Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoeker, geboren op 29 juli 1947, woont zelfstandig, samen met zijn echtgenote.
Verzoeker heeft een ontwikkelingsstoornis (ASS) in een relatief ernstige mate met daaruit voortvloeiend ernstige beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren, in de zelfredzaamheid en in de participatie. Het is noodzakelijk dat verzoeker in een vertrouwde, prikkelarme en veilige omgeving wordt begeleid, omdat de stoornis niet behandelbaar, maar slechts begeleidbaar is. De zorg wordt verleend door zijn echtgenote en door mevrouw Bloem.
In verband met zijn beperkingen is verzoeker in het verleden op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) geïndiceerd voor 4 tot 9,9 uur begeleiding individueel en 2 tot 3,9 uur persoonlijke verzorging.
In 2016 heeft het CIZ verzoekers WLZ-aanvraag afgewezen op de grond dat de grondslag van de aanvraag wordt gevormd door zijn ASS-problematiek, zodat verzoeker zich moet wenden tot de gemeente voor een aanvraag van een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
3.1.
In het kader van een herindicatie heeft economisch-indicatieadviseur R. Meints van ScioPeng op 15 maart 2017 advies uitgebracht. Zij heeft gerapporteerd dat het doel van de te verstrekken voorziening moet zijn dat verzoeker zo lang en zo zelfstandig mogelijk in de eigen omgeving blijft wonen. Daarom is verzoeker erbij gebaat dat hij naar een geschikte dagbestedingsplek gaat. Hierdoor wordt ook zijn echtgenote ontlast, waardoor er wellicht in de toekomst bij haar weer ruimte is om wat gebruikelijke zorg te leveren.
Het is noodzakelijk dat de begeleider op zoek gaat naar een geschikte dagbestedingsplek. Hiervoor wordt twee uur per week begeleiding groep geïndiceerd. Voor de rest van de doelen is, totdat er een geschikte dagbestedingsplek is gevonden, een tussenoplossing geadviseerd, bestaande uit begeleiding individueel. Dit is bedoeld voor begeleiding bij de persoonlijke verzorging, het opzetten van een duidelijke weekplanning, het toezicht houden op de medicatie en de begeleiding tijdens wandelingen.
3.2.
Met inachtneming van dit advies heeft verweerder verzoeker bij primair besluit van 18 april 2017 voor de periode 1 april 2017 tot en met 30 september 2017 geïndiceerd voor 11 uur en 55 minuten begeleiding individueel op basis van een tarief (voor een niet opgeleid persoon) van € 15,40 per uur.
4.1.
In bezwaar is verzocht een maatwerkvoorziening te verstrekken, bestaande uit 28 uur persoonlijke verzorging, 7 uur ADL-ondersteuning en 24 dagen per jaar respijtzorg. Voorts is bezwaar gemaakt tegen het individuele tarief. Verwezen is voorts naar een schrijven van 24 juli 2017 van P. Huizinga, gezondheidszorgpsycholoog, werkzaam bij het Autismeteam Noord-Nederland. Huizinga verklaart hierin dat verzoeker, gezien zijn problematiek geen baat zal kunnen hebben bij groepsgewijze begeleiding/dagbesteding. Juist dit zal stresserend werken voor verzoeker, waarbij de ervaring vanuit het verleden is geweest dat hij hierdoor juist meer overprikkeld en overspoeld raakt, wat weer snel kan leiden tot emotieregulatie- problemen. Ook de huisarts heeft bij brief van 14 juli 2017 dagbesteding ten zeerste afgeraden.
4.2.
Het bezwaarschrift is op 26 juli 2017 tijdens een hoorzitting van de Commissie van advies voor de bezwaarschriften (de commissie) nader toegelicht. De commissie stelt zich op het standpunt dat onvoldoende zorgvuldig onderzoek naar een passende maatwerk-voorziening is verricht. Gezien de aanwezige medische stukken is er, volgens de commissie, geen grond om uren te indiceren om onderzoek te doen naar de passendheid van groepsbegeleiding noch om een indicatie te stellen met een relatief korte looptijd.
4.3.
Bij besluit op bezwaar van 14 december 2017 is het primaire besluit van 18 april 2017 herroepen. In plaats daarvan is aan verzoeker uit praktische overwegingen een maatwerkvoorziening begeleiding individueel voor 15 uur per week tegen een maximaal tarief van € 35,00 toegekend voor de periode 1 april 2017 tot en met 31 december 2017. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de begeleiding die tot nu toe is geboden, niet overeenkomstig het advies van economisch-indicatieadviseur Meints is. De geboden begeleiding is niet passend, omdat voor verzoeker professionele begeleiding noodzakelijk is.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld, bij deze rechtbank geregistreerd onder nummer 17/4491, waarop nog niet is beslist.
5.1.
Verzoeker heeft verweerder op 26 juli 2017 verzocht om een maatwerkvoorziening inzake individuele begeleiding en huishoudelijke ondersteuning.
5.2.
Na eigen onderzoek heeft A. van Diermen, arts/medisch adviseur bij ScioPeng, op
10 september 2017 geadviseerd verzoeker in aanmerking te brengen voor begeleiding individueel voor 28 uur per week.
Verzoeker ondervindt, aldus de medisch adviseur, beperkingen in de zelfredzaamheid en in de participatie, die hij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. Met verzoeker is een dagstructuur afgesproken en daarbij is ondersteuning noodzakelijk. Daarnaast heeft verzoeker overdag permanent toezicht nodig om zijn activiteiten en gedrag bij te sturen wanneer dit blijkt of dreigt te ontsporen (de ongeplande zorgmomenten).
Verzoeker dient in aanmerking te worden gebracht voor huishoudelijke ondersteuning voor de zware huishoudelijke taken, de lichte huishoudelijke taken, de wasverzorging, het doen van boodschappen en organisatie van huishoudelijke activiteiten. De omvang dient nog nader te worden vastgesteld op basis van een gedegen analyse door een ergonomisch adviseur.
Tot slot dient verzoeker in aanmerking te worden gebracht voor 14 dagen respijtzorg per jaar ter vervanging van de mantelzorg van zijn echtgenote, teneinde overbelasting van haar te voorkomen.
De medisch adviseur acht Zorg in Natura (ZIN) niet passend en geeft aan dat zowel de begeleiding als de huishoudelijke ondersteuning bij voorkeur via een persoonsgebonden budget moet worden geregeld. Geadviseerd wordt de voorziening voor onbepaalde tijd te indiceren.
Op 22 oktober 2017 heeft Van Diermen, op verzoek van verweerder een nader advies uitgebracht, waarbij hij zijn standpunt heeft gehandhaafd en toegelicht.
5.3.
Bij het primaire besluit van 19 december 2017 is op de aanvraag van 26 juli 2017 beslist. Verzoeker is voor het jaar 2018 geïndiceerd voor 15 uur begeleiding individueel op basis van een tarief van maximaal € 35,00 per uur.
Anders dan de medisch adviseur is verweerder van mening dat verzoeker met het ophogen van het aantal uren tot 28 uur begeleiding individueel in de vorm van ‘aansporing, toezicht en bijsturing door de dag heen’, geen passende begeleiding krijgt om zo lang mogelijk en zo zelfstandig mogelijk te leven in de eigen woonomgeving. Evenmin is deze vorm van begeleiding een oplossing voor het verminderen van de (dreigende) overbelasting van verzoekers echtgenote. Gezien het advies dat ergonomisch-indicatieadviseur Meints op
27 maart 2017 heeft uitgebracht, is begeleiding individueel voor 10 uur een geschikte en adequate begeleiding. Gelet op de complexiteit van de bij verzoeker vastgestelde psychische beperkingen en gedragsproblematiek is professionele begeleiding noodzakelijk, aldus verweerder.
Om verzoeker en zijn begeleider ruimschoots de gelegenheid te geven te onderzoeken hoe de indicatie moet worden ingevuld, ontvangt verzoeker tijdelijk (tot en met 31 december 2018) 5 uur extra per week boven de vastgestelde uren begeleiding van 10 uur. Verzoeker wordt een overgangstermijn (tot 1 april 2018) geboden om een hulpverlener te vinden die voldoet aan de gestelde voorwaarden; dit dient iemand te zijn die aantoonbare kennis heeft van ASS en de daaruit voortvloeiende gedragsstoornissen alsook vaardigheden en ervaring heeft met het begeleiden van volwassenen met een dergelijke stoornis.
6. Bij brief van 20 december 2017 is bezwaar gemaakt. Gesteld is dat de thans toegekende omvang van de begeleiding individueel verre van toereikend is. Voorts kan niet worden ingestemd met de opgelegde voorwaarden, omdat de gegeven begeleiding gezien de adviezen van verweerders medisch adviseur Van Diermen wel als passend kan worden beschouwd; dit in tegenstelling tot verweerders -niet medisch geschoolde- mening.
Hangende deze bezwaarprocedure is de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
7. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
7.1.
Niet in geschil is dat verzoeker dusdanige beperkingen heeft dat hij begeleiding behoeft. Hierin wordt -al jaren- voorzien door verzoekers echtgenote en mevrouw Bloem, die als vaste vervangster mevrouw Fieret heeft.
8.1.1.
Verweerders medisch adviseur stelt in zijn rapport van 10 september 2017 dat de huidige begeleiding (primair besluit van 18 april 2017: indicatie voor 11 uur en 55 minuten) die verzoeker ontvangt onvoldoende blijkt om het niveau van zelfredzaamheid van verzoeker op een aanvaardbaar niveau te houden.
Op de dagen dat mevrouw Bloem er is, verloopt een dag redelijk rustig en gestructureerd; zij kent verzoeker goed en kan hem daardoor adequaat aansporen en bijsturen in zijn dagelijkse functioneren. Verzoeker accepteert dit van haar omdat er een vertrouwensband is ontstaan, waarin deze begeleiding effect heeft. De dagen dat er geen begeleiding is, verlopen chaotisch en verzoeker is op die dagen zeer gespannen en vertoont een aanzienlijk hogere mate van gedragsproblemen. Zijn echtgenote ervaart hierdoor een toenemende overbelasting en is steeds minder goed in staat om de gebruikelijke zorg en de mantelzorg die zij verleent vol te houden. Deze situatie is niet wenselijk omdat uitval van de echtgenote onvermijdelijk zal leiden tot ontreddering van de leefeenheid.
De indicatie op basis van het advies van Meints is niet meer aan de orde vanwege een medische contra-indicatie tegen begeleiding groep. Het indicatieadvies van 10 uur dat dan nog resteert is op zich navolgbaar, maar uitbreiding van het aantal uren begeleiding individueel naar 28 uur per week is medisch geïndiceerd, aldus de medisch adviseur.
8.1.2.
Naar aanleiding van vragen van verweerders WMO-consulent Van Dijk heeft de medisch adviseur op 22 oktober 2017 een nader advies uitgebracht en zijn eerder ingenomen standpunt nader toegelicht. De medisch adviseur heeft er op gewezen dat de in zijn advies van 10 september 2017 geadviseerde omvang van de begeleiding individueel van 28 uur per week een gewogen inschatting is van hetgeen benodigd is om structurele overbelasting van verzoekers echtgenote te voorkomen. Gezien de grilligheid van de problematiek van verzoekers echtgenote kan niet exact per dag of week worden aangegeven hoeveel uren er nodig zullen zijn.
8.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat met de door de medisch adviseur voorgestelde indicatie verzoekers zelfredzaamheid niet verbetert, daar niet is vast komen te staan dat mevrouw Bloem is opgeleid voor de werkzaamheden die zij in het kader van de in deze specifieke situatie toegekende voorziening verricht, te weten de individuele begeleiding van een persoon met psychische beperkingen en gedragsproblematiek. Het mag zo zijn dat de aanwezigheid van mevrouw Bloem verzoeker rust geeft, maar de vraag is of dit is te beschouwen als begeleiding; het is meer “aanwezig zijn”. De bedoeling van de begeleiding is dat, indien de begeleider er niet is, er ook rust is. De huidige begeleiding is daarom niet passend en deze vorm van begeleiding is evenmin een oplossing voor het verminderen van de (dreigende) overbelasting van verzoekers echtgenote.
Verzoekers problematiek vraagt een gestructureerde daginvulling, zoals de medisch adviseur ook zelf aangeeft. Het is niet duidelijk hoe de begeleiding nu wordt ingevuld, in welke vorm de begeleiding wordt gegeven, welke activiteiten er worden gepland en welke taken eventueel moeten worden overgenomen als het te zwaar wordt. In het advies van Meints wordt wél geschetst, hoe hier invulling aan zou kunnen worden gegeven, als de zelfredzaamheid op juiste (professionele) wijze wordt geactiveerd.
8.3.1.
Namens verzoeker is gesteld dat verweerder weliswaar uitgaat van het verdergaand activeren van verzoeker, maar dat daarvan niet te veel moet worden verwacht. Het is in het geheel niet duidelijk waarom de begeleiding slechts door een professional zou kunnen worden geleverd. Verwezen is naar de rapportage van de medisch adviseur, die aangeeft dat het functioneren van verzoeker in welke taak dan ook, sterk interessegebonden is. Indien verzoeker voor een taak geen interesse heeft, kan hij hierin ook mét begeleiding niet effectief zijn. Dat is geen onwil, maar dat is inherent aan het ziektebeeld c.q. zijn mentale gesteldheid. Daarom moeten deze taken worden overgenomen. Uit het rapport van de medisch adviseur is af te leiden dat mevrouw Bloem haar taak goed vervult.
8.3.2.
Verzoekers echtgenote heeft ter zitting verklaard dat verzoeker steeds intensievere begeleiding nodig heeft en dat juist mevrouw Bloem de kunst verstaat verzoeker te sturen, zonder dat hij het eigenlijk zelf door heeft. Mevrouw Bloem heeft 20 jaar ervaring in het begeleiden van autistische kinderen en volwassen. Zij heeft hiervoor geen speciale opleiding gevolgd, maar is van plan de opleiding voor autismecoach te gaan volgen.
9. Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat een maatwerkvoorziening een passende bijdrage moet leveren aan de zelfredzaamheid en/of de participatie van de cliënt.
9.1.
Uit de door de gemachtigde van verweerder ter zitting gegeven toelichting bij het bestreden besluit leidt de voorzieningenrechter af dat verweerder met name grote problemen heeft met het feit dat voor verweerder niet duidelijk is wat mevrouw Bloem en de echtgenote van verzoeker nu precies aan begeleiding geven en of dit wel adequaat is. De gemachtigde van verweerder heeft enerzijds gesteld dat, mede gelet op de wet, het doel van de voorziening moet zijn dat verzoeker meer zelfstandig wordt, maar anderzijds ook erkend dat de situatie van verzoeker niet beter wordt.
9.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is verweerder er niet in geslaagd aan te geven waarom is afgeweken van het advies van de medisch adviseur Van Diermen. Deze medisch deskundige heeft (de ernst van) verzoekers problematiek vastgesteld en op basis daarvan, anders dan verweerder meent, op voldoende inzichtelijke wijze aangegeven wat aan zorg moet worden geboden.
Op basis van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is niet duidelijk geworden waarom, volgens verweerder, in het onderhavige geval begeleiding door een professional meerwaarde zou hebben en slechts door iemand die een relevante opleiding heeft gevolgd, zou kunnen worden gegeven. Eveneens ontbreekt een objectieve, deugdelijke onderbouwing voor de stelling dat begeleiding door een professional er voor zal zorgen dat verzoekers echtgenote niet meer overbelast raakt, waardoor respijtzorg ook niet meer noodzakelijk is.
Dat de indicatie is gesteld door een ervaren Wmo-consulent die, zo verweerder stelt, deskundig is op het gebied van de vorm waarin begeleiding moet worden gegeven, maakt dit niet anders. Deze is immers niet aan te merken als een medisch deskundige, laat staan als specialist op het gebied van autisme.
9.3.
Gelet op het voorgaande heeft het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit een redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter ziet daarom reden het primaire besluit te schorsen en aan verzoeker met ingang van de datum van de verzending van deze uitspraak tot zes weken na de te nemen beslissing op bezwaar zonder enige voorwaarde een maatwerkvoorziening toe te kennen in de vorm van een pgb voor 28 uur begeleiding individueel op basis van een tarief van ten hoogste € 35,00 per uur. Tevens heeft verzoeker voor de duur van deze voorlopige voorziening maandelijks recht op 1 dag respijtzorg.
10. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
11. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.002,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,00 en wegingsfactor 1).
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- schorst het primaire besluit van 19 december 2017;
- bepaalt dat verweerder verzoeker een maatwerkvoorziening verleent in de vorm van een pgb voor individuele begeleiding voor 28 uur per week en 1 dag per maand respijtzorg, met ingang van de datum verzending van deze uitspraak tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat verweerder aan verzoeker het betaalde griffierecht van € 46,00 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.002,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van H.J. Boerma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: