal stoppen. Hij pakt zijn handdoek, maakt weer afdrogende bewegingen en op dat moment komen een tweetal minderjarige jongens in beeld. Deze jongens blijken later een tweetal broertjes (stief broertjes ) te zijn in de leeftijd van 7 en 11 jaar oud.
10:50 - ongeveer 11:33 uur
De beide jongetjes trekken hun zwembroek uit. Je ziet de verdachte [verdachte] op de
achtergrond op een afstand van hooguit een drietal meters. Hij heeft direct al weer zijn zwembroek uitgetrokken. Hij staat achter de jongens, zonder zwembroek, maakt afdrogende bewegingen met zijn handdoek en pakt daarbij met zijn rechter hand zijn geslachtsdeel vast. Hij kijkt daarbij een aantal malen in de richting van het raam.
Hij staat daarbij met zijn ontbloot onderlichaam in de richting van de beide jongens.
Af en toe houdt hij zijn handdoek voor zijn geslachtsdeel en maakt daarbij met zijn rechter hand bewegingen die mogelijk gelijken op aftrekkende bewegingen van een hand aan een geslachtsdeel. Terwijl de jongens hun zwembroek uittrekken zie je verdachte [verdachte] duidelijk in beeld met nog steeds een rode handdoek in zijn linker hand en zijn rechter hand bij zijn geslachtsdeel, af en toe afgedekt door zijn handdoek. Hij staat nog steeds dicht bij de jongens en ook gericht naar de jongens. De rechter hand van de verdachte gaat een aantal malen op en neer in de directe omgeving van zijn geslachtsdeel. Verdachte [verdachte] heeft zich zo opgesteld dat hij nog steeds in de richting van de jongens staat, maar daarbij ook meerdere keren kan kijken in de richting van het raam. Vervolgens maakt hij afdrogende bewegingen over zijn bovenlichaam. Je ziet daarbij duidelijk zijn ontbloot onderlichaam en zijn geslachtsdeel. Staande in de richting van de jongens, raakt hij daarbij nog een keer met zijn rechter hand zijn geslachtsdeel aan.
11:33 - ongeveer 11:45 uur
Hij maakt nog steeds met zijn linker hand afdrogende bewegingen over zijn bovenlichaam en met zijn rechterhand heeft hij zijn geslachtsdeel vast en maakte duidelijk zichtbaar aftrekkende bewegingen. Zijn lichaam is nog steeds gericht naar de jongens toe. Verdachte [verdachte] loopt met ontbloot onderlichaam door de kleedruimte in de richting van het raam. Een van de beide jongens kijkt in de richting van verdachte [verdachte].
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 25 juli 2018, opgenomen op pagina 16 e.v. van voormeld dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Wanneer ben je voor het laatst bij de Baggelhuizenplas te Assen op de fiets geweest?
A: Volgens mij ben ik daar vorige week nog langs gekomen. Zou best kunnen dat ik toen
die route/rondje heb gefietst. Zou ook best een week eerder kunnen zijn geweest.
V: Leg eens uit, welk rondje fiets je dan als je bij de Baggelhuizerplas bent.
A: Ja er helemaal om heen, zeg maar bij die bosrand langs. Ik ga dan bij Van der Valk langs en dan helemaal achterlangs via een sintelpad en dan bij de bosrand door en dan bij de tunnel van Baggelhuizen en dan dwars door de woonwijk Baggelhuizen en dan geloof ik bij de tweede tunnel het Provincie huis of zo en dan ga ik richting de Witterstraat en dan de brug over naar de Troelstralaan en dan weer links af bij de Nobellaan en dan zo weer op huis aan.
V: Wat draag je dan als je naar de Baggelhuizerplas gaat als we het hebben over bijvoorbeeld vorige week?
A: Gewoon dit want het is warm. Ik draag nu een shirt en een korte broek, wat ik altijd draag. Het is een blouse, een overhemd met knopen aan de voorkant.
V: Wat kun je verder over dat overhemd vertellen.
A: Ik heb nu een geblokte aan met korte mouwen.
V: Wat draag je bijvoorbeeld onder je korte broek?
A: Een onderbroek
V: Hoe ziet die onderbroek eruit?
A: Ik draag gewoon een normaal klein onderbroek]e.
V: Begrijp ik van jou dat je een klein onderbroekje draagt zonder pijpjes?
A: mmm.
V: Bedekt zo een broekje je billen en of je voorkant?
A: Ja een gewoon broekje een soort zwembroekje zeg maar.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juli 2018, opgenomen op pagina 52 e.v. van voormeld dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1]:
A: Ik was op woensdag 4 juli 2018 omstreeks 16.30 uur aan het mountainbiken bij de
Baggelhuizerplas. Ik was samen met mijn vrienden [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 4]. Wij fietsten de mountainbike route om de Baggelhuizerplas.
V: Wat gebeurde er precies?
A: Wij waren aan het mountainbiken en wij zagen de man staan.
A: Een blanke man, oudere man rond de 60 jaar oud, de man was klein ik denk 1.60 cm lang, het enige wat hij aan had was een strak zwart speedo zwembroekje met langs de randjes van dit broekje een felle kleur geel of groenachtig, het was een reflecterende kleur. De man was dik van postuur, ik bedoel hiermee dat hij een redelijk buikje had. Hij had een kaal hoofd bovenop, met een klein beetje kort grijs haar op de achterzijde en een klein beetje op de zijkant van zijn hoofd.
V: Wat gebeurde er toen je de man zag?
A: Ik kwam aanfietsen, ik reed als derde in de rij. Voor mij reden [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] op de mountainbike. Achter mij reed [slachtoffer 2]. Ik reed op het fietspad en naderde een U bocht naar rechts in het bos. Ik zag dat tussen de U bocht lage bosjes aan de rechterzijde waren. In het midden stond een boom. Ik zag dat de man voor mij rechts stond, maar links naast de boom. Ik zag dat deze man met zijn handen zijn zwembroek omlaag trok. Ik zag dat de man op dat moment met de rug naar mij toe stond, hierdoor zag ik zijn blote billen. Ik vond dit niet fijn. Ik zag dat de man nu compleet naakt was. Ik zag dat de man direct een trekkende beweging met zijn handen ter hoogte van zijn kruis om zijn penis maakte, hij deed dit met zijn rechterarm. Ik zag zijn rechterarm trekkende bewegingen maakten. Dit kon ik goed zien want 2 seconden later zag ik hem ook van de voorkant en maakte hij nog steeds de trekkende bewegingen ter hoogte van zijn kruis met zijn penis in zijn hand. Ik zag dat dit zijn penis was omdat ik een stukje van zijn eikel zag. Ik zag dat zijn zwembroek op de grond lag, op zijn voeten.
V: Wat voor gevoel kreeg je daarbij?
A: Hij trok ze helemaal strak zijn billen, dit zag ik doordat ze strak tegen elkaar aan stonden. Het was echt vreselijk om te zien.
V: Heb jij nog wat gezegd op dat moment?
A: Ik zei gadverdamme gast! En ben toen doorgefietst.
A: Ik fietste verder en ging rechts de U bocht in. Ik fietste toen aan de andere kant van het bosje en fietste de man weer tegemoet. Ik zag dat de man mij aan bleef kijken toen ik de bocht in reed. Ik kon de man constant zien. De man ging ondanks dat nog steeds door met zichzelf aftrekken.
V: Hoe zag jij dit?
A: Ik zag dat de man een trekkende beweging maakte met zijn penis en tevens naar mij keek. Ik heb gezien dat hij dit met de rechter hand deed. De man wilde echt dat ik dit zag.
V: Waarom denk je dat?
A: Toen ik de bocht door fietste draaide de man met mij mee en bleef zichzelf aftrekken. Ik zag dat hij naar mij keek.
V: Heb jij gezien hoe de man daar op die plek is gekomen?
A: Ik zag een fiets staan.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juli 2018, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2]:
Vorige week was ik aan het mountainbiken op het parcours aan de Baggelhuizerplas in Assen. Ik was samen met mijn tweelingbroer [slachtoffer 3] en mijn vrienden [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1]. Halverwege kom je bij een soort tussenstuk nabij de rotonde van Kloosterveen. Dit tussenstuk fiets je in de route twee keer. De eerste keer dat wij daar langs fietsen zag ik gelijk na de eerste bocht een man staan. Ik zag dat de man ons aan keek en oog contact zocht. Ik zag dat omdat hij ons bleef volgen met zijn ogen terwijl wij daar langs fietsten. Ik zag dat de man zijn broek helemaal op zijn enkels had. Dat was een blauw met witte zwembroek. Het leek of de zwembroek van het merk Speedo was maar dat weet ik niet zeker. Die zwembroek was het enige wat hij op dat moment aan had aan kleding. Op het moment dat ik de man dus zag, zag ik dat hij zijn hand ter hoogte van zijn piemel hield. Ik kon een stukje van zijn velletje en een stukje van zijn eikel zien. Ik zag dat hij een beweging met zijn hand maakte die op een neer ging. Ik herkende deze beweging als aftrekken.
Ik zag verder dat er een fiets naast de man op de grond lag. Wij zijn niet gestopt en fietsen door de route verder. Dat betekende dus dat we na 10 meter de bocht door gingen en draaiden en hem dus weer zagen. Even eerder hadden wij de man ook al zien fietsen. De man fietste namelijk op het mountainbikeparcours achter ons. Ik kan de man die ik gezien heb als volgt omschrijven:
- boven de 50 jaar oud
- de man was iet wat dik
- de man was boven op zijn hoofd kaal, en had aan de zijkanten kort grijs haar
- de man had ook een grijze snor
- de man was denk ik ongeveer net zo groot als ik ben. Ik ben zelf 1.67 meter lang
- hij droeg dus een blauw met witte zwembroek. Het was een strakke zwembroek die zeg
maar net als een onderbroek zit.
- de man droeg ook een bril.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juli 2018, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3]:
A: Wij reden over de mountainbike route heen en op een plek waar je moest omdraaien stond hij, waardoor eigenlijk om hem heen moesten fietsen, stond hij naakt. Ik zag dat hij alleen een "speedo" zwembroek aan had. Deze "speedo" zwembroek had hij al helemaal uitgedaan en hing op zijn enkels.
V: Wat deed die man?
A: Ik zag dat hij zichzelf stond af te trekken.
V: Jij zegt ik zag dat deze man zichzelf aan het aftrekken was, wat zag jij?
A: Hij had zijn "lul" in zijn hand en bewoog zijn hand heen en weer.
V: Wat deed de man met zijn andere hand?
A: Nou volgens had hij de "speedo" eerst op zijn knieën en deed hij met zijn andere hand de "speedo" nog verder naar beneden.
V: Waar kwam die man vandaan?
A: Volgens mij zagen wij hem ook al eerder op de mountainbike route fietsen en heeft hij een stuk afgesneden om bij ons in de buurt te komen.
V: Wat deed deze man toen jullie hem zagen?
A: Hij keek naar ons en draaide met ons mee, waar wij naartoe gingen.
V: Jij zegt dat jij de man mogelijk eerder hebt zien fietsen, weet je dat zeker?
A: Dat weet ik niet zeker, maar hij leek er wel heel veel op. Kort daarvoor zagen wij ook een man in "speedo" fietsen, zonder bovenkleding.
V: Toen jullie de man naakt zagen, wat voor kleding had hij toen aan?
A: Alleen een "speedo" die op zijn enkels hing
V: Kan jij je nog herinneren wat voor kleur de "speedo" had?
A: Volgens mij was het zwart kleurige of een donkerblauwe .
V: Wat is een "speedo"?
A: Het is een hele kleine strakke zwembroek.
V: Hoe zag de man er verder uit?
A: Ik vond dat hij er best oud uit zag. Hij droeg een brilletje, hij was best dik, volgens mij had hij ook een snor en een baard en had heel weinig haar op zijn hoofd.
V: Kan je iets vertellen over zijn haarkleur?
A: Volgens mij was dat grijs.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juli 2018, opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4]:
A: Ik was op woensdag 4 juli 2018 omstreeks 16.15 uur aan het mountainbiken bij de
Baggelhuizerplas. Ik was samen met mijn vrienden [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 1]. Wij fietsten over de mountainbike route net bij het stukje dat je Kloosterveen in kan. Dit was bij de forelvijver.
Ik zag een man die zichzelf aan het bevredigen was. Hij draaide met mij mee toen ik de bocht om ging.
Ik fietste voorop. Wij waren op de mountainbike route en kwamen op het stuk waar je een U bocht naar rechts maakt. Toen ik de U bocht naderde zag ik een man bij een boom staan. De man stond rechts van mij. Om de man heen waren bosjes.
V: Hoe zag deze man eruit?
A: Een blanke man, rond de 60 jaar oud, de man was niet heel groot ik denk 1.70 cm lang, de man had heel kort grijs haar. De man had ook een snor. De man had een heel klein strak zwart zwembroekje aan en verder niets.
V: Wat gebeurde er toen je de man zag?
A: Ik zag toen ik langs fietste dat de man mij aan keek en met zijn hele lijf naar ons toe draaide. Ik zag dat hij zichzelf aan het bevredigen was.
V: Hoe zag jij dat?
A: Ik zag dat hij met zijn hand in zijn broek zat. Ik zag dat hij met een van zijn handen op een neer gaande bewegingen maakte bij zijn kruis.
V: Jij zei net dat jij zag dat de man met jullie meedraaide. Hoe ging dat precies?
A: Wij fietsten langs en de man bleef naar ons kijken toen wij de bocht door fietsten en voor de tweede keer langs hem fietsten. De man keek ons steeds aan terwijl hij zichzelf aan het masturberen was.
V: Heb jij gezien hoe de man daar op die plek is gekomen?
A: De man had wel een fiets bij zich.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 18 juli 2018, opgenomen op pagina 67 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige]:
V: Voor we inhoudelijk over de zaak gaan beginnen willen we eerst graag van je weten
in welke hoedanigheid jij de mogelijke verdachte kent?
A: Ik ken hem van vroeger wel goed. Hij is familie.
V: Over wie hebben we het?
A: [verdachte].
V: Wat is er met jouw zoon gebeurd?
A: Hij kwam thuis en zei dat ik zo gebeld zou worden door de politie. Ik vroeg waarom
en toen zei hij dat ze aan het mountainbiken waren en dat er toen iemand in de bosjes
stond die vies aan het doen was. Na doorvragen bleek dat hij met zichzelf aan het
spelen was. Hij was met [slachtoffer 1] en de tweeling [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Dat hadden ze toen bij
handhaving gemeld.
Ik besprak het met mijn vrouw en zij moest meteen denken aan [verdachte]. We hebben toen overlegd om een foto van [verdachte] aan [slachtoffer 4] te laten zien. Van die foto heb ik de andere personen die er op staan afgeknipt zodat alleen [verdachte] nog was te zien. Ik moet er wel bij zeggen dat de foto al 14 jaar oud was. [slachtoffer 4] zei toen direct dat die man er wel op leek. Hij zei letterlijk: "Volgens mij is het hem." [slachtoffer 4] kent [verdachte] verder helemaal niet. Daarna is de foto via WhatsApp gestuurd naar de andere drie jongens met de vraag of ze die man herkenden. Een van de drie zei: Ik durf het niet te zeggen. De andere twee zeiden dat het heel goed zou kunnen dat het hem is.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juli 2018, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
Op woensdag 4 juli 2018 omstreeks 14.00 uur was ik samen met verbalisant [verbalisant 3], belast met een surveillance rondom de Baggelhuizerplas, gelegen aan de Baggelhuizen in Assen.
Op het bureau werd al een bekende schennispleger genoemd. Namelijk [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1995 te Gasselte. Deze man voldoet aan signalementen uit eerdere meldingen. Hierop heb ik een foto van [verdachte] opgezocht in het politiesysteem.
Omstreeks 14:30 uur kwam ik samen met verbalisant [verbalisant 3] aan bij het strandpaviljoen. Via Whats-app ontving ik een bericht van verbalisant [verbalisant 4] dat hij een manspersoon op de fiets langs hem heen zag fietsen die voldeed aan het opgegeven signalement van [verdachte]. De man fietste in onze richting. Ik zag dat bovengenoemd manspersoon langs mij en verbalisant [verbalisant 3] fietste. De man kwam uit de richting van het strandpaviljoen en fietste over het grindpad in de richting van het hondenstrand. Op het moment dat de man langs mij en verbalisant [verbalisant 3] fietste zag ik dat de man een lichtgele of -blauwe blouse met ruitpatroon en korte mouwen droeg, met daaronder een zwarte korte zwembroek. Zo'n korte zwembroek wordt in de volksmond ook wel een "speedo" genoemd.
Het leek heel even alsof deze man geen broek droeg. Verder zag ik dat de man een grijze snor had en een bril droeg, ongeveer tussen de 50 en 60 jaar oud was en op een herenfiets fietste. Deze man leek duidelijk op de foto van [verdachte] uit het Politiesysteem die ik eerder deze dag had gezien. Ik ben vervolgens samen met verbalisant [verbalisant 3] achter deze man aangelopen. Ik was de man vanaf dat moment even uit het oog verloren. Verbalisant [verbalisant 4] is terug naar zijn voertuig gelopen en is vanaf de noordkant omgereden naar de oostkant bij het hondenstrand, en is vervolgens te voet weer in de richting van het strandpaviljoen gelopen over het grindpad.
Ik liep samen met verbalisant [verbalisant 3] over het zelfde grindpad als verbalisant [verbalisant 4] maar dan in tegengestelde richting. Wij kwamen vanuit de richting van het strandpaviljoen toen ik aan mijn rechterzijde bij de waterkant van de grote plas een manspersoon uit het hoge riet zag komen lopen. Ik zag dat deze man een zwarte korte zwembroek, precies zoals hierboven beschreven droeg. Toen ik samen met verbalisant [verbalisant 3] dichterbij de man kwam, zag ik dat het om bovengenoemde man ging. Ik zag dat de man nu zijn blouse half ontknoopt droeg waarbij zijn buik duidelijk zichtbaar was. Bij de waterkant stond zijn fiets. De afstand tussen deze man en mij schat ik op ongeveer 20 tot 25 meter. Daardoor kan ik niet met volle 100 procent zeggen dat het hier ging om betrokkene [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1995 te Gasselte, maar voldeed hij sterk aan het opgegeven signalement. Ik ben samen met verbalisant [verbalisant 3] doorgelopen over het grindpad langs de man heen en we zijn vervolgens verderop bij het hondenstrand op een bankje gaan zitten met zicht op deze man.
Omstreeks 15:00 uur zag ik vanaf het bankje dat de man vanaf de waterkant tussen het riet in één rechte lijn de bossen inliep aan de andere kant van het grindpad waar ook het mountainbike parcours is gevestigd. De man nam zijn fiets mee.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2018, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3]:
Op woensdag 4 juli 2018, omstreeks 14.00 surveilleerde ik in burger gekleed rondom de Baggelhuizerplas. Ik kreeg op het politiebureau te horen dat er meer toezicht gehouden moest worden rondom de Baggelhuizerplas. Dit omdat er meldingen waren van een schennispleger die bij het Baggelhuizerplas actief was. Op het bureau werd een bekende schennispleger genoemd. Hierop heb ik op het politiebureau een foto opgezocht van de bekende schennispleger. Dit betrof een foto van [verdachte].
Ik kreeg omstreeks 14.50 uur een melding van verbalisant [verbalisant 4], via WhatsApp, dat hij een verdachte man zag. Deze fietste over het grindpad bij het strandpaviljoen. Hij zag een manspersoon op een fiets zitten die richting ons fietste.
Ik zag dat de man ons voorbij fietste. De man had de volgende signalement:
Blanke man, tussen de 50 en 60 jaar oud, gezet postuur, een zichtbaar buikje, grijze snor en grijs haar. Hij droeg een witte of lichtgekleurd overhemd met korte mouwen, dit overhemd had een geruit patroon, dit patroon had blauwe of groene strepen. Vanaf een afstand leek het of de man geen broek aan had, toen hij dichter bij kwam, zag ik dat de man een zwarte korte, strakke zwembroek droeg. In de volksmond wordt dit "speedo" of "ballenknijper" genoemd.
Ik zag dat deze man voldeed aan de signalementen van [verdachte].
Ik liep vanaf het strandpaviljoen naar de hondenplas. Ik liep ter hoogte van het strand wat tussen het strandpaviljoen en de hondenplas zit. Ik zag hier een man uit de begroeiing aan de waterkant lopen, deze droeg een korte zwarte strakke zwembroek, deze man liep gelijk weer terug. Ik liep vervolgens richting het hondenstrand. Ik zag hier de man met de signalementen van [verdachte]. Ik zag dat hij met een half ontknoopte blouse, waarbij de buik duidelijk zichtbaar was, aan de waterkant tussen een open gat in de begroeting stond. Ik ben vervolgens doorgelopen en op een bankje bij de hondenplas gaan zitten.
Ik zag omstreeks 15.00 uur, dat de man uit de begroeiing aan de waterkant liep. Ik zag dat hij even stil bleef staan op het grindpad. Vervolgens liep hij het bos in.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde, het seksueel corrumperen van kinderen, heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 4 juli 2018 is door een viertal jongens gezien dat een man zich in de bosschages naast de mountainbikeroute bij de Baggelhuizerplas stond af te trekken.
De verdachte heeft ontkend dat hij deze man is. Hij heeft verklaard dat hij wel vaker (op de fiets) bij de Baggelhuizerplas in Assen komt maar dat hij niet zeker weet of dat ook op 4 juli 2018 het geval was en dat hij zeker de tenlastegelegde handelingen niet heeft gepleegd. Ondanks de ontkenning van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat hij op 4 juli 2018 in de bosschages naast de mountainbikeroute bij de Baggelhuizerplas aanwezig was en zich daar heeft staan aftrekken. Er zijn 4 aangiftes van de jongens die hebben verklaard dat zij een man dit hebben zien doen. Zij hebben alle vier een uitgebreid en overeenstemmend signalement van deze man gegeven en ook van de kleding die hij droeg. De (expliciete) omschrijving van de zwembroek, een zogenaamde speedo, door aangevers komt overeen met de zwembroek die op 24 juli 2018 bij verdachte in beslag is genomen. Ook hebben drie van de vier jongens verdachte herkend van een (zij het gedateerde) foto. De politie heeft in de middag van 4 juli 2018 gesurveilleerd in de omgeving van de Baggelhuizerplas en heeft een man zien fietsen en lopen die aan het signalement van verdachte voldeed. De rechtbank acht op basis hiervan bewezen dat het de verdachte is geweest die op 4 juli ter plaatse was en genoemde seksuele handelingen heeft verricht.
Naar aanleiding van voornoemde aangiftes en eerdere soortgelijke meldingen is vervolgens een bevel stelselmatige observatie afgegeven en is verdachte gevolgd en geobserveerd, waarna hij op 24 juli 2018 op heterdaad in de kleedruimte van een zwembad in Biddinghuizen is aangehouden.
Dat verdachte op 24 juli in bedoelde kleedruimte aanwezig was staat derhalve niet ter discussie en dat hij daar seksuele handelingen met zichzelf heeft verricht blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende uit de opgenomen camerabeelden.
Met betrekking tot het verweer van de raadsman ten aanzien van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde seksueel corrumperen, dat ‘enig ontuchtig oogmerk’ in de zin van artikel 248d Wetboek van Strafrecht niet kan worden vastgesteld, terwijl evenmin sprake is geweest van enig contact tussen verdachte en de slachtoffers zodat niet kan worden vastgesteld dat sprake was van een ‘ertoe bewegen’ door verdachte, overweegt de rechtbank het volgende.
Blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 248d Wetboek van Strafrecht is van een “ontuchtig oogmerk” sprake als de verdachte voor zijn eigen seksueel gerief een jeugdige aanwezig laat zijn bij seksuele handelingen. Het bestanddeel "ertoe bewegen" in de delictsomschrijving van genoemd artikel impliceert een actieve gedraging gericht op het brengen van het kind tot het getuige zijn van die seksuele handelingen, waarbij de aandacht van de jeugdige op enigerlei wijze moet zijn getrokken. Niet vereist is dat de jeugdige participeert in de seksuele handelingen waarvan hij of zij getuige is. Het met ontuchtig oogmerk confronteren van de jeugdige met seksuele handelingen volstaat.
Uit de verklaringen van de aangevers (feit 2), het relaas van de verbalisanten en de camerabeelden (feit 1), volgt volgens de rechtbank dat de verdachte seksuele handelingen heeft gepleegd in het zicht van minderjarigen beneden de 16 jaar, voor zijn eigen seksueel gerief.
Hij bevond zich in beide gevallen op een plek waar kinderen de seksuele handelingen konden zien en ook hebben gezien. Uit de verklaringen van aangevers blijkt dat verdachte bij de Baggelhuizerplas oogcontact maakt, dat hij hen met zijn ogen blijft volgen en dat hij met zijn (naakte) lichaam, terwijl hij aftrekkende bewegingen maakt, meedraait als zij langsfietsen. Uit de camerabeelden van de kleedruimte blijkt dat verdachte geregeld in de richting van het raam of de deur van de kleedkamer kijkt en zijn zwembroek meermalen aan- en uitdoet. Hij trekt zodra de jongens de kleedruimte binnenkomen zijn zwembroek weer uit. Eveneens blijkt uit de camerabeelden dat hij de jongens aankijkt en (in een besloten ruimte op heel korte afstand) bloot door de ruimte loopt en daarna naar hen toe gedraaid staat met zijn geslacht in zijn hand. Hij maakt in zicht van ( één van de ) de jongens aftrekkende bewegingen.
Bij gebreke van enige andere geloofwaardige verklaring met betrekking tot het motief voor dit handelen, kan het volgens de rechtbank niet anders zijn dan dat de verdachte, die naakt naast het mountainbike pad staat en zichzelf aftrekt in het zicht van minderjarige jongens, en die in de beslotenheid van de kleedruimte, zonder andere volwassenen, in aanwezigheid van de minderjarige jongens seksuele handelingen verricht, uit eigen gerief heeft gehandeld. Er is dus sprake van een ontuchtig oogmerk en verdachte heeft de slachtoffers bewogen daarvan getuige te zijn.
Op grond van het voorgaande falen de verweren van de raadsman.